• No results found

Eerste Boek. 23. Gezang.

Stem: Het Feest van Flora.

1.

Gy vlugt me, ô! Chloë, zonder Reeden, Gelyk een jonge Hinde doed, Ontsteld en beevende van Leeden,

Als zy haar Moeder met veel spoed, Langs hooge en ongebaande Bergen

Loopt zoeken: daar het ritz'len van Het Loof haar weet tot Angst te vergen;

Een Windje haar doen vreezen kan. 2.

Het zy de jonge en teed're Blaad'ren Zig maar beweegen, heen en weêr, Door de aankomst en het blyde naad'ren

Der Lenthe, zoo verschrikt zy zeer. 't Zy dat zy 't ruisen komt te hooren

Der Haage, daar den Haagedis Komt door de Takken heen te booren,

't Verstrekt haar al tot hindernis. 3.

Het Hartje jaagd, de Beentjes knikken; En ik nogthans vervolg u niet.

Ach! Chloë, wild niet voor my schrikken,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Als of ge een Leeuw of Tiger ziet Die u op 't wreedste wil doen sneeven.

Nu gy, ô! Chloë, Huwbaar zyt, Laat af, uw Moeder na te streeven

En voeg u billik naar den Tyd.

Minne-klagt.

Stem: Kom, kom, kom, myn Schoonste op der Aarden.

1.

ACh! ach! ach! myn Lief, myn Ziel, myn Leeven; Ach! ach! ach! myn Harderin.

Wilt gy my voor altoos gaan begeeven.

Waarom, ô! wreede Maagd, ontvlugt gy toch myn Min? 'k Bid u, myn Schoone, slaat uwe lieve Oogen

Op my met gunst en met vriendelykheid; Hebt met myn Kwelling toch meededoogen,

'k Heb u myn Min tot een Offer geweid. 2.

Wist gy, hoe myn Hart, myn Ziel en Zinnen,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Nooit dan met opregte Trouw, Altyd tragten uwe Gunst te winnen,

Ik weet gewis gy zoud niet vlieden, schoone Vrouw. Kund gy myn vlugten, daar ik u myn Liefde

Aanbied uit een onderdanig gemoed, Dat gy door uwe Volmaaktheeden griefde

En dat nooit Ontrouw nog List heeft gevoed! 3.

Hoord dan toch eens na myn droeve Klagten; Hebt meêdoogen met myn pyn,

Die 'k alleen door u moet zien verzagten.

Ach! was uw' Weêrmin dan myn beste Medicyn. Zoo zou ik vrolyk en vergenoegt Leeven,

Zoo zag ik eens myn verlangen bekroond, Om my met u in den Echt te begeeven:

Ik weet myn Min regtvaardig wierd beloond. 4.

Die my kwetssten kan my weêr geneezen. Die my toebragt myne Wond

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Kan weêr tot Heelmeesteresze weezen;

Bood zy my maar een Kusje van haar lieve Mond. 'k Hoop op haar Gunst, met droefheid en smarte,

'k Wensch om haar Min, maar het is al om niet; Zy blyft te streng, te onbuigzaam van Harte, Nogthans omhels ik myn eigen verdriet.

5.

Wie kan die Bekoorlykheeden derven, Die gy na Lyf en Ziel bezit;

En die 'k lang gewenscht heb te verwerven,

Niet door een snoode lust, maar met een Deugdzaam wit. Zaagt gy myn Boezems-gesteldheid van binnen,

Zeeker gy vond 'er niet in dan het geen Voegd en behoord tot standvastig Beminnen;

Leen dan slegts uw' Ooren eens aan myn Gebeên. 6.

Ach! myn Lief, myn Waarde, wilt niet lyden Dat ik om uwe Min verkwyn;

Ei! wilt myn Byzyn niet langer myden

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

En wilt my, ô Schoone, toch zoo straf niet meer zyn. Maar hoe ik Klaag het kan my niet baaten,

't Is of haar Hart van Steen is gemaakt. Evenwel zal ik haar nimmer verlaaten.

'k Sterf of zie haar door Weêrmin geraakt.

Amsterdam.

Stem: Liefhebbers van de Vrolykheid.

1.

AL wie hier in onze Amstel-Stad Zyn Eige Brood mag Eeten,

In Vryheid leefd en zoo de Schat Bezit van 't Vry Geweeten,

Al word hy niet door de Overdaad Gestreeld, of door Vermoogen,

Of 't Blind Geluk, in Hooge Staat Gevierd, gezien naar de Oogen.

2.

Als slegts zyn' Ziel zig vergenoegd In een Gereegeld Leeven;

Te vreeden zoo 't den Hemel voegd,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Of wat hem 't Luk wil geeven; Dan kan by hier, door zyn Bestaan, Of de Arbeid van zyn' Handen,

Gelyk in Rooze-Beemden gaan, By wel in andere Landen.

3.

Hier heeft men voor een weinig Geld Het Zoet der Zoomer-Daagen:

De Boomgaard, de Akker en het Veld Voldoen aan ons Behaagen.

Dat elders zeldzaam is, of raar, Is hier vol op te vinden.

In al de Maanden van het Jaar Heeft Amsterdam zyn' Vrinden.

4.

Waar is een Stad, daar ieder een Zoo naar zyn Beurs kan teeren?

Of, daar men zoo in 't Al-Gemeen Voldoen kan zyn Begeeren?

Gelyk als hier in Amsterdam: Daar 't Kind, by Wieg en Lueren,

Wyl 't Vryheid het meê bragt toen het kwam, Zoo groot is als zyn' Bueren.

5.

Wat reist en trekt Nieuwsgierigheid, Ten Kosten van 't Vermoogen,

Om Konst te zien, die hier altyd Zig op-doed aan onze Oogen.

Maar, uit Gewoonte word dat Schoon Door Blinden meest Bekeeken:

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

In Amsterdam heeft Konst haar' Throon: Laat Vreemdelingen spreeken.

6.

Is iemand vry van Beezigheid, Of heeft hy leedige Ueren,

Zoo kan hy met vermaak zyn' Tyd Hier binnen onze Mueren

Besteeden, of zig by de Stad Vermaaken, in Gezigten,

Zoo schoon en overheerlyk, dat Veel and'ren daar voor zwigten.

7.

De Hooge Dyken, aan het Y

En Zuider Zee, verthoonen

De Heerlykheid der Koop-Vaardy: Die Koningklyke Throonen

Te booven gaat in Roem en Magt, Langs twee paar Waereld-Deelen.

Hier word het Oog voldaan, door Pragt Van zoo veel' Zee-Kasteelen.

8.

Waar is een Weg, daar zoo veel Schat En Konst is in Paleizen,

Gelyk als hier in deeze Stad? Waar toe dog ver te Reizen!

De Heere-Gragt aan elken Zey, De Keizers van gelyken,

Zyn Wandel-Weegen, daar men vry Alle uuren Konst mag kyken.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

9.

De Cingel, de Amstel, Prinçe-Gragt,

Verlustigen de Zinnen.

Wat laat de Hooge Sluis een magt Van Schat en Rykdom binnen.

Wie toond my zulk een fraai Gezigt Als van die Sluis, na Buiten

Langs de Amstel, van het Morgen-Ligt

Vol groote en kleine Schuiten. 10.

Kortom, de Stad geeft overal Vermaak door duizend Dingen.

Ik wensch den goeden Hemel zal Haar in die Zeegeningen

Bewaaren, daar zy van zoo klein Dus hoog door is gereezen.

Zoo zal zyn Roem bestendig zyn; Zyn Naam in Zeegen weezen.

Zang.

Stem: Verlaat gy my verheeven Ziel.

1.

BEgeeft gy my, ô! los Geluk, Nu ik u 't meeste heb van nooden!

ô! Ja, gy laat my in den Druk En zyt my eêr ik 't weet ontvlooden.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

ô! Onbestendig Lot, Wat baard gy my al smart;

Gy dryft met my den spot, bis. En kweld myn droevig Hart.

2.

Hy, wien Fortuin nooit heeft gestreeld, Beleeft veel vergenoegder Dagen,

Dan die door haar eerst was bedeeld En daar na voeld de felle Slagen,

In een verägten Staat, Van Armoede en Elend.

Daar ieder één hem haat, bis. En hy geen Vrienden kend.

3.

Naar Eer en Aanzien, ieders Wit, Is 't dat wy staâg met yver dingen,

Hoe vuerig haaken, naar 't bezit Van Rykdom, alle Stervelingen.

Men heeft die Gaven vaak Nog naauwlyks, of 't Geluk

Vlied weg en ons vermaak bis. Verkeerd in bitt'ren Druk.

4.

ô! Overvloed wat brengt gy niet Al Onrust aan! Gy streeld de Zinnen,

Zoo ras men u Bezit geniet,

Dat 's waar; Maar, zal men u beminnen, Zoo moest gy duurzaam zyn. Maar neen! gy wykt: Het Lot

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Dat geeft, by Smart en Pyn, bis. Nog Schimp en Smaad en Spot.

5.

Men maakt Fortuin tot een Godin, Om Rykdom bid men t'allerweegen,

Maar beeter waar' het, in myn' Zin, Dat men nooit Rykdom had verkreegen,

Dan dat men naderhand Daar van het streelend Zoet,

Daar elk na Watertand, bis. Met smart weêr miszen moet.

6.

't Is best, om een gezonde Ziel, Begaaft met Kennis, Deugd en Reeden

(Die altoos haaren glants behiel,) En wakk're wel-gestelde Leeden

Te Bidden; want die dat Bezit, heeft meerder dan

Vergangklyk Goed en Schat, bis. Hem immer geeven kan.

E I N D E .

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen