• No results found

Gedurende de jaren twintig verspreidde het, uit de Verenigde Staten afkomstige, idee van de child guidance clinics zich over verschillende landen. Aan de hand van verschillende internationale kanalen als congressen, publicaties in tijdschriften en studiereizen passeerden deze visies over de rol van de kinderjaren in geestelijke hygiëne de landsgrenzen. Zoals blijkt uit de verschillende essays in Psychiatric cultures compared. Psychiatry and mental health care

in the twentieth century waren er in de jaren dertig in landen als Groot-Britannië, Frankrijk en

Nederland instanties voor kinderen opgericht door de nationale bewegingen voor geestelijke hygiëne die vooral werden gekenmerkt door een Freudiaans en psychoanalytisch vertoog.175

175 H. Freeman, ‘Psychiatry and the state in Britain’ in: M. Gijswijt-Hofstra, e.a., Psychiatric cultures compared:

Psychiatry and mental health care in the twentieth century (Amsterdam 2005) 116-140, aldaar 121; Oosterhuis, ‘Insanity and other discomforts’, 79; J. Coffin, “Misery’ and ‘revolution’. The organisation of French Psychiatry, 1900-1980’ in: M. Gijswijt-Hofstra, e.a., Psychiatric cultures compared: Psychiatry and mental health care in the twentieth century (Amsterdam 2005) 225-247, aldaar 230; Oosterhuis en Gijswijt- Hofstra, Verward van Gees ten ander ongerief, 411.

47

Tijdens de internationale congressen in 1930 en 1937 werden er ook verschillende ideeën besproken rondom de zorg voor kinderen en hoe er maatregelen konden worden genomen om in de kindertijd preventief in te grijpen, en zodoende de mentale gezondheid te waarborgen. Volgens de mensen die zich richtten op deze stroming binnen geestelijke hygiëne was de ontwikkeling van kind naar volwassene gekenmerkt door psychosociale veranderingen, waarin de nadruk dus lag op de omgeving. Als er werd gezorgd dat kinderen gelukkig en vrolijk opgroeiden in een gezin, dan zou dit een bevolking van rationele en productieve volwassenen tot gevolg hebben.176

In de vorige paragraaf werd de tegenstelling van eugeneticus Charles Davenport aangehaald, waarin hij stelde dat er twee scholen waren binnen geestelijke hygiëne; hereditarians en environmentalists.177 Hoewel er in de praktijk veel overlap bestond tussen de

invloed van eugenetica en de omgeving binnen de invulling van geestelijke hygiëne, is dit in theorie een bruikbare tegenstelling voor onderzoek naar de beide uitersten. In tegenstelling tot de eerstgenoemde groep van eugenetici, die werd besproken in de vorige paragraaf, legden de zogenoemde ‘environmentalists’ de nadruk op de maakbaarheid van het individu aan de hand van factoren in de omgeving. Hierbij lag, vooral bij child guidance, veel nadruk op een Amerikaanse variant van psychoanalyse.178

Deze child guidance clinics waren in de jaren twintig een belangrijk exportproduct van de Amerikaanse beweging voor geestelijke hygiëne. Toen in 1930 het internationale congres in eigen land werd gehouden, werd dit onderwerp dan ook met name door Amerikanen besproken. Volgens Bernard Glueck uit New York liet de groei van deze klinieken zien dat het een noodzakelijk verschijnsel was geworden in de toenmalige samenleving.179 Hij noemde het

verstoorde evenwicht tussen instinctieve impulsen en cultuur bij kinderen als een mogelijke oorzaak voor verschillende neuroses of antisociaal gedrag. Hierbij doelde hij op de omgeving die volwassenen hadden gecreëerd en waar kinderen zich, soms tegen hun instinct in, aan moesten conformeren. De meest basale vorm van preventie was om eerst te zorgen dat de ouders goed voor het kind zorgden. Als dit niet lukte en het evenwicht tussen instinct en cultuur toch verstoord raakte, dan was er volgens Glueck een antwoord te vinden in de psychoanalyse.180

176 T. Richardson, The century of the child. The mental hygiene movement and social policy in the United States

and Canada (New York 1989) 2-4.

177 Rüdin, ‘The siginificance of eugenics and genetics for mental hygiene’, 488-489. 178 Pols, ‘“Behind the clinical frontier”’, 121.

179 B. Glueck, ‘Organization of special types of clinical service’ in: F. E. Williams ed., Proceedings of the first

international congress on mental hygiene I (New York 1932) 535-561, aldaar 535.

48

Gedurende de congressen ontstond er tussen verschillende sprekers onenigheid of de ‘child guidance’ een afzonderlijke stroming waren, of dat dit verschijnsel onder de noemer van geestelijke hygiëne viel. Dit bleek onder andere uit de lezing van George Stevenson, die directeur was van een overkoepelende organisatie voor child guidance clinics. Hij vertelde in zijn lezing over de precieze werking van deze v en de ervaring die de Verenigde Staten hiermee had. Het doel van deze klinieken was volgens hem om kinderen een mentaal gezond milieu te bieden en daarbij ook de ouders voorlichting te geven.181

Hierbij maakte hij duidelijk dat de child guidance movement een aparte stroming was binnen de beweging voor geestelijke hygiëne, en daarmee niet is gebaseerd op één bepaalde wetenschap maar op een combinatie van verschillende wetenschappen.182 Opmerkelijk aan

deze lezing is ook dat hij de child guidance clinics presenteerde als een kant-en-klaar idee dat klaar stond om in andere landen of gebieden geïmplementeerd te worden. Zo noemde hij naast het belang van deze organisaties, ook de meest optimale organisatiestructuur, de mogelijke problemen en het startvermogen om een kliniek op te richten.183

Hoewel veel van de toehoorders enthousiast waren over het idee van de child guidance clinics, waren ze het niet helemaal eens met alles wat Stevenson beweerde. De Canadese artsen Mitchell en Silverman zetten vraagtekens bij de opvatting in hoeverre Stevenson de begeleiding van kinderen los zag van geestelijke hygiëne. Hun eigen kliniek hadden ze recentelijk veranderd van child guidance clinic naar een ‘instituut voor geestelijke hygiëne’. De reden hiervoor was dat ze met een bredere oriëntatie beter konden samen werken met onderzoeksinstituten en maatschappelijke organisaties dan wanneer ze zich slechts zouden richten op het begeleiden van kinderen.184

Zo stelde de Engelse arts Moodie dat Stevenson met zijn Amerikaanse klinieken teveel gericht was op het oplossen van een algemeen probleem waar de kinderen mee te kampen hadden. Volgens Moodie was het belangrijker dat de kinderen individueel werden onderzocht om ze zo beter te laten integreren in de maatschappij.185 Uit de voorbeelden van deze vier

sprekers bleek dat het nut van de child guidance clinic erkend werd en er daarom ook besproken werd hoe dit idee zich in de toekomst institutioneel beter kon organiseren. Hoewel er

181 G. Stevenson, ‘The child-guidance clinic. It’s aims, growth and methods’ in: F. E. Williams ed., Proceedings

of the first international congress on mental hygiene II (New York 1932) 251-285, aldaar 252.

182 Ibidem, 253. 183 Ibidem, 256-273. 184 Ibidem, 278-281.

49

onenigheid was in hoeverre deze bureaus een onderdeel waren van geestelijke hygiëne, waren de sprekers er van overtuigd dat een betere omgeving van het kind bij kon dragen aan het voorkomen van geestelijke problemen.

Een andere belangrijke invloed op het leven van jongeren dat werd besproken, was scholing. In veel van de landen waarvan de afgevaardigden op de beide congressen aanwezig waren, dus voornamelijk Noord-Amerika en West-Europa, werd scholing in deze periode toegankelijker en daardoor een aangelegenheid waardoor veel kinderen in de eerste jaren van hun leven gevormd werden. Volgens de Amerikaanse historicus Sol Cohen was de Amerikaanse NCMH de inspiratie en drijvende kracht achter de ‘medicalisering’ van het Amerikaanse onderwijs.186 Evenals in het geval van de child guidance clinics was de

overtuiging dat de persoonlijke ontwikkeling van jonge mensen van grote waarde was voor het

waarborgen van de geestelijke gezondheid, en niet sociale controle of eugenetica. 187

Samenvattend zou volgens deze specifieke stroming binnen de Amerikaanse geestelijke hygiëne er een medisch model van onderwijs opgezet moeten worden, waarin de school als een variant op een psychiatrische kinderkliniek werkt en de leraar een therapeutische rol heeft. Drie schadelijke verschijnselen waar de Amerikaanse beweging zich in dit geval op richtten binnen het onderwijs waren volgens Cohen de kans op falen, het vasthouden aan oude academische principes en de disciplinering door autoritaire docenten.188

Soortgelijke ideeën over preventieve aanpassingen in het onderwijs beperkten zich niet alleen tot het publiek in de Verenigde Staten, maar werden ook internationaal besproken. Zo besprak de H. Chamberlain, directeur van een Amerikaanse child guidance clinic, in 1930 hoe er de voorgaande jaren programma’s van geestelijke hygiëne zijn geïntroduceerd op Amerikaanse scholen. Hierbij waren er op basis van psychologische en sociologische studies veranderingen doorgevoerd. Een gevolg hiervan was de individualisering van het kind binnen het onderwijs, waarbij elk kind als een individu werd behandeld en zich daardoor aan zou passen aan de regels.189

Deze opvatting van de individuele behandeling van het kind was ook terug te zien bij presentatie die in 1937 over geestelijke hygiëne en scholen werd gehouden in Parijs. Volgens

186 S. Cohen, ‘The mental hygiene movement, the development of personality and the school. The medicalization

American education’, History of education quarterly 23 (1983) 123-149, aldaar 124.

187 Ibidem, 141. 188 Ibidem, 130-131.

189 H. E. Chamberlain, ‘School clinics’ in: F. E. Williams ed., Proceedings of the first international congress on

50

de Argentijnse arts Gonzalo Bosch had het namelijk geen zin om te proberen om een kind naar bepaalde normen proberen te vormen, maar is het beter om te onderzoeken waartoe het kind in staat is.190 Om dit te realiseren zou ieder kind tot het zestiende levensjaar onder toezicht moeten

komen van specialisten en zou niet alleen op de lagere scholen maar ook de universiteiten geestelijke hygiëne een rol moeten spelen. Zo merkte hij op dat het studieprogramma niet te druk mocht zijn, omdat er anders geen ruimte was voor de persoonlijkheid om zich te ontwikkelen. In lijn met die gedachte hadden ook examens een demotiverend effect op het karakter van de student.191 Net als Chamberlain stelde Bosch dus dat scholieren en studenten

zich niet goed konden ontwikkelen in een strikte en gedisciplineerde schoolomgeving, maar dat het individu juist de ruimte moest krijgen om zich aan te passen aan de omgeving.

Ook de samensteller van de congresbundel van het congres in Washington, Frankwood E. Williams, was er stellig van overtuigd dat de sociale omgeving van mensen cruciaal was bij geestelijke hygiëne. Zo vertelde hij tijdens het congres in 1930 over de ontwikkeling van het karakter van mensen en hoe geestesziekten ontstonden door het verwerken van ervaringen.192

Net als veel van zijn Amerikaanse collega’s stelt hij dat psychoanalyse de beste remedie is om mensen te behandelen die dankzij hun sociale omgeving en ervaringen geestelijke ongemakken hadden. Zijn algemene visie over geestelijke hygiëne was echter een stuk radicaler. Uit een biografische schets van Hans Pols over Williams bleek dat hij twijfelde over het nut van de beweging voor geestelijke hygiëne. Slechts door een complete reorganisatie van de samenleving zou geestelijke hygiëne kunnen werken. Dit idee werd versterkt toen hij in 1931 de Sovjet-Unie bezocht en daar zag dat na de omwenteling van de samenleving door de Russische Revolutie, dat geestelijke problemen helemaal niet voorkwamen in dit land.193

Hoewel Williams’ droom van een reorganisatie van de samenleving uniek was gedurende de congressen, laten de genoemde voorbeelden zien dat er een aanzienlijk deel van de sprekers was dat de sociale omgeving van mensen, en voornamelijk kinderen, zag als aanleiding voor geestelijke problemen. Deze konden volgens hen tot stand komen door

190 G. Bosch, ‘Higiene mental en la escuela y en la universidad’ in: R. Charpentier ed., Comptes rendus du IIe

congrès international d'hygiène mentale I (Parijs 1937) 217-222, aldaar 219.

191 Ibidem.

192 F. E. Williams, ‘The importance of social relationship in the development of the personality and character of

the adolescent’ in: F. E. Williams ed., Proceedings of the first international congress on mental hygiene II (New York 1932) 187-198, aldaar 188.

193 H. Pols, ‘Frankwood E. Williams. Finding a way in mental hygiene’, American journal of public health 97

(2007) 616-619, aldaar 618.

In de Sovjet-Unie bezocht Williams de Potemkin-dorpen, die waren opgebouwd om de bezoeker de illusie te wekken van een voorbeeldige samenleving, en in dit geval met succes.

51

ervaringen in verschillende sociale omgevingen zoals in het gezin of in tijdens de scholing. Veel van deze Engelstalige sprekers zagen in psychoanalyse een waardevolle methode om deze problemen te behandelen en belangrijke ervaringen te bespreken met de patiënt. Zoals te zien is in grafiek 1 op bladzijde 54 in de bijlage, waren er gedurende de jaren dertig rond de beide congressen twee pieken in het aantal algemene Engelstalige publicaties over psychoanalyse. Er zit geen causaal verband tussen de toename in publicaties en de congressen van geestelijke hygiëne, maar het duidt op een algemene toename in interesse voor psychoanalyse.