• No results found

Vanuit het gesticht naar wereldvrede? Een genealogie van geestelijke hygiëne

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vanuit het gesticht naar wereldvrede? Een genealogie van geestelijke hygiëne"

Copied!
102
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vanuit het gesticht naar

wereldvrede?

Een genealogie van geestelijke hygiëne

Bastiaan Schoolmann 10056238

13-07-2018

Scriptie Research Master Geschiedenis Universiteit van Amsterdam

Scriptiebegeleider: dr. P.H. van Dam Tweede lezer: dr. G. Blok

(2)

1

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave: 1

Inleiding 2

Geschiedschrijving over de grenzen 4

Concurrerende visies in het netwerk 7

1. De opkomst van geestelijke hygiëne 11

1.1 Ontstaan uit onvrede 12

1.2 ‘Voldoen aan de eisen van de moderne samenleving’ 14

1.3 De rol van erfelijkheid 19

1.4 De internationale verspreiding van kinderconsultatie 25

1.5 Preventie als belofte 29

2. Internationale samenwerking? 31

2.1 Controle in verandering 34

2.2 Zorgen over eugenetica 41

2.3 Vorming in de jeugd 46

2.4 Wie is de geestelijk hygiënist? 51

Bijlage: Grafieken Google Ngram 54

3. De ervaring van de oorlog 59

3.1 Op weg naar wereldburgerschap 63

3.2 Oorzaken in de omgeving 70

3.3 Diepe maatschappelijke problemen 75

3.4 Het einde van hygiëne, de opkomst van gezondheid 80

Conclusie 82

Literatuurlijst 88

(3)

2

Inleiding

De in hun wezen diepgaande veranderingen, welke bezig waren zich in de onderlinge maatschappelijke verhoudingen te voltrekken, hebben zich na den grooten wereldoorlog – door dezen gedurende vele jaren tot stilstand gedoemd – als het ware een vloedgolf van sociale problemen over de menschheid uitgestort.1

In het bovenstaande citaat uit 1928 waarschuwde de Nederlandse psychiater W. M. van der Scheer voor de sociale problemen die de wereld te wachten zouden staan. In een ‘moderne’ tijd waarin de harmonie tussen het individu en gemeenschap volgens cultuurcritici verloren ging, namen scepsis en wantrouwen de plaats in van idealen. Dit gevoel van onbehagen dat de veranderende samenleving met zich meebracht was een onderdeel van een bredere tendens in de maatschappij. 2 In deze cultuurdiagnose werd door artsen en psychiaters geconstateerd dat

de geestelijke volksgezondheid in verval was. Het gevolg van dit verval van de geestelijke volksgezondheid waren sociale problemen zoals een toename van criminaliteit, maar ook een vermeerdering van volksziekten als geslachtziekten, alcoholisme en krankzinnigheid. Om deze problemen het hoofd te bieden gingen experts zowel in de politiek als in de wetenschap op zoek naar geschikte ‘moderne’ oplossingen voor deze maatschappelijke problemen.3 De geestelijke

volksgezondheid van de maatschappij vertoonde kuren, maar door meer aandacht aan de geestelijke hygiëne van de bevolking te schenken zou de maatschappij weer kunnen genezen.4

In verschillende landen over de hele wereld ontstonden verenigingen die zich gingen inzetten voor de preventie van geestelijke problemen.5 Het is geen toeval dat deze bewegingen

wereldwijd rond dezelfde periode werden opgericht. Doordat ideeën rondom geestelijke

Afbeelding voorkant afkomstig uit: F. E. Williams ed. Proceedings of the first international congress on mental hygiene I (New York 1932)

1 W. M. van der Scheer, ‘Psychiatrie en maatschappij’, Psychiatrische en neurologische bladen 32 (1928) 80-82,

aldaar 80.

2 M. Brolsma, ‘Het humanitaire moment’. Nederlandse intellectuelen, de Eerste Wereldoorlog en het verlangen

naar een regeneratie van de Europese cultuur (1914-1950) (Hilversum 2016) 22-24.

3 L . De Goei, De psychohygiënisten. Psychiatrie, cultuurkritiek en de beweging voor geestelijke

volksgezondheid in Nederland 1934-1970 (Nijmegen 2001) 19-23.

4 In de literatuur worden er verschillende termen gebruikt voor preventieve maatregelen van geestelijke

volksgezondheid waaronder psychohygiëne, mentale hygiëne, sociale psychiatrie en geestelijke hygiëne. Om verwarring te voorkomen zal in deze scriptie enkel deze laatste term gebruikt worden.

5 M. Thomson, ‘Mental hygiene as an international movement’, in: P. Weidling ed., International health

(4)

3

hygiëne de mogelijkheid hadden om zich door internationale relaties over de landsgrenzen te verspreiden, werden artsen en psychiaters beïnvloed door ideeën vanuit het buitenland. Het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw werden gekenmerkt door de opkomst van veel soortgelijke internationale kennisnetwerken.6 Wetenschappers vanuit

verschillende landen hielden contact met elkaar en kwamen eens in de zoveel tijd bij elkaar om hun wetenschappelijke bevindingen te bespreken en kennis met elkaar te delen. Zo werden er in het veld van geestelijke hygiëne grote nationale en internationale congressen georganiseerd en gingen artsen en psychiaters naar het buitenland om daar ervaring en kennis op te doen bij collega’s.7 Daarnaast passeerden ook artikelen en boeken de landsgrenzen waardoor ideeën

wereldwijd verspreid werden.

De verschillende nationale bewegingen voor geestelijke hygiëne werden opgericht in een tijd waarin er veel internationale contacten bestonden, en er aan de hand van verschillende factoren en invalshoeken invulling werd gegeven aan het concept van geestelijke hygiëne. Door deze verschillende invloeden in de geschiedenis van geestelijke hygiëne zal de volgende vraag centraal staan in dit onderzoek: in hoeverre heeft het transnationale netwerk het denken over geestelijke hygiëne gevormd gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw? Het is van belang om dit te onderzoeken omdat de opkomst en ontwikkeling van geestelijke hygiëne gezien kan worden als een belangrijke stap in het ‘psychologiseren’ van de maatschappij. Dit was een proces waardoor er gedurende de twintigste eeuw meer aandacht kwam voor de psychische volksgezondheid in de samenleving.8 Dit proces kreeg niet alleen vorm door wat er

binnen de landsgrenzen van afzonderlijke landen gebeurde. Als gezegd waren ook de ideeën die vanuit andere samenlevingen en culturen afkomstig waren van belang. Deze werden besproken in de internationale arena en op deze manier uitgewisseld door mensen in verschillende landen.

De titel van deze scriptie zinspeelt op de verschillende fases die het begrip ‘geestelijke hygiëne’ in de geschiedenis heeft doorgemaakt. In de begindagen van het begrip werd het voornamelijk beschouwd als oplossing voor de toename van het aantal gestichtsopnames aan het begin van de twintigste eeuw. In het latere vertoog, rond 1948, werd dit begrip toegepast om een breed maatschappelijk naoorlogs ideaal van wereldvrede te kunnen bereiken. In deze

6 M. Mazower, Governing the world. The history of an idea (New York 2012) 115. E. Rosenberg, ‘Circuits of

expertise’, in: E. Rosenberg ed., A world connecting (Cambridge 2012) 919-959, aldaar 919-923.

7 De Goei, De psychohygiënisten, 69; A. Querido, Doorgaand verkeer. Autobiografische fragmenten (Lochem

1980) 46, 113-115en 186-188; N. Dain, Clifford W. Beers. Advocate for the insane (Pittsburgh 1980) 209, 236-237, 244-253 en 277-278.

(5)

4

scriptie zal ik betogen dat er in het transnationale netwerk van de geestelijk hygiënisten een discontinue ontwikkeling heeft plaatsgevonden van het concept geestelijke hygiëne door de concurrerende visies die invulling aan dit concept gaven.

Grensoverschrijdende geschiedenis

Het historiografische veld van psychiatrie is doorlopend aan verandering onderhevig waardoor het lastig is te bepalen wat er wel en wat er niet bij hoort. Door de ontwikkelingen in het vakgebied is psychiatrie niet meer slechts verbonden met de negentiende-eeuwse gestichten maar is het, mede door de ideeën van geestelijke hygiëne, steeds meer in de maatschappij geïntegreerd geraakt. Hierdoor ontstond een werkveld dat niet exclusief was voorbehouden aan artsen en psychiaters, maar waarin ook andere maatschappelijke aspecten een rol speelden.9

Ondanks deze brede oriëntatie was het uiteindelijke doel van geestelijke hygiëne om zorg te dragen voor de geestelijke gezondheid van mensen, waardoor het gerekend kan worden tot de geschiedenis van psychiatrie.

De geschiedschrijving van psychiatrie heeft zich de laatste veertig jaar in sneltreinvaart ontwikkeld. Tot halverwege de jaren zeventig werd de geschiedenis voornamelijk geschreven door direct betrokkenen bij psychiatrie, wat resulteerde in jubileum- en gedenkboeken, biografische stukken en bronnenpublicaties. Uit deze werken kwam vooral een whiggish beeld naar voren; de wetenschap was op dat moment op haar hoogtepunt en zou ook alleen maar beter kunnen worden.10 Gevoed door de tijdsgeest en maatschappelijke kritiek, zoals de beweging

van antipsychiatrie, werd dit heldhaftige verhaal in de jaren zestig en zeventig door auteurs als

Thomas Szasz, Robert Laing en Robert Castel bekritiseerd.11 Vanaf halverwege de jaren

zeventig werd de geschiedschrijving gedomineerd door kritische revisionistische auteurs als Michel Foucault, David Rothman, Klaus Dörner en Andrew Scull. Deze auteurs voorzagen de geschiedschrijving van uiteenlopende visies die geestesziekten beschouwden als een sociaal

9 H. Oosterhuis en M. Gijswijt-Hofstra, Verward van geest en ander ongerief: psychiatrie en geestelijke

gezondheidszorg in Nederland (1870-2005) (Houten 2008) 8-9.

10 Ibidem, 9.

11 J. A. Belzen en J. Vijselaar, ‘The historiography of Dutch psychiatry and mental health care’, in History of

psychiatry 2 (1991) 281-288, aldaar 285; M. Halliwell. Therapeuting Revolutions. Medicine, psychiatriy and American culture 1945-1970 (New Brunswick 2014) 267-269.

(6)

5

construct vanuit de samenleving, een proces van disciplinering en normalisering van maatschappelijk ‘abnormalen’ en kritieken op de belangen en macht van de psychiaters en de rol van maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen hierin.12

Vanaf de jaren negentig waren het de voornamelijk de postrevisionisten die met belangrijke publicaties de geschiedschrijving nieuwe impulsen gaven. Gepaard met een toename van academische betrokkenheid in dit onderwerp, door middel van aanstellingen, congressen en onderzoeksprojecten kon de historiografie zich ontwikkelen.13 Deze

post-revisionistische opvatting kenmerkte zich doordat het zich in mindere mate liet leiden door een ideologische overtuiging van bijvoorbeeld biomedische vooruitgang of antipsychiatrie, zoals vooral in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw in de historiografie het geval was.14 In plaats daarvan richtten deze historici zich op de samenhang van psychiatrie en cultuur,

waarbij de nadruk werd gelegd op cultuur als drijvende kracht achter psychiatrische veranderingen en niet op de staat of andere maatschappelijke machten.15

Vanaf de eeuwwisseling verschenen er in toenemende mate comparatieve studies, waarin bijvoorbeeld psychiatrische ontwikkelingen binnen een land werden vergeleken met die van andere natiestaten.16 De comparatieve geschiedschrijving heeft een waardevolle bijdrage

geleverd door aan te tonen hoe psychiatrische opvattingen in afzonderlijke landen van elkaar verschilden. Problematisch is dat er hierdoor een extra nadruk kwam te liggen op wat deze landen verschillend maakte en dat de nationale uniformiteit van psychiatrische methodes, en de mate waarin een land een afgesloten geheel was, overdreven werd.

12 Oosterhuis en Gijswijt-Hofstra, Verward van geest en ander ongerief, 10.

13 Belzen en Vijselaar, ‘The historiography of Dutch psychiatry and mental health care’, 288. M.

Gijswijt-Hofstra en H. Oosterhuis, ‘Introduction’, in M. Gijswijt-Gijswijt-Hofstra, e.a., Psychiatric cultures compared: Psychiatry and mental health care in the twentieth century (Amsterdam 2005) 9-32, aldaar 10.

14 V. Hess en B. Majerus, ‘Writing the history of psychiatry in the 20th century’, History of Psychiatry 22 (2011)

139-145, aldaar 139.

15 Oosterhuis en Gijswijt-Hofstra, Verward van geest en ander ongerief, 20.

Voor voorbeelden van deze ontwikkeling richting sociaal-culturele perspectieven zie: M. Gijswijt-Hostra en R. Porter ed., Cultures of psychiatry and mental health care in postwar Britain and the Netherlands (Amsterdam 1998); M. Gijswijt-Hofstra, e.a., Psychiatric cultures compared: Psychiatry and mental health care in the twentieth century (Amsterdam 2005); L. De Goei, De psychohygiënisten: psychiatrie, cultuurkritiek en de beweging voor geestelijke volksgezondheid in Nederland 1934-1970 (Nijmegen 2001); H. Oosterhuis en M. Gijswijt-Hofstra, Verward van geest en ander ongerief: psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg in Nederland (1870-2005) (Houten 2008), G. Blok, Baas in eigen brein. 'Antipsychiatrie' in Nederland, 1965-1985

(Amsterdam 2004).

16 Zie bijvoorbeeld de eerder genoemde werken: M. Gijswijt-Hofstra, e.a., Psychiatric cultures compared:

Psychiatry and mental health care in the twentieth century (Amsterdam 2005); M. Gijswijt-Hostra, en R. Porter, Cultures of psychiatry and mental health care in postwar Britain and the Netherlands (Amsterdam 1998); R. Porter en D. Wright The confinement of the insane. International perspectives, 1800-1965 (Cambridge 2003).

(7)

6

Vanaf 2010 verschenen er verschillende werken die dit probleem probeerden te

omzeilen door middel van een transnationaal uitgangspunt.17 Deze aanpak van

geschiedschrijving heeft als doel om de geschiedenis van psychiatrie op een nieuwe manier te benaderen met aandacht voor verschillende interpretaties en een nadruk op zowel overeenkomsten en connecties, als contrasten en discontinuïteiten.18 Deze benadering is er dus

op gericht om verder te kijken dan de nationale analyse om zo verschillende connecties te vinden tussen mensen, gemeenschappen en gebeurtenissen die anders apart van elkaar gezien zouden worden. Hiermee kan het meer verschillende ideeën en opvattingen meenemen in het onderzoek dan een comparatieve geschiedenis. Door te analyseren hoe deze ideeën zich verspreidden wordt ook duidelijk hoe er door middel van de wereldwijde connecties tussen mensen er stappen werden gezet om van geestelijke hygiëne een internationale wetenschap te maken.

Aan de hand van artikelen in tijdschriften en het ontmoeten van collega’s op congressen konden de wetenschappers hun bevindingen uitwisselen en met elkaar in discussie gaan. Hoewel de betrokkenen uit verschillende landen en continenten kwamen waren er connecties die deze mensen verbonden. Hierdoor konden ze hun opvattingen uitwisselen en zodoende de wetenschap van geestelijke hygiëne vormgeven.19 Recentelijk zijn er verschillende waardevolle

studies verschenen waarin geestelijke hygiëne in relatie tot een bepaald land wordt behandeld, maar waarin ook zeker aandacht is voor de transnationale invloeden. Onder meer Leonie de Goei, Hans Pols en Mathew Thomson hebben hierdoor belangrijke inzichten geleverd waar dit onderzoek op voortbouwt.20

17V. Roelcke, P. J. Weindling en L. Westwood ed., International Relations in Psychiatry. Britain, Germany, and

the United States to World War II (New York 2010); W. Ernst, en T. Mueller, Transnational psychiatries. Social and cultural histories of psychiatry in comparative perspectives, c. 1800-2000 (Newcastle upon Tyne 2010). Eerder verscheen ook M. Thomson, ‘Mental hygiene as an international movement’, in: P. Weindling ed. International health organisations and movements, 1918-1939 (Cambridge 1995) 283-304.

18 W. Ernst en T. Mueller, ‘Introduction’, in: W. Ernst en T. Mueller ed., Transnational psychiatries. social and

cultural histories of psychiatry in comparative perspective. C. 1800-200 (Newcastle upon Tyne 2010) ix-xxiii, aldaar xxiii.

19 B. A. Robertson, Science of the séance. Transnational networks and gendered bodies in the study of psychic

phenomena, 1918-40 (Vancouver 2016) 7-8.

20 De Goei, De psychohygiënisten; H. Pols, ‘"Beyond the Clinical Frontiers": The American Mental Hygiene

Movement, 1910-1945”’ in V. Roelcke, P. Weindling en L. Westwood International relations in psychiatry. Britain, Germany, and the United States to World War II (Rochester 2010); M. Thomson, ‘Mental hygiene in Britain during the first half of the twentieth century. The limits of international influence’ in: V. Roelcke, P. Weindling en L. Westwood International relations in psychiatry. Britain, Germany, and the United States to World War II (Rochester 2010).

(8)

7

Concurrerende invullingen binnen het netwerk

De grensoverschrijdende mogelijkheden die een transnationaal perspectief bieden zijn een waardevolle aanvulling op de bestaande historiografie. De reden hiervoor is dat op deze manier de ideeën binnen geestelijke hygiëne centraal staan, en niet worden begrensd door landsgrenzen in het onderzoek. De experts die zich bezig hielden met geestelijke hygiëne werden sterk beïnvloed door hun transnationale netwerken. Deze wetenschap kwam op in een tijd dat internationale kennisnetwerken floreerden en waarbij artsen en psychiaters veel contact met hun buitenlandse collega’s hadden om kennis uit te wisselen. Een transnationale benadering kan dus helpen om te onderzoeken hoe verschillende invloeden hebben bijgedragen aan het ontwerp, de discussie en implementatie van ideeën rondom geestelijke hygiëne.21

Zoals de studie van Leonie de Goei over geestelijke hygiëne in Nederland aantoonde gaven in de jaren vijftig verschillende Nederlandse geestelijk hygiënisten uiteenlopende

betekenissen aan dit concept.22 Ook op internationaal niveau werden er verschillende

invullingen van geestelijke hygiëne op na gehouden. Deze complexe samenhang maakt het waardevol om te onderzoeken waar deze ideeën precies vandaan kwamen en wat deze verschillen vertellen. Aan de hand van een transnationale benadering van psychiatrie kunnen er verschillende aspecten benaderd worden zoals: artsen die migreerden, op studiereis gingen of een congres bezochten, impliciete en expliciete intellectuele bronnen, bepaalde klinische werkwijzen, institutionele modellen, organisaties, onderzoeksrichtingen en internationale geldstromen.23

Omdat deze scriptie zich voornamelijk richt op het kennisnetwerk zullen vooral de eerste twee aspecten, de artsen en de intellectuele bronnen, worden benaderd aan de hand van primair materiaal. Een belangrijke verzameling bronnen hiervoor zijn de artikelen die artsen publiceerden in zowel nationale als internationale tijdschriften. Waardevolle tijdschriften voor dit onderzoek waarin Nederlandse artsen en psychiaters hun bevindingen en opinies publiceerden waren Psychiatrische en neurologische bladen en Nederlands Tijdschrift voor

Geneeskunde. Vooraanstaande internationale tijdschriften om dit onderwerp te benaderen zijn

21 P. Saunier, Transnational history (New York 2013) 3-5. 22 De Goei, De psychohygiënisten, 186-195.

(9)

8

het Britse British medical journal, het Franse tijdschrift La phrophylaxie mentale. Bulletin

trimestriel de la Ligue d’hygiene mentale en het Duitse Zeitschrift für psychische Hygiene.

Naast artikelen uit tijdschriften zal een beroep worden gedaan op de verslagen van verschillende grote congressen die rondom geestelijke hygiëne werden gehouden: First

International Congres on Mental Hygiene in Washington in 1930, Second International Congress on Mental Hygiene te Parijs in 1937 en International Congress on Mental Health dat

in 1948 in Londen werd gehouden. Deze verslagen zijn door waarnemers uit de organiserende landen geschreven en laten zien welke onderwerpen er besproken werden. Opvallend is dat in de huidige historiografie een werk ontbreekt dat de verslagen van alle drie de congressen analyseert. Door deze congresverslagen in een studie te onderzoeken kan een waardevol beeld worden gevormd van de transnationale ontwikkeling van geestelijke hygiëne.

Door dit onderzoek te benaderen aan de hand van een genealogie kunnen de contingentie, nominalisme en betwistbaarheid binnen geestelijke hygiëne worden aangetoond. Zoals in de historiografie recentelijk is beschreven beweegt wetenschap zich niet in een vaststaand continu proces naar een zeker eindpunt. Dit gold ook voor geestelijke hygiëne; er werd in de loop van de geschiedenis door maatschappelijke veranderingen, en de machtsstructuren die hierin aanwezig waren, verschillende diagnoses en remedies toegeschreven aan de preventie van geestelijke ziektes.24 Hierdoor ontstonden er verschillende

visies die uiteindelijk invulling gaven aan geestelijke hygiëne. Deze concurrerende visies binnen de invulling van een concept konden ontstaan door verschillen in beroepsgroepen, dominante opvattingen in landen of wetenschappelijke ontwikkelingen. In een genealogie wordt op deze wijze de huidige betekenis van een begrip of praktijk beschreven vanuit de verschillende manieren hoe er in het verleden betekenis werd gegeven aan het concept, oftewel de geschiedenis van het concept.25

Hierbij draait het niet om de oorsprong van het concept te vinden, maar om een context te schetsen van de ‘strijd’ tussen mensen, instituties en sociale bewegingen die er heeft plaatsgevonden in de vorming van het concept en welke vormen van macht hier een rol in speelden.26 Deze vormen van macht zijn niet per se gewelddadige vormen van onderdrukking,

maar manieren om betrekkingen tussen individuen en hun acties te bepalen.27 Een genealogie

24 M. Bevir, ‘What is genealogy’ Journal of the philosophy of history 2 (2008) 263-275, aldaar 266-268. 25 Ibidem, 263.

26 R. Geuss, History and illusion in politics (Cambridge 2001) 12.

(10)

9

gaat om deze structuren duidelijk te maken vanaf het heden terug in de tijd, om de strijd van de verschillende interpretaties en betekenissen op bepaalde momenten weer te geven. Hierbij haalt het de verschillende betekenissen uit elkaar die vandaag de dag als een contingente eenheid worden beschouwd.28

Niet alleen de invulling van geestelijke hygiëne verschilde in de geschiedenis van het

concept, ook werden er concurrerende termen gebruikt om deze wetenschap te benoemen.29

Termen die door geestelijk hygiënisten voor hun activiteiten gebruikt werden waren bijvoorbeeld: geestelijke hygiëne, sociale psychiatrie, mental hygiene, psychohygiëne en geestelijke hygiëne. Als een genealogie zich louter zou richten op het gebruik van één van deze woorden dan zou dit een incompleet beeld vormen van hoe deze wetenschap invulling kreeg en zich verspreidde, omdat artsen die zich hier ook mee bezig hielden er een andere naam aan gaven. De mensen die bijvoorbeeld tijdens de congressen bijeen kwamen onder de noemer van de International Committee on Mental Hygiene, gebruikten misschien niet allemaal dezelfde terminologie maar hadden wel hetzelfde doel: streven naar een betere geestelijke

volksgezondheid door hygiënische maatregelen.30 Op deze manier vormen deze

congresverslagen een waardevolle bron voor een genealogie.

In deze genealogie zal het idee van geestelijke hygiëne geanalyseerd worden tijdens de eerste vijftig jaar van de twintigste eeuw. Er zijn verschillende belangrijke punten geweest waarin de betekenis van deze geestelijke hygiëne onderhevig was aan verandering; namelijk de drie internationale conferenties in 1930, 1937 en 1948 waarbij geestelijk hygiënisten vanuit verschillende landen bij elkaar kwamen. Aan de hand van deze driedeling zal ook de hoofdstukindeling van dit onderzoek vorm krijgen. Het eerste hoofdstuk zal ingaan op de periode 1900-1930, een periode waarin geestelijke hygiëne internationaal opkwam en langzaamaan gestalte kreeg. Het tweede hoofdstuk zal kijken naar hoe deze internationale gemeenschap van geestelijke hygiëne vorm kreeg na het congres van 1930 en welke veranderingen hierin aanwezig waren met het oog op het congres van 1937. In het derde hoofdstuk zal een blik worden geworpen op de periode van 1937 tot en met 1948, in dit laatste jaar werd het International Congress on Mental Health gehouden. Tijdens dit congres lag de nadruk sterk op de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog en werd er bijvoorbeeld besloten om

28 R. Geuss, ‘Nietzsche and genealogy’, European Journal of Philosophy 2 (1994) 274-292, aldaar 282.

29 Roelcke, Weindling en Westwood, ‘Introduction’, 8. H. Oosterhuis, ‘Insanity and other discomforts. A century

of outpatient psychiatry and mental health care in the Netherlands 1900-2000’, in: M. Gijswijt-Hofstra, e.a., Psychiatric cultures compared: Psychiatry and mental health care in the twentieth century (Amsterdam 2005) 73-102, aldaar 78-79.

(11)

10

de term mental hygiene te veranderen in mental health. Door in al deze periodes te kijken naar de relatie die werd gelegd tussen de diagnoses en remedies voor geestelijke hygiëne wordt duidelijk hoe deze opvatting veranderde, en hoe de invulling van het concept in de loop der tijd veranderde in het transnationale netwerk van de geestelijk hygiënisten.

(12)

11

1. De opkomst van geestelijke hygiëne

Veel gestichten in Europa en de Verenigde Staten zaten aan het einde van de negentiende eeuw overvol. De voornaamste reden dat mensen massaal werden weggestopt in gestichten was dat er lange tijd het idee heerste dat mensen met een geestelijke ziekte konden genezen door ze weg te halen uit de maatschappij. Gedurende de twintigste eeuw verschoof dit idee naar een visie waarin het beter werd geacht om de verschillende soorten geesteszieken in hun dagelijkse omgeving te laten.31 Ook het aantal mensen die leden aan zenuwzwakte, oftewel patiënten die

wettelijk niet krankzinnig waren en daarom niet thuishoorden in een gesticht, steeg enorm aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Ook door deze diverse categorie van ‘zenuwlijers’, die werd gekenmerkt door mensen die last hadden van hysterie of neurasthenie, kregen artsen de mogelijkheid om hun werkveld uit te breiden tot buiten de muren van de gestichten.32

Er werden daarom in de periode tussen de twee wereldoorlogen verschillende initiatieven ondernomen in Europa en de Verenigde Staten om te zorgen voor een vroege behandeling van de relatief minder serieuze gevallen, nazorg te bieden en zorg in de gemeenschap op te zetten.33 Ook kwam het besef tot stand dat hygiëne, een concept dat zich in

de negentiende eeuw had bewezen om lichamelijke ziektes te voorkomen, ook van toepassing kon zijn op het voorkomen mentale ziektes.34 Verschillende ideeën werden in de internationale

gemeenschap geopperd om geestesziekten te voorkomen en de leefomgeving van mensen hierop aan te passen. Deze initiatieven droegen uiteenlopende namen als ‘mentale welvaart’, ‘maatschappelijke zorg’, ‘biopsychiatrie’, ’mentale profylaxis’ en ‘psychohygiene’. Ondanks deze verscheidenheid verenigden de internationale gemeenschap van artsen en geleerden die zich hier mee bezig hielden in de jaren twintig onder één term: geestelijke hygiëne.35

In dit hoofdstuk zal onderzocht worden welke ideeën er vanaf het moment dat deze term werd geïntroduceerd waren en hoe deze ideeën het concept van geestelijke hygiëne vormden. Hoewel het vanzelfsprekend niet mogelijk is om elk idee rondom geestelijke hygiëne mee te

31 H. Oosterhuis, ‘Insanity and other discomforts. A century of outpatient psychiatry and mental health care in

the Netherlands 1900-2000’, in: M. Gijswijt-Hofstra, e.a., Psychiatric cultures compared: Psychiatry and mental health care in the twentieth century (Amsterdam 2005) 73-102, aldaar 73.

32 Oosterhuis en Gijswijt-Hofstra, Verward van geest en ander ongerief, 163. 33 Thomson, ‘Mental hygiene as an international movement’, 283.

34 G. Grob, Mental illness and American society, 1875-1940 (Princeton 1983) 144. 35 Thomson, ‘Mental hygiene as an international movement’, 283.

(13)

12

nemen zal er daarom gekeken worden naar drie aspecten die een belangrijke kern vormden voor veel mensen die zich met geestelijke hygiëne bezig hielden, namelijk: ideeën van een moderne samenleving, eugenetica en kinderen en hun omgeving. Door de aandacht te richten op de aanleiding voor geestelijke hygiëne en de oplossingen die hier vervolgens mee werden geboden, wordt inzichtelijk hoe deze ideeën invulling gaven aan het concept van geestelijke hygiëne. Alvorens er naar deze factoren gekeken kan worden is het nuttig om een stuk voorgeschiedenis te schetsen, om het idee geestelijke hygiëne beter in zijn context te kunnen plaatsen.

1.1 Ontstaan uit onvrede

De ontwikkeling van geestelijke hygiëne kwam voort uit de onvrede die eind negentiende heerste over de ellendige situaties in de gestichten. Waar veel gestichtshervormers zelf psychiater waren, werd een van de belangrijkste initiatieven in de totstandkoming van de geestelijke hygiëne genomen door een man die het leven in een gesticht aan den lijve had ondervonden: Clifford Beers, een charismatische alumnus van de Yale-universiteit. Hij werd als gevolg van een mislukte zelfmoordpoging opgenomen in een gesticht. Hij zou daar drie jaar doorbrengen en in deze periode werd hij daar, naar eigen zeggen, geconfronteerd met mensonterende omstandigheden.36

Op basis van deze ervaringen schreef Beers A mind that found itself dat in 1908 verscheen. In dit autobiografische werk riep hij op tot hervormingen in het veld van de geestelijke gezondheid. Hij betoogde dat de totstandkoming van een organisatie die zich bezig hield met hervormingen en educatie in het veld van zenuw- en geestesziektes noodzakelijk was. Deze organisatie zou moeten draaien om preventie, het verbeteren van de omstandigheden van patiënten die opgesloten zaten en het belangrijkste: het strijden tegen de onwetendheid en het stigma rondom geestelijke gezondheid.37 De term die de kern vormde van deze doelstellingen

was: mental hygiene, oftewel geestelijke hygiëne. Dit concept moest een oplossing bieden voor

36 M. Parry, ‘From a patient’s perspective. Clifford Whittingham Beers’ work to reform mental health services’,

American Journal of Public Health 100 (2010), 2356-2357, aldaar 2356.

(14)

13

de problemen rondom geestelijke ziektes, door de noodzakelijke kennis te verspreiden over mentale gezondheid.38

Een van de psychiaters die op dat moment ook in de Verenigde Staten bezig was met de hervormingen van de gestichten was Adolf Meyer. Deze uit Zwitserland afkomstige arts, die door zijn netwerk als een verbinding tussen de Europese en Amerikaanse psychiatrie diende, was een van de belangrijkste en op verandering gerichte Amerikaanse psychiaters uit de eerste helft van de twintigste eeuw.39 Hij stond bekend als voorstander van de dynamische psychiatrie,

waarin door middel van de interactie tussen het individu en de omgeving een diagnose werd gesteld.40 De ideeën van Meyer strookten met de idealen van Beers, en Meyer zorgde dan ook

dat hij betrokken raakte bij het schrijven van het boek van Beers en de activiteiten eromheen.41

Deze samenwerking leidde er uiteindelijk toe dat Meyers een aantal psychiaters om zich heen verzamelde en samen met Beers in 1909 de National Comittee for Mental Hygiene (NCMH) oprichtten. Het doel van deze organisatie was om de idealen van Beers te verwezenlijken en de aftakelende discipline van psychiatrie te veranderen in een respectabele wetenschap. Met het nieuwe elan dat deze beweging met zich meebracht durfden de psychiaters die zich hadden aangesloten bij de NCMH meer in de openbaarheid te treden en hun vernieuwende ideeën in praktijk te brengen.42 Andere belangrijke gevolgen waren dat de

psychiatrische wetenschap zich hiermee in de maatschappij kon manifesteren en dat de ideeën van geestelijke hygiëne op de samenleving als geheel werden geprojecteerd. In andere landen was er aan het begin van de twintigste eeuw ook al geëxperimenteerd met psychiatrie buiten de muren van het gesticht, zoals door de Duitsers Gustav Kolb, Friedrich Wendenberg, Georg Iberg en de Franse Edouard Toulouse.43 Het was echter door de internationale aspiraties van

Beers en de leden van de Amerikaanse tak van de beweging voor geestelijke hygiëne dat er in de jaren twintig tal van nationale bewegingen waren opgericht en er belangrijke stappen in de vorming van een internationaal netwerk werden gezet.44

38 Ibidem.

39 Grob, Mental illness and American society, 114

40 H. Pols, ‘Geloof, hoop en psychologie. Hoe mentale hygiëne geestelijke volksgezondheid werd’, Groniek

(2002) 181-194, aldaar 183.

41 De Goei, De psychohygiënisten,70.

42 H. Pols, Managing the mind. The culture of American mental hygiene 1910-1950 (Pennsylvania 1997) 8. 43 Zie voor voorbeelden: H.P. Schmiedebach en S. Priebe, ‘Social psychiatry in Germany in the Twentieth

Century. Ideas and Models’, Medical History 48 (2004) 449-472 en G. Thomas, ‘Open psychiatric services in interwar France’, History of psychiatry 15 (2004) 131-153.

(15)

14

1.2 ‘Voldoen aan de eisen van de moderne samenleving’

Het idee en de ervaring van een veranderende en moderniserende samenleving werd vaak in verband gebracht met geestelijke hygiëne. De ervaring van modernisering en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke veranderingen aan het begin van de twintigste eeuw zouden volgens sommige artsen dan ook een aanleiding vormen voor bepaalde varianten van geestelijke problemen. Zo beschrijft het duo Harry Oosterhuis en Marijke Gijswijt-Hofstra dat een van de redenen voor de overvolle gestichten van de negentiende eeuw was dat: ‘de gestichten niet alleen zouden dienen om te verzorgen en te genezen, maar ook om de grenzen tussen normaal en abnormaal te bewaken en mensen te isoleren die niet konden voldoen aan de eisen van de moderniserende samenleving’.45

Ook in het geval van de geestelijke hygiëne speelde deze diagnostisering een rol. Zo stelt De Goei dat de Nederlandsche Vereeniging tot bevordering der Geestelijke Volksgezondheid met haar oprichting in 1924 met moderne wetenschappelijke middelen en inzichten actief wilde ingrijpen om bij te kunnen dragen aan een oplossing voor de door

modernisering veroorzaakte problemen.46 Met deze problemen werd in het bijzonder

neurasthenie, oftewel beschavingsziekte bedoeld, een ziekte waarbij de menselijke zenuwen nog niet berekend waren op de snelheid en complexiteit van de nieuwe industriële maatschappij.47

Deze neurasthenie was in de vroege twintigste eeuw een van de meest voorkomende diagnoses, en ook de oprichter van de Amerikaanse NCMH, Clifford Beers, werd hiermee gediagnosticeerd voordat hij in een gesticht belandde.48 De Duitse historicus Hubertus Büschel

duidt deze neurasthenie als het resultaat van ‘moderne’ verschijnselen zoals secularisering, mechanisatie en industrialisering die vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw mensen overweldigde en geestelijk ziek maakte.49 Volgens Andrew Scull was er in deze diagnose van

neurasthenie ook een verschil tussen verschillende klassen. Deze zenuwziekte die met name de welvarende bevolking in de Verenigde Staten trof werd geportretteerd als de prijs die betaald

45 Oosterhuis en Gijswijt-Hofstra, Veward van geest en ander ongerief, 41. 46 De Goei, De psychohygiënisten, 23

47 Ibidem, 23-24.

48 Pols, Managing the mind, 34.

49 H. Büschel, ‘”Die Moderne macht sie geisteskrank!”. Primitivismus-zuschreibung, Modernisierungserfahrung,

Entwicklungsarbeit und globale Psychiatrie im 20. Jahrhundert’, Geschichte und Gesellschaft 41 (2015) 685-717, aldaar 694-695.

(16)

15

moest worden voor een vergevorderde samenleving en het tempo van het nieuwe leven.50 Deze

termen als ‘moderniserende samenleving’, ‘modernisering’, ‘industrialiserende maatschappij’ en ‘tempo van het nieuwe leven’ zijn vooralsnog te vaag om een antwoord te kunnen geven op de vraag welke rol ‘moderniteit’ en cultuurkritiek speelden in geestelijke hygiëne. Door te kijken hoe deze retoriek werd gebruikt door de geestelijk hygiënisten zelf, kan duidelijk worden wat de auteurs hier toentertijd mee bedoelden.

De Nederlandse zenuwarts Soesman zag in 1908 het probleem van ‘moderniteit’ als iets dat tot stand kwam doordat mensen veel meer materiaal en indrukken te verwerken kregen dan voorheen. Ook drukten sociale en economische factoren volgens hem meer hun stempel op het leven van mensen. De voornaamste kenmerken die hij hierin herkende waren vooruitgang maar ook zaken als overbevolking en alcoholisme.51 De remedie die in de ogen van Soesman hiervoor

het meest geschikt was, lag in het individu zelf. Als mensen meer nadruk legden op orde en tucht in hun leven en moderne genotsmiddelen inperkten tot een verstandig minimum, dan was de kans op geestes- en zenuwziekten een stuk kleiner. Een goed gevoel voor zelfkennis was volgens Soesman daarom het enige voorschrift voor een rationele geestelijke hygiëne.52

Dat Soesman in 1908 stelde dat het individu zichzelf moest wapenen tegen de gevaren en verleidingen die de moderne tijd met zich meebracht is een interessant gegeven. Toen hij deze gedachten op papier zette waren er nog geen bewegingen voor geestelijke hygiëne opgericht die uit een nationaal volksgezondheids-perspectief handelden. Auteurs die in de jaren twintig over geestelijke hygiëne publiceerden zagen het namelijk wel als taak om zelf actief na te denken over de hoe er van bovenaf een rol gespeeld kon worden in het beteugelen van de gevaren die de veranderende, moderne, samenleving met zich meebracht.

Dit idee is twintig jaar later goed terug te zien in het gedachtegoed van onder meer de Nederlandse psychiaters F. S. Meijers en K. H. Bouman. Eerstgenoemde schreef in 1925 dat de moderne maatschappij een ontwikkeling had doorgemaakt die voor de arts moeilijk was bij te benen. De oorzaak van stoornissen van mensen was volgens hem het onvermogen om zich aan te passen aan de hoog georganiseerde samenleving.53 Dat hij hierin een rol voor de arts zag

weggelegd liet al zien dat hij voor zijn beroepsgroep een leidende rol in deze ontwikkeling zag.

50 A. Scull, Madness in civilization. A Cultural history of insanity. From the Bible to Freud, from the madhouse

to modern medicine (Londen 2015) 274-275.

51 F. J. Soesman, Hygiène van den Geest. Tucht als middel tegen zenuwzwakte (Den Haag 1908) 11-13. 52 Ibidem, 39-46.

53 F. S. Meijers, ‘Arts en samenleving. Zenuwarts en samenleving’ Tijdschrift voor geneeskunde 69 (1925)

(17)

16

Tevens stelde Meijers dat er in zijn tijd steeds meer van artsen werd gevraagd om een ‘mentaliteitsdiagnose’ te stellen. Met deze term bedoelde hij een diagnose van de samenleving die van toepassing is op mensen die: ‘zich op stootende wijze uitleven d. w. z. stootend zich aan en anderen, in het enge hokje, waarin de zoo intensief georganiseerde moderne maatschappij hen geplaatst heeft’.54 Oftewel, de arts werd gevraagd om een diagnose te geven

waarin naar voren kwam hoe de moderne, veranderende maatschappij mensen schadelijk beïnvloedde.

Zijn Nederlandse collega K. H. Bouman was door een reis in 1913 naar de Verenigde Staten geïnspireerd geraakt door het elan van de Mental Hygiene Movement, wat hem motiveerde om ook initiatieven rondom geestelijke hygiëne in Nederland op te zetten.55

Aanleidingen voor zulke initiatieven noemde hij bijvoorbeeld in een artikel uit 1929, waarin hij stelde dat er van bovenaf preventie nodig was om de burger te beschermen tegen de gevolgen van een moderniserende samenleving. Het aantal krankzinnigen nam volgens Bouman in ‘alle Westerse cultuurlanden’ toe en een aantal specifieke oorzaken waren hiervoor verantwoordelijk. Deze schadelijke invloed op het geestelijk evenwicht van de bevolking was een versnelde ontwikkeling in maatschappelijke verhoudingen en daarmee gepaard gaande

verschuivingen in het gemeenschapsleven.56 Daarnaast waren er verschijnselen als

domesticatie, urbanisatie en industrialisatie die een nog niet nader te noemen betekenis hadden op de toenmalige ‘cultuurperiode’. Tot slot zorgde ook de inperking van innerlijke en persoonlijke vrijheid voor geestelijke en emotionele spanningen.57 Bouman zag tot zijn

goedkeuren dat er in zijn tijd verschillende maatschappelijke instellingen waren opgezet om deze ‘maatschappelijke schipbreukelingen’ te helpen. Hij pleitte dan ook voor voor- en nazorg in de gemeenschap, gestuurd van bovenaf, om ziekmakende invloeden al buiten het gesticht te bestrijden, een handeling die volgens hem onmisbaar was geworden in de ‘moderne verhoudingen’.58

In zijn bredere analyse van de moderne maatschappij kaartte Bouman ook al kort het fenomeen van industrialisering aan. Dit idee, dat vooral ging over veranderende arbeidsverhoudingen, kwam in verschillende vormen terug binnen geestelijke hygiëne. Illustratief voor deze diagnose is wat de Amerikaanse C. M. Campbell hierover schreef. In zijn

54 Ibidem, 2451.

55 De Goei, De psychohygiënisten, 49.

56 K. H. Bouman, ‘Over sociale psychiatrie’, Psychiatrische en neurologische bladen 33 (1929) 133-148, aldaar

134-136.

57 Ibidem, 136-137. 58 Ibidem, 137.

(18)

17

redevoering uit 1916 kaartte hij aan op welke punten er gelet moest worden om te zorgen dat mensen zich konden aanpassen aan hun omgeving. Een van deze punten was de ‘moderne’

arbeidsdeling waardoor arbeiders mechanische en monotone taken kregen.59 Werkgevers

zouden volgens Campbell meer aandacht mogen geven aan de psychologische aspecten van hun werknemers en hun individuele waarden. Ook waren er vaak geen sociale organisaties in de vorm van een buurtorganisatie of iemand anders die de persoon in het geval van mentale

problemen kon begeleiden.60 In de ogen van Campbell lag hier nog een taak open voor

werkgevers en lokale beleidsbepalers om te voorkomen dat individuen last kregen van mentale problemen.

Ook de Franse Edouard Toulouse stelde dat de werkomgeving van mensen een essentieel punt van debat was. In een artikel uit 1925 schreef deze psychiater dat dit niet alleen het geval was bij fabrieksarbeid maar ook bij werk dat vanachter een bureau werd gedaan. Met name als dit werk met veel haast gepaard ging kon dit op den duur ook fysieke vermoeidheidsklachten opleveren.61 Net als Campbell stelde Toulouse dat vooral saai en

repetitief werk zijn tol eiste van de geestelijke gesteldheid van de werknemers, de analyse van Toulouse richtte zich echter vooral op beroepen als accountants en vertalers in plaats van fabrieksarbeid. Ondanks dit verschil ging het bij beiden om het verbruik van veel energie, maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld kunstenaars of een wetenschapper, ging het bij de werknemers die Campbell en Toulouse aankaartten niet per se om het resultaat. Om de geest gezond te houden tijdens dergelijke omstandigheden was voldoende afleiding daarom van cruciaal belang.62

Een vorm van afleiding die hiervoor volgens Toulouse effectief voor kon zijn, was meditatie en de manier waarop iemand op dat moment zijn leven kon reflecteren. De ‘moderne mens’ was dit volgens de Franse psychiater verleerd omdat het vervoer steeds sneller ging en mensen daardoor geen tijd meer hadden om rustig na te denken tijdens hun drukke leven. Als mensen dat wel zouden doen dan zouden ze zich los kunnen maken van hun automatisme en routine.63 Een soortgelijke mening over het onthaasten in de moderne tijd is te lezen in het

59 C.N. Campbell, ‘The relation of social and economic factors to mental hygiene’, American journal of public

health 6 (1916), 1278-1282, aldaar 1280.

60 Ibidem, 1281.

61 E. Toulouse, ‘L’hygiene de l’esprit’, La phrophylaxie mentale. Bulletin trimestriel de la Ligue d’hygiene

mentale 1 (1925) 2-13, aldaar 5.

62 Ibidem, 6-8.

63 E. Toulouse, ‘La méditation’ La phrophylaxie mentale. Bulletin trimestriel de la Ligue d’hygiene mentale 1

(19)

18

gedachtegoed van de Duitse Robert Sommer, een van de oprichters van de Deutsche Verbandes

für Psychische Hygiene. Tijdens een internationale tentoonstelling voor sociale hygiëne in 1912

te Rome zou hij het idee voor openbare rust- en slaaphallen geopperd hebben.64 Zestien jaar

later, in 1928, waren deze voorzieningen ook daadwerkelijk werkelijkheid geworden in de Sovjet-Unie, waarin de overheid in haar beleid veel waarde hechtte aan de ideeën van geestelijke hygiëne. Het doel van deze rustzalen was dat mensen die overspannen waren geraakt tot rust konden komen in deze openbare hallen.65

Hoewel veel hedendaagse auteurs de ‘moderniserende, complexe en versnellende samenleving’ de schuld gaven van de toename in het aantal mensen met geestelijke problemen aan het begin van de twintigste eeuw, blijkt uit de geschriften van de geestelijk hygiënisten uit die tijd dat de oorzaken per auteur specifieker liggen. Waar een arts als Bouman aan de ene kant in engere zin praat over een scala aan ‘moderne problemen’ als verschuivingen in het gemeenschapsleven, urbanisatie en industrialisatie, benadrukken andere artsen als Campbell en Toulouse met name dit laatste punt als belangrijke oorzaak van mentale problemen. Dit voorbeeld liet zien dat deze elk van deze problemen die werden toegeschreven aan de ‘moderniteit’ een verschijnsel op zichzelf was, dat nader onderzoek verdient om duidelijk te maken hoe dit de mentale gesteldheid van mensen beïnvloedde.

Waar een arts als Soesman in 1908 de verantwoordelijkheid van de remedie voor deze ‘problemen van de moderniteit’ vooral bij patiënten zelf neerlegde, vonden geestelijk hygiënisten in de jaren twintig dat zij hier een leidende rol in moesten spelen. Hierdoor werd het meer een zaak van publieke zorg waarin experts een beleid uiteen zetten. Een voorbeeld hiervan was dat zowel Soesman als het duo Sommer en Toulouse een idee van ‘rust’ voorschreven als bescherming tegen de gevolgen van de versnellende samenleving. Waar mensen zich volgens Soesman moesten richten op ‘tucht’ om mentale problemen te voorkomen, opperde Sommer een faciliteit waar mensen naartoe konden gaan om zo de prikkels en verleidingen van ‘het moderne leven’ juist te ontlopen. In het artikel van Meijers kwam deze rol van de arts als expert ook duidelijk naar voren, het was namelijk de arts die in staat werd geacht om deze ‘mentaliteitsdiagnose’ van de ‘moderne tijd’ te schetsen.

64 J. S. Galant ‘Robert Sommer’s Idee der öffentlichen Ruhehallen und ihre verwirklichung in Sowjet-Ruβland’,

Zeitschrift für psychische hygiene 1 (1928) 91-92, aldaar 91.

(20)

19

1.3 De rol van erfelijkheid

Een opvatting die veel werd genoemd binnen het internationale netwerk van geestelijke hygiëne was eugenetica. Deze manier om de geestelijke gezondheid van de samenleving te beschermen, was gebaseerd op de gedachte dat de genen van mensen met een slechte mentale gesteldheid zich niet konden verspreiden. Dit idee van eugenetica, waarin het optimaliseren van de menselijke genetica centraal stond, werd eind negentiende eeuw door de Britse Francis Galton

uiteen gezet en al snel opgepikt door andere wetenschappers.66 De snelle opkomst van

eugenetica in de vroege twintigste eeuw kon volgens historicus Ian Downbiggin verklaard worden door een klimaat van ‘crisis’ in de geïndustrialiseerde wereld. Door bijvoorbeeld het verlies van grote aantallen ‘gezonde’ mensen die vochten in de Eerste Wereldoorlog, dalende geboortecijfers en massamigratie heersten er grote twijfels over de geestelijke gesteldheid van de bevolking.67

Het was door deze internationale zorgen dat er rond de Eerste Wereldoorlog een groot internationaal netwerk was ontstaan van eugenetici. Deze mensen die afkomstig waren uit verschillende beroepsgroepen maakten plannen om in samenlevingen over de gehele geïndustrialiseerde wereld de, in hun ogen, goede menselijke genen te waarborgen.68 In veel

landen werden in de jaren tien van de twintigste eeuw nationale verenigingen ter behoeve van deze nieuwe wetenschap opgezet. Deze verenigingen en hun leden zagen eugenetica als een concept met een sterk internationaal karakter, met als gevolg dat er in 1912, 1921 en 1932 grote internationale congressen werden gehouden over dit onderwerp om aanleidingen en toepassingen van deze wetenschap te bespreken.69

Evenals in het bredere idee van geestelijke hygiëne, was er ook bij eugenetica een ontwikkeling zichtbaar waarin middenklasse-experts en -managers beleid konden vormen binnen de publieke gezondheidszorg en van bovenaf invloed konden uitoefenen op het leven van mensen. Hoewel vanaf de jaren twintig het idee van eugenetica ook steeds meer werd omarmd door mensen vanuit diverse lagen van de bevolking, bleef het oordeel van de experts

66 G. E. Allen, ‘Eugenics as an international network’ International encyclopedia of the social & behavioral

sciences (Oxford 2015) 224-232, aldaar 224.

67 I. Downbiggin, The quest for mental health. A tale of medicine, scandal, sorrow and mass society (Cambridge

2011) 102.

68 Allen, ‘Eugenics as an international network’, 224. 69 Ibidem.

(21)

20

vaak doorslaggevend.70 Er zijn dus veel gelijkenissen in de ontwikkeling van geestelijke

hygiëne en eugenetica, deze twee ideeën lijken bij sommige auteurs en artsen dan ook met elkaar verweven te zijn. Aan de hand van deze samenhang zal er in deze paragraaf gekeken worden naar de samenhang tussen deze twee opvattingen in het denken van de verschillende mensen die zich met geestelijke hygiëne bezig hielden.

Hoewel net als in veel andere landen eugenetica tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw aan populariteit won in de Verenigde Staten, speelde het in de geschiedenis van de Amerikaanse NCMH slechts een kleine rol.71 In de jaren tien van de twintigste eeuw

hielden mensen die zich hadden aangesloten bij de Amerikaanse NCMH zich bezig met eugenetica, maar daarna daalde de interesse binnen de beweging voor deze wetenschap.72 Dit

betekende echter niet dat het eugenetische gedachtegoed verdwenen was in Noord-Amerika. Hoewel eugenetica niet populair was in de kringen van geestelijke hygiëne laat het onderzoek van Armstrong-Hough zien dat het een gewenste beleidsmaatregel was in het meer algemene en populaire vertoog van beleidsmakers, buiten het netwerk van geestelijke hygiëne in de Verenigde Staten.73 In Canada daarentegen, waren de leden van Canadian National Committee

for Mental Hygiene veel meer bezig met een synthese van geestelijke hygiëne en eugenetica.

Een van de redenen voor dit verschil was volgens Armstrong-Hough dat geestelijke hygiëne in Canada grotendeels werd geleid door sociale hervormers in plaats van psychiaters. Ook zou de Canadese vereniging voor geestelijke hygiëne zich meer richtten op het collectief ten koste van het individu, in tegenstelling tot de Verenigde Staten.74

Deze stelling komt goed naar voren in het stuk van psycholoog J. W. Bridges, die in 1928 een agenda voor de Canadese beweging voor geestelijke hygiëne uiteen zette. Hierin nam hij de gebeurtenissen in de Amerikaanse geestelijke hygiëne als voorbeeld, zoals het verwijderen van het stigma rondom geestesziekten, begeleiding voor kinderen en de rol van de omgeving voor patiënten.75 Een belangrijke aanvulling hierop was dat ondanks de rol van de

omgeving, ook erfelijkheid beïnvloedt moest worden en eugenetica in sommige gevallen nodig

70 Downbiggin, The quest for mental health, 110. 71 Grob, Mental illness and American society, 172-174

72 H. Pols, ‘"Beyond the Clinical Frontiers": The American Mental Hygiene Movement, 1910-1945”’ in V.

Roelcke, P. Weindling en L. Westwood International relations in psychiatry. Britain, Germany, and the United States to World War II (Rochester 2010) 111-133, aldaar 117.

73 M. Armstrong-Hough, ‘Origins of difference. Professionalization, power, and mental hygiene in Canada and

the United States’, American review of Canadian studies 45 (2015) 208-225, aldaar 214.

74 Ibidem, 223.

(22)

21

bleef.76 Dit in tegenstelling tot wat de Amerikaanse William A. White, een van de prominentste

psychiaters in de NCMH, in 1913 al schreef. In zijn analyse ‘Eugenics and heredity in nervous and mental diseases’ wees hij eugenetische maatregelen fel af.77 Deze blijvende afwezigheid

van eugenetica in het gedachtegoed van de NCMH blijkt ook uit de brochure van de Amerikaanse Mental Hygiene Movement die in 1929 verscheen ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van de beweging. 78 In deze uiteenzetting van de doelen en de prestaties

van de beweging was er geen enkele link te vinden met eugenetisch gedachtegoed.

De stelling dat eugenetica en geestelijke hygiëne in relatie tot elkaar stonden was niet alleen voorbehouden aan leden van de Canadese vereniging van geestelijke hygiëne. Een voorbeeld hiervan was Groot-Brittannië, de geboortegrond van eugenetica. Hoewel er veel werd gesproken over erfelijkheid als factor voor geestelijke gezondheid, sloeg het concept van geestelijke hygiëne nog niet echt aan in de periode voor de Tweede Wereldoorlog.79 Zo werden

er in de jaren twintig verschillende artikelen gepubliceerd in The British Medical Journal over het oprichten van een Britse vereniging voor geestelijke hygiëne en de agenda daarvan. In 1922 werd hierin gesteld dat de eugenetica van Francis Galton een belangrijke eerste stap was in de doelen van geestelijke hygiëne, namelijk het voorkomen van geestelijke ziektes.80

Daarnaast leek het de anonieme auteur goed dat de geestelijk hygiënisten in Groot-Brittannië samen zouden gaan werken met experts in andere landen. Als voorbeeld van dingen die besproken moesten worden, werd in eerste plaats erfelijkheid genoemd, daarna volgden onderwerpen als de omgeving, alcohol, syfilis en industriële omstandigheden.81 Vijf jaar later

werd vermeld dat erfelijkheid als meest belangrijke oorzaak voor mentale ziektes enigszins

overdreven was, en dat er misschien meer aandacht nodig was voor de rol van de jeugd.82

Echter, zoals uit een publicatie een jaar erna zou blijken, bleef de aandacht voor eugenetica in de Britse beweging voor geestelijke hygiëne nog steeds een belangrijke rol spelen. Volgens het artikel waren zowel erfelijkheid als de omgeving van het individu een voorname factor in de ontwikkeling van sociale problemen binnen de maatschappij, die weer het gevolg waren van geestelijke problemen.83 Hieruit bleek dat in deze artikelen ook geestelijke hygiëne en

76 Ibidem, 8.

77 Grob, Mental illness and American society, 175. 78 Twenty years of mental hygiene (New York 1929)

79 Oosterhuis, ‘Outpatient psychiatry and mental health care in the twentieth century,’ 251. 80 ‘Mental Hygiene’, British medical journal 82 (1922) 771-772, aldaar 771.

81 Ibidem.

82 ‘Mental Hygiene’, British medical journal 87 (1927) 1103-1104, aldaar 1104. 83 ‘Mental Hygiene’, British medical journal 88 (1928) 1183.

(23)

22

eugenetica sterk met elkaar verbonden waren en onder dezelfde noemer en meestal in een adem genoemd werden.

Ook de Litouwse arts Juozas Blažys ging in zijn visie op geestelijke hygiëne uit van een combinatie van eugenetica en andere factoren, wat volgens historici Žalnora en Miežutavičiūtė een interessante houding was in Europa omdat volgens dit duo artsen meestal één van de twee opvattingen kozen.84 Blažys stelde namelijk aan de ene kant dat veel geestesziekten te wijten

waren aan erfelijke eigenschappen, aan de andere kant was er echter nog niet genoeg onderzoek gedaan om blind op de wetenschap van eugenetica te vertrouwen. Daarom zag hij in geestelijke hygiëne vooral een combinatie tussen medische en sociale maatregelen, waarin mensen ook

onderwezen moesten worden over erfelijkheid.85 Hoewel Žalnora en Miežutavičiūtė

suggereerden dat Europese psychiaters meestal kozen voor eugenetica óf voor een andere opvatting, blijkt uit het netwerk van geestelijke hygiëne dat er bij de mensen die hier in opereerden vaak wel degelijk overlap was tussen deze ideeën.

Een ander voorbeeld voor deze synthese van ideeën was de totstandkoming van de ‘Nederlandsche Vereeniging tot bevordering der Geestelijke Volksgezondheid’ in 1924. Een commissie bestaande uit experts in verschillende disciplines, van psychiatrie tot onderwijsinspecteurs, constateerden dat het geestelijk welzijn van zowel het individu als de massa werd bedreigd.86 Als reactie hierop zou deze nog op te richten vereniging zich niet alleen

bezig houden met zorg voor geestelijk normalen en abnormalen, maar ook met eugenetica. Het doel hiervan was om op een wetenschappelijke manier het doel van ‘voorkomen, genezen en beschermen’ te verwezenlijken en door middel van geestelijke hygiëne toe passen op het geestelijk welzijn van het Nederlandse volk.87

Dat aan het einde van de jaren twintig het idee van eugenetica nog steeds verbonden was met geestelijke hygiëne bleek uit wat de Duitse arts Hans Luxemburger schreef over de grote rol voor eugenetica in de geestelijke hygiëne. In het tijdschrift van de Duitse vereniging voor geestelijke hygiëne, Zeitschrift für psychische Hygiene, beschreef hij dat elke psychische ontwikkeling van een individu een product was vanuit omstandigheden in de omgeving van dit

84 A. Žalnora en V. Miežutavičiūtė, ‘Mental hygiene movement as a (r)evolutionary trend in public health in

interwar Kaunas and Vilnius from 1918 to 1939’, Acta Medica Lituanica 23 (2016) 175-179, aldaar 177.

85 Ibidem.

86 ‘Bevordering der geestelijke volksgezondheid’, Nederlands tijdschrift voor geneeskunde 68 (1924) 2528-2529,

aldaar 2528.

(24)

23

individu.88 Volgens Luxemburger konden enkel psychiaters de gevaren van erfelijke ziektes

hierin herkennen, en ondanks het persoonlijke onheil voor het individu mocht dit geen excuus vormen om het ‘ras’ in gevaar te brengen. Dit was daarom de belangrijkste taak van de psychiater; het ongewenste en negatieve te verhinderen waardoor het positieve in stand werd gehouden.89 Eugenetica was in dit geval een onderdeel van geestelijke hygiëne, dat toegepast

kon worden als het individu het niet zelf kon.90

Binnen de Duitse vereniging voor geestelijke hygiëne (Deutscher Verband für psychische Hygiene) die in 1924 was opgericht, waren er ook leden die milder waren over de relatie tussen geestelijke hygiëne en eugenetica. Zo stelde A. H. Hübner dat het eugenetische standpunt gedurende de jaren twintig veel besproken was in de geestelijke hygiëne, maar dat het belangrijk was dat er in het vervolg ook meer gekeken werd naar de persoonlijke individuele problemen van mensen, waarin er niet te snel kortzichtige beslissingen gemaakt moeten worden door de artsen in kwestie.91 Zijn collega Gustav Kolb, die wereldwijd onder collega’s bekend

was van de buitenzorg, zette nadrukkelijk zijn vraagtekens bij de relatie tussen geestelijke hygiëne en eugenetica. Hij stelde dat er verschillende problemen waren die door een veranderende omgeving tot stand kwamen. Een daarvan was het idee dat de bevolking door geestelijk ongezonde burgers sneller groeide dan door geestelijke gezonde mensen, met degeneratie van de samenleving als gevolg. In tegenstelling tot veel van zijn collega’s stelde hij dat door een gebrek aan overtuigend bewijsmateriaal dat eugenetica niet de oplossing kon vormen.92

De Franse arts M. Potet leek dit idee dat geestelijke hygiëne en eugenetica weinig met elkaar te maken hebben te delen. In zijn werk Hygiene mentale, historique et organisation

actuelle methode: principes fondamenteux applications diverses uit 1926 beschreef hij de pas

opgerichte Franse vereniging Ligue d'hygiène mentale en wat geestelijke hygiëne precies betekende.93 In dit meer dan zeshonderd pagina’s tellende overzichtswerk was eugenetica

vrijwel niet terug te vinden. Enkel in het hoofdstuk over verschillende toepassingen van

88 H. Luxemburger, ‘Grundsatzliches zur kausalen prophylaxe der erblichen Geisteskranken’ Zeitschrift für

psychische Hygiene 2 (1929) 164-172, aldaar 165.

89 Ibidem, 169-171. 90 Ibidem, 172.

91 A.H. Hübner, ‘Psychische hygiene und volksaufklärung’, Zeitschrift für psychische Hygiene 2 (1929) 1-8

aldaar 1.

92 G. Kolb, ‘Offene psychische Fürsorge und psychische hygiene’, Zeitschrift für psychische Hygiene 1 (1928)

39-45 aldaar, 42-43.

93 M. Potet, Hygiene mentale. Historique et organisation actuelle. Methode: principes fondamenteux

(25)

24

geestelijke hygiëne vertelde hij vrij kort over hoe eugenetica invloed had op erfelijke ziektes, maar de link met geestelijke hygiëne en de toepassing daarvan in Frankrijk werd vrijwel niet gelegd.94 Drie jaar later verscheen er een artikel van Edouard Toulouse, oprichter van de Ligue

d’hygiene mentale, waarin hij opmerkte dat eugenetica zeker een onderdeel was van geestelijke hygiëne, en dat deze wetenschap in landen als de Verenigde Staten werd toegepast. 95 Hij

noemde hier echter geen directe connectie tussen eugenetica en de Franse beweging voor geestelijke hygiëne op dat moment. Dit wijst erop dat eugenetica binnen de plannen van de Ligue d’hygiene mentale geen grote rol innam.

Afgaande op de verschillende visies die artsen, psychiaters en andere auteurs er op na hielden hing de relatie tussen de geestelijke hygiëne en eugenetica dus vooral van de desbetreffende auteur. Verschillende artsen, zoals Blažys, Luxemburger en de leden van de Engelse en Nederlandse verenigingen voor geestelijke hygiëne, stelden op basis van hun werk dat eugenetica een onderdeel was van een breder idee van geestelijke hygiëne. Dit in tegenstelling tot wat er werd beschreven in bepaalde publicaties van de Mental Hygiene Movement en Ligue d'hygiène mentale, waarin de relatie tussen eugenetica en geestelijke hygiëne vrijwel absent was. Hieruit kan niet afgeleid worden dat de ideeën omtrent eugenetica in deze landen volledig afwezig waren. Wat het wel laat zien is dat deze bewegingen in de opkomst van het idee van geestelijke hygiëne geen direct verband of wisselwerking zagen tussen deze nieuwe wetenschap, en het eveneens opkomende eugenetica.

1.4 De internationale verspreiding van kinderconsultatie

Een onderdeel van geestelijke hygiëne dat grotendeels was ontstaan vanuit de Amerikaanse NCMH en daarna wijdverspreid raakte in het transnationale netwerk zijn de child guidance

clinics, oftewel consultatiebureaus voor kinderen. Deze bureaus golden in de jaren twintig in

de Verenigde Staten als de belangrijkste voorziening van geestelijke hygiëne, en artsen die vanuit het buitenland op bezoek kwamen namen dit idee vaak mee naar hun thuisland.96 Het is

94 Ibidem, 236-255.

95 E. Toulouse, ‘La conduite de la vie’, La phrophylaxie mentale. Bulletin trimestriel de la Ligue d’hygiene

mentale 6 (1929) 3-9, aldaar 8.

(26)

25

de moeite waard om nader in te gaan op deze consultatiebureaus voor kinderen omdat het naast het feit dat ze een grote rol speelden binnen het begrip van geestelijke hygiëne, ook goed laten zien hoe het transnationale netwerk van deze artsen werkte.

Het idee om specifiek de aandacht op kinderen te leggen kwam voort uit verschillende theorieën die stelden dat mentale problemen voornamelijk ontstonden in de kindertijd. De eerste klinieken openden rond 1909 en richtten zich voornamelijk op jonge criminelen. Het aantal van deze instellingen nam vanaf 1920 in een snel tempo toe, en werd er vanaf dat moment meer de focus gelegd op middenklasse-kinderen met emotionele problemen.97 De gedachte achter deze

klinieken kwam overeen met een Amerikaanse interpretatie van psychoanalyse, waarin er in dit geval vooral nadruk lag op het sociaal conformeren en integreren in de samenleving.98 De

opvoeding van kinderen was voor de NCMH van groot belang, in hun ogen kwamen kinderen met een bepaald potentieel op de wereld, ze hadden de mogelijkheid om zowel president als crimineel te worden, maar het lag uiteindelijk aan de omgeving en de ervaringen daarin hoe kinderen terecht kwamen.99

Volgens historicus Hans Pols kon er gesproken worden van een modernistisch vertoog rondom deze consultatiebureaus voor kinderen die kenmerkend was voor de jaren 1920. Elementen als rationaliteit, wil en actie kregen de voorkeur boven emotie, het uiten van emoties en repressie. Volgens de leden van de NCMH lag de manier van het opvoeden van het kind achter op de snelheid en ontwikkeling van de rest van de samenleving en cultuur. Geestelijke hygiëne had de belofte om deze ouderwetse ideeën te vervangen door moderne en wetenschappelijke alternatieven.100 Oftewel, als een kind gedragsproblemen had dan boden de

child guidance clinics een uitkomst door op zoek te gaan naar de oorzaken van deze problemen. Als deze oorzaken vervolgens gevonden en aangepakt werden, dan zou het kind weer ‘normaal, gezond en gelukkig’ kunnen worden. Deze maakbaarheid bleek duidelijk ook uit wat er in de brochure ter ere van het twintigjarige jubileum van de NCMH werd geschreven over de k:

‘A few years ago most of these children would been left to chance, managed as well as possible at home, in school or in the courts, in the hope that they would outgrow their troubles. Today parents, teachers and probation officers are bringing them to the

97 Pols, ‘“Beyond the clinical frontiers”’, 119-120. 98 Ibidem, 121.

99 E. van Norman Emery, ‘The child guidance clinic’, in Twenty years of mental hygiene, 1909-1929 (New York

1929) 80-94, aldaar 82-83.

(27)

26

child-guidance clinic to find out why they behave as they do, confident that something can be done to set them straight and assure their development into normal, healthy and happy individuals.’101

Het idee van deze zorg voor kinderen binnen het idee van geestelijke hygiëne beperkte zich niet alleen tot de Verenigde Staten. De Nederlandse F. S. Meijers was in 1922 aanwezig bij het Europese congres l’Hygiène Mentale, georganiseerd door de Ligue Francaise d’Hygiene Mentale. Hij merkte op dat een van de drie hoofdthema’s tijdens dit congres ter sprake kwamen was: ‘geestelijke hygiene door verzorging, dat wil zeggen opvoeding en maatschappelijk maken van het achterlijke en psychopatische kind’.102 Naast het delen van kennis op congressen was

een van de zichtbaarste manieren hoe deze kennis zich internationaal verspreidde door mensen die naar de Verenigde Staten reisden, en daar geïnspireerd raakten door de child guidance clinics. Voor veel Europese artsen en andere belanghebbenden waren er beurzen beschikbaar die de reis- en verblijfskosten dekten voor een reis naar de Verenigde Staten.103

Gedurende de jaren twintig hadden organisaties als Commonwealth Fund, The National

Committee on Visiting Teachers en The National Committee for Mental Hygiene de handen

ineen geslagen, met als resultaat een enorme ontwikkeling op het gebied van geestelijke hygiëne

voor kinderen.104 Ook met het geld dat uit andere beursaanvragen afkomstig was konden

mensen kennis opdoen in de Verenigde Staten. Een voorbeeld hiervan is de Nederlandse Eugenia Lekkerkerker, die na haar studie een beurs kreeg van de Netherlands American

Foundation om onderzoek te doen naar vrouwengevangenissen. Eenmaal in Amerika kwam ze

in aanraking met de child guidance clinics, waarna haar interesse was gewekt en ze zich ging verdiepen in dit onderwerp. Toen Lekkerkerker twee jaar later, in 1926, terugkeerde in Nederland probeerde ze het idee van deze consultatiebureaus voor kinderen ook in Nederland te introduceren waardoor de interesse in Nederland voor dit onderwerp sterk toenam.105

Het hierboven genoemde Commonwealth Fund had een belangrijke rol in de ontwikkeling van de child guidance clinics in Groot-Brittannië. Vanaf halverwege de jaren twintig financierde deze filantropische Amerikaanse organisatie initiatieven om klinieken in

101 ‘The growth of child guidance clinics’, in Twenty years of mental hygiene, 1909-1929 (New York 1929)

77-80, aldaar 79.

102 F. S. Meijers, ‘Het congres van de hygiëne van de geest’, in Nederlands tijdschrift voor geneeskunde 66

(1922) 2543-2546, aldaar 2543.

103 Pols, ‘“Behind the clinical frontiers”’, 120. 104 ‘The growth of child guidance clinics’, 78-79. 105 De Goei, De psychohygiënisten, 69, 76-77.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We komen uit verschillende vakgroepen, Willem uit de toegepaste wiskunde, ik uit de zuivere wiskunde, maar dat heeft niet verhinderd dat we samen voor een Mathematisch Instituut

Voor hulpverleners onderscheiden we vier essentiële invalspoorten om veilige gehechtheid tussen jonge kin- deren en hun ouders te bevorderen en zo de kinderen een betere start

de bestraffingen en de berispingen van Zijn stem zo scherp, dat het u was alsof Hij nimmer een beloftemeer aan uw ziel zou toepassen. Dit waren in uw gevoel dodende slagen; maar

De gemiddelde versnelling (in m/s 2 ) van de bal tijdens de eerste t seconden dat hij onder water is, is gelijk aan de helling van het verbindingslijnstuk tussen de punten op de

Het college kiest er niet voor om in Eelde één gebouw in te zetten als cultuurhuis.. Dat doet afbreuk aan de

Wanneer een geestelijk verzorger deze ontwikkeling niet heeft of wenst, kan bij spiritueel ontwaken volgens de definitie van deze scriptie het beste worden doorverwezen naar

• Geen verhoogd risico op miskraam, perinataal of maternaal overlijden, (pre-)eclampsie, hevig bloedverlies, foetale nood, uterusruptuur,. voorliggende placenta, keizersnede,

van kleine plaatsen en grote ge- meenten: parttime of fulltime bezig de liberale gedachte uit te dragen, schetsen hun sores en hun mogèlijkheden. Zij doen dat niet alleen voor