• No results found

Stem: Wel hee! Aaf je, zoo verby.

TEUNIS.

MAlsze Gysje, mooije Bek, Mag ik wel reisjes deur je Hek? Selleweeken, Ik wou je graag spreeken Om je te zeggen, men lieve Meid,

Dat ik me, Dat ik me, Dat ik me, Dat ik me Dat ik me Zinnen heb op je geleid.

GYSJE.

Teunis, is het zeeper waar!

Ik beklaagje, men lieve Veâr;

Worden je Zinnen Geplaagd door 't Minnen, Broêrtje lief, hou je dan buiten ons Hek: Meugelik, meugelik, meugelik, meugelik, Meugelik maakt je de Liefde aârs Gek.

TEUNIS.

Heede Gysje is dat ook Praat! Als je me maar reis binnen laat Zel ik je toone, Men Overschoone, Dat ik je mit Verstand Bemin.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Toe Gysje, toe Gysje, toe Gysje, toe Gysje, Toe Gysje, jou Dief je, toe laat me maar in.

GYSJE.

Heb ik jou iet ontstoolen, Knegt! Zeeper dat is wat veul gezegt.

Zoek je hier Dieve, zeg Teunis, ei lieve, Kom je dan by den Avond laat? Ik raâ je, Ik raâ je, Ik raâ je, Ik raâ je, Ik raâ je, Vrind, dat je na Huis toe gaat.

TEUNIS.

Gysje, als ik het zeggen moet,

Wyl je me tog dan spreeken doed;

Je zet me in Koolen, Je hebt men ontstoolen Men Hart; ô! Gysje lief, geef het men weêr. Dan zel ik, Dan zel ik, Dan zel ik, Dan zel ik, Dan zel ik...

GYSJE.

Ei! Teunis, ik dankje zeer.

TEUNIS.

Alles, gelyk het Spreekwoord zeid, Is maar in de Welneemelykheid.

Gysje ik Min je...

GYSJE.

Teunis, zoo bin je.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

TEUNIS.

Dat je reis wist wat dat ik al ley.

GYSJE.

Teunisje, Teunisje, Teunisje, Teunisje, Teunisje, Vryer, jou scheeld de Key.

TEUNIS.

Aardige Gysje, puntige Dier, Wat ik te zeggen had, als jy hier

Na me woud hooren, Myn Uitverkooren, Kan ik wel doen, zoo wel als in Huis.

GYSJE.

Neen Teunis, Neen Teunis, Neen Teunis, Neen Teunis, Neen Teunis, kom binnen, maar zonder gedruis.

TEUNIS.

Gysje, ik bin een eerlyk Knegt;

Wat ik Praat dat mien ik opregt; Laat ik je Zinnen Tog verwinnen. Ik zoek je niet om je Geld, nog Goed: Dat heb ik, Dat heb ik, Dat heb ik, Dat heb ik, Dat heb, geloof me, in overvloed.

'k Heb nog laatst hier in de Buert Dartig Merregen Lands Verhuerd, Dat Peet Claartje An me Vaartje

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Veur me gaf tot een Pillegift,

Dat ik je, Dat ik je, Dat ik je, Dat ik je, Dat ik kan toonen mit Brieven in Schrift. 'k Had men Bruiker wel lang gekogt, 'k Heb het al meenigmaal gedogt: Maar, je moet weeten Hy word bezeeten Fiesekommissie, deur onze Schout.

Me ken hem, Me ken hem, Me ken hem, Me ken hem, Me ken hem niet Koopen veur nog zoo veul Goud. Al men Bedryf is eige Goed,

Daar gien Mens van hebben moet: Met ien Gulden Kan ik me Schulden Wel betaalen, men lieve Meid.

Ik heb het, Ik heb het, Ik heb het, Ik heb het, Ik heb het gewonnen deur Zuinigheid.

Gysje, wil je worden men Vrouw,

Neem dan deuze Ketting op Trouw En die Ringen; Meêr mooije Dingen Zel ik je Koopen in de Stad:

Gysje lief, Gysje lief, Gysje lief, Gysje lief, Gysje lief, geef me maar dat ik graag had.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

GYSJE.

Wat zou ik je tog geeven, Vriend? Zeg me duidelyk wat je miend:

Teunis zou Gysje Allien om 't Vlysje

Zoo niet neemen, als jy me hier ziet

En Schyven, En Schyven, En Schyven, En Schyven En Schyven, nog Eigendom, heb ik niet.

TEUNIS.

Gysje, geef me allien je Lyf

In je Vrouwelyk Tydverdryf. Jy moet weeten, Ik bin gezeeten, Kleêren heb ik nog, by de vleet,

Zoo je ze, Zoo je ze, Zoo je ze, Zoo je ze, Zoo je ze draagen wild, van men Peet. Ja, jou lieve zuikerde Mond,

Dat je hier nakend by men stond, 'k Zou je tog vatten Veur al de Schatten: Ik heb je veul liever als onze Menvrouw. Wel Gysje, Wel Gysje, Wel Gysje, Wel Gysje, Wel Gysje, ik mien het: Wat zeg je tog nou?

GYSJE.

'k Weet niet zeeper in der daad Wat ik zel zeggen van je Praat: Ik zel je Vreyen Veur eerst wat leijen:

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Kom zoo nou en dan maar reis an, Op dat ik, op dat ik, op dat ik, op dat ik, Op dat ik me, Teunis, Bedenken kan.

TEUNIS.

Gysje lief, dat is wel gezeid:

Heede! wat bin je verstandig, Meid. Lekkere Guitje, ô! Was je men Bruidje: Meisje lief, och! bedenk je in 't kort; Op dat je, op dat je, op dat je, op dat je, Op dat je, jou Mooyert, men Byslaap word. Nou dan Gysje, murrewe Dief,

Och! men Hartje, ik heb je zoo lief. Ik zou men Leeven Wel veur je geeven: Geef me van navend maar iene Zoen.

GYSJE.

Nou Teunis, Nou Teunis, Nou Teunis, Nou Teunis, Nou Teunis, verzigtig, wat wil je tog doen.

TEUNIS.

Og! men Gysje, men Hondje, men Deel, 't Smaakt me lik Zuiker en Pyp-Kanneel. Ik zel jou Minnen Mit al men Zinnen: Streelen en dekken je warm en zagt.

Nou Gysje, Nou Gysje, Nou Gysje, Nou Gysje, Nou Gysje, nog ientje en dan Genagt.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Air.

Stem: Hoe durfd de Liefde myn Gemoed.

HOe! Damon, stoord één Woord uw' Min: Eén Woord kan dat zoo haast van Zin U doen verand'ren, wreeden Herder?

Daar ik uw Eer betragt, zoekt gy een Uitspraak, verder Dan Reedens Paalen u gebiên:

Verkeerde kreegele Eerzugts Driften, Gy kund zelfs 't Ligt van Eer niet zien. Keer, Damon; kom myn Hoop te baat, Eêr de Eerzugt zelf uw' Eer verraad. Keer, Damon; kom myn Hoop te baat, Eêr de Eerzugt zelf uw' Eer verraad.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

De morgenstond.

Stem: Of ik schoon een Harder bin.

1.

ZIel-Bekoorlyk Morgen-Ligt, Elk is tot uw' Lof verpligt: 'k Zie hoe gy verjaagd het Duister, Door uw' overschoonen Luister,

Die gy spreid langs 's Hemels Thrans. Hoe behaaglyk, Hoe behaaglyk is uw' Glans.

Hoe behaaglyk is uw Glans. 2.

Welkom, welkom, schoone Auroor! 't Schynd gy langs een Roozen-Spoor Op komt ryden in het Oosten,

Om het dorstig Veld te troosten Met een onwaardeerb'ren Schat

Van verkwiklyk, van verkwiklyk groeizaam Nat, Van verkwiklyk groeizaam Nat.

3.

Peerlen-Strooister, die al 't Kruid,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Teed're Bloempjes, Spruit by Spruit, Dus op 't allerschoonst doed pryken, Niets is by u te gelyken.

Gy baard niets dan Lieflykheên,

Van 't Gevoogelt, Van 't Gevoogelt' aan-gebeên, Van 't Gevoogelt' aan-gebeên.

4.

Al wat in de Wolken zweefd, Al wat in de Bosschen leefd, Hoord men uwe Komst verëeren, Met een vrolyk Kwinkeleeren.

Ach! hoe zoet klinkt dat Geluid,

Dat, door de Ooren, Dat, door de Ooren, 't Hart Vrybuit, Dat, door de Ooren, 't Hart Vrybuit.

5.

't Kraaijen van den Wakk'ren Haan Zegt ons uw' Verschyning aan En kan voort, by zyn ontwaaken, 't Schor Gekras der Nagt-Uyl staaken,

Die, gelyk het meeste Kwaad,

Het klaar blinkend, Het klaar blinkend Dag-Ligt haat.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen