• No results found

Het einde van hygiëne, de opkomst van de gezondheid

Het derde congres voor geestelijke hygiëne werd door veel bezoekers als een logisch vervolg beschouwd op de eerdere twee congressen. Toch bleek het concept van geestelijke hygiëne een ontwikkeling doorgemaakt te hebben waardoor het erg verschilde van de eerdere toepassingen. De ervaringen en lessen uit de Tweede Wereldoorlog hadden aangetoond wat er kon gebeuren als de internationale geestelijke volksgezondheid niet in goede staat was. Uit de onderwerpen die werden besproken tijdens het congres in 1948 werd duidelijk dat het moment was aangebroken om te werken aan een stabiele wereldwijde geestelijke gesteldheid. Hierin lag niet alleen de nadruk op preventie van geestelijke ziektes, maar vooral ook op het waarborgen van de geestelijke gezondheid.

Om dit te bewerkstelligen werd er gekozen om overduidelijk in te zetten op de relatie tussen geestelijke hygiëne, wereldburgerschap en relaties binnen groepen. De recente ervaring van een wereld in crisis deed inzien dat deze factoren van cruciaal belang waren voor het behouden van de vrede. De continue angst voor een derde wereldoorlog, die zou uitbreken als de wereld niet zou veranderen, hing als een donkere wolk boven het congres.

Het gevolg hiervan was dat er weinig praktische oplossingen werden besproken maar vooral veel diagnoses gesteld werden van een wereld in crisis. De meest genoemde oplossing voor het behoud van wereldvrede was dat mensen konden veranderen door in te zien dat wereldvrede alleen haalbaar was door middel van goede relaties tussen mensen. Het concept wereldburgerschap werd geacht hier een belangrijke rol in te spelen. Op basis van hoe dit begrip tijdens het congres werd toepast leek dit echter geen vaststaande betekenis te hebben, maar bestond het uit verschillende varianten van een universele apolitieke utopie van wereldvrede.

Bij dit apolitieke argument rondom wereldvrede kunnen vraagtekens geplaatst worden. Sommige sprekers merkten terecht op dat dit idee van wereldburgerschap geen ‘geestelijk gezondheid imperialisme’ moest worden en culturele verschillen in acht genomen moesten worden. Vooral gezien de afkomst van het grootste gedeelte van de bezoekers en de financiële steun van verschillende grote internationale en vermogende organisaties zoals de WHO, die voornamelijk uit de Verenigde Staten kwamen, kan worden afgevraagd hoe werelds dit wereldburgerschap in de begindagen van de Koude Oorlog was.

81

Evenals dit idee van wereldburgerschap was de problematiek rondom omgevingsfactoren en sociale relaties een reactie op een veranderende samenleving. Zo maakten verschillende aanwezigen zich zorgen over de rol van het gezin, dat een grote invloed had op het individu. Doordat sommigen kinderen niet meer opgroeiden in traditionele gezinssituaties, maar in nieuwe ‘moderne’ vormen daarvan, zou dit leiden tot geestelijke problemen. Deze relatie tussen de groep en het individu is ook op grotere schaal zichtbaar in wat sommige sprekers de moderne samenleving noemden. Door middel van nieuwe industriële arbeidsverhoudingen, maar ook door de ideologische invloed van de moderne staat toentertijd werd de geestelijke gezondheid van het individu sterk beïnvloed. De reden hiervoor was dat net zoals op kleinere schaal gebeurde in het familieleven, de verandering naar moderne omstandigheden de relatie van het individu met de rest van de samenleving verstoorde. Met een negatieve invloed op de geestelijke gezondheid als gevolg.

Om een stabiele wereld ten gunste van de wereldwijde geestelijke gezondheid te beschermen was er tijdens het congres in Londen duidelijk sprake van een samenwerking tussen twee stromingen in de geestelijke hygiëne; de psychiatrie en de sociale wetenschappen. Uit de verschillende voordrachten bleek dat vanuit de psychiatrische stroming vooral werd gekeken naar het individu, bijvoorbeeld hoe deze weerbaarder gemaakt kon worden voor het ‘oorlogsvirus’ of hoe psychoanalyse de relatie tussen individu en groep bepaalde. De sociale wetenschappers daarentegen richtten zich meer op groepen en grote structuren op de samenleving. Zo werd er aangekaart hoe sociale instituties in de samenleving de geestelijke gezondheid beïnvloedde en hoe veranderingen in de samenleving in de loop der tijd groepen mensen hadden beïnvloed.

Niet alleen de invulling van geestelijke hygiëne veranderde tijdens dit congres. Aan het einde van de bijeenkomst werd de International Committee for Mental Hygiene vervangen door de World Federation of Mental Health. Na drie grote internationale congressen die werden gehouden onder de naam ‘geestelijke hygiene’ zou het in de toekomst verder gaan onder de noemer ‘geestelijke gezondheid’. Gedurende de sessies die in 1948 nog wel werden gehouden onder de term ‘geestelijke hygiëne’ werd er al wel inhoudelijk een voorschot genomen op deze nieuwe benaming. Niet langer stond de preventie centraal zoals de term hygiëne suggereerde. In plaats daarvan spraken de aanwezigen over het beschermen van de geestelijke gezondheid, waarmee werd bedoeld dat niet langer het voorkomen van ziektes het doel was, maar het waarborgen van de geestelijk gezondheid.

82

Conclusie:

‘Geestelijke hygiëne is eigenlijk een wolk: hoe dichter je er bij komt, hoe vager hij wordt’. 285

Arie Querido

Het internationale netwerk van geestelijk hygiënisten kwam tot stand doordat er in het begin van de twintigste eeuw in verschillende landen onvrede was over de omgang met geestelijke problemen, zoals bijvoorbeeld inadequate zorg in de gestichten. Daarnaast heerste er ook de angst dat door de toename van geestelijke ziektes de bevolking zou degenereren, met alle negatieve culturele gevolgen van dien. Geestelijke hygiëne bood een uitkomst; door het treffen van preventieve maatregelen kon de bevolking beschermd worden. Onder meer door de inspanningen van Clifford Beers en de Amerikaanse geestelijk hygiënisten die hem steunden, werd het stigma rondom geestelijke ziekten bespreekbaarder. In de eerste plaats door het oprichten van de National Committee for Mental Hygiene in 1909, de eerste nationale vereniging voor geestelijke hygiëne. Maar in de tweede plaats ook vooral door het op mondiale schaal uitbreiden van geestelijke hygiëne door middel van het internationale netwerk.

Naast de internationale verspreiding van publicaties reisden Beers en zijn Amerikaanse collega’s naar het buitenland om kennis te delen. Ook werden er vanuit de Verenigde Staten beurzen verstrekt die bedoeld waren voor studiereizen van buitenlandse geïnteresseerden, waardoor bijvoorbeeld de child guidance clinics zich binnen het internationale netwerk verspreidden. Ook werden er meerdere internationale congressen georganiseerd waarbij geestelijk hygiënisten vanuit verschillende landen bij elkaar kwamen om hun ervaringen en opvattingen te delen.

Uit de ontwikkeling van dit transnationale netwerk blijkt dat deze vooral fungeerde als een verzameling van nationale verenigingen. Deze nationale verenigingen voor geestelijke hygiëne deelden allemaal hetzelfde doel; het treffen van preventieve maatregelen om de geestelijke volksgezondheid te beschermen. Het waren echter met name de overkoepelende

285 A. J. Heerma van Voss, ‘Vijftig jaar sociale psychiatrie in Nederland’, Vrij Nederland 41 (1980) 3-47, aldaar

83

organisaties zoals de International Commitee for Mental Hygiene en later de World Federation for Mental Health, die ervoor zorgden dat deze internationale verenigingen en hun leden samen konden komen. Door de verschillende invullingen van dit concept die behandeld zijn in dit onderzoek bleek dat het middel om het doel van geestelijke hygiëne te bereiken vaak verschilde. Doordat hygiënisten in dit netwerk gedurende de eerste vijftig jaar van de twintigste eeuw vanuit verschillende landen hun diagnose stelden op basis van de maatschappij om zich heen veranderde de invulling van het begrip ‘geestelijke hygiëne’ ook ingrijpend.

De kritische blik die aan de hand van een genealogie kan worden geworpen op deze veranderende invulling van het concept geestelijke hygiëne biedt verrassende uitkomsten. Ten eerste laat het de contingentie van het concept zien. Geestelijke hygiëne ontwikkelde zich niet volgens een lineaire tred richting een steeds betere wetenschap. De doelen en toepassingen waren afhankelijk van de sociale structuren van de tijd, en kunnen daarom niet in een vaste teleologische ontwikkeling gevat worden. De Amerikaanse beweging hechtte in de beginjaren van de NCMH op zowel individueel en maatschappelijk niveau belang aan het voorkomen van gestichtsopname en de strijd tegen het stigma rondom geestesziekten. Het doel van latere geestelijk hygiënisten in de jaren dertig richtte zich daarentegen op het op brede schaal voorkomen ervan, door bijvoorbeeld nationale beleidsvoering. Dit soort uiteenlopende doelen en omdat er tijdens de congressen met name over nieuwe diagnoses en verschillende remedies werd gepraat, geeft vooral een discontinu beeld van de wetenschap.

Deze contingentie van het begrip was ook zichtbaar in hetgeen wat werd besproken gedurende het derde congres te Londen in 1948. Daar werd vanuit verschillende hoeken betoogd dat geestelijke hygiëne slechts een stap was in de ontwikkeling richting geestelijke gezondheid. De officiële brochure bracht deze ontwikkeling als een positieve ontwikkeling van de kennis over geestelijke gezondheid. Die begon bij de oprichting van het gesticht, bereikte vervolgens het stadium van geestelijke hygiëne en eindigde in 1948 bij het eindpunt; geestelijke gezondheid. Hoewel de World Federation of Mental Health wel voortkwam uit de restanten van de International Committee for Mental Hygiene was er wat betreft de besproken ideeën weinig continuïteit te ontdekken.

Door het nominalisme van geestelijke hygiëne te onderzoeken, bleek dat het begrip geen vaststaande betekenis had. De invulling van het begrip veranderde gedurende het bestaan van het transnationale netwerk van geestelijk hygiënisten. Hoewel het idee van ‘preventie’ continu aanwezig was bij geestelijke hygiëne, veranderde de manier waarop dat werd toegepast. In de verschillende hoofdstukken zijn een aantal ideeën besproken die gedurende de eerste helft van

84

de twintigste eeuw zorgden voor verschillende duidingen van geestelijke hygiëne. Op pagina 82 tot en met 84 zijn grafieken opgenomen waarin te zien is hoe vaak er over bepaalde aspecten die gebruikt werden in het vertoog over geestelijke hygiëne gepubliceerd werd in de periode 1900-1955. Het is illustratief dat hierin ook de discontinuïteiten naar voren komen die ook in dit onderzoek benoemd werden. Zo werd er voorafgaand aan de jaren dertig gesproken over eugenetica, een veranderende samenleving en child guidance clinics als hoofdonderwerpen voor het beschermen van een gezonde geest. Dit betekende niet dat elke geestelijk hygiënist één van deze drie onderwerpen koos en alleen daar overtuigd in geloofde, over het algemeen was het een combinatie van verschillende invalshoeken.

Op het internationale congres van 1930 werden deze drie onderwerpen nog op een wetenschappelijke manier naast elkaar besproken. Hoewel eugenetica toentertijd binnen de geestelijke hygiëne nog werd gezien als een geaccepteerde wijze om het geestelijke welzijn van de bevolking te beschermen, ontstond er zeven jaar later in Parijs echter een scheiding waarin er een verhit debat ontstond over de vraag of deze wetenschap een onderdeel kon zijn van geestelijke hygiëne. Toen echter in jaren dertig de excessen rondom eugenetica in nazi- Duitsland aan het licht kwamen werd het minder acceptabel. Deze tendens is bijvoorbeeld ook terug te zien in de Ngram-grafieken op pagina 54 tot en met 58 waarin vanaf halverwege de jaren dertig het aantal publicaties over eugenetica sterk daalt.

Ook aan de hand van wat er op het derde congres in 1948 werd verteld blijkt een discontinuïteit wat betreffende de invulling van geestelijke hygiëne. De ervaring van de tweede grote oorlog van een generatie lag nog vers in het geheugen, en een derde oorlog lag op de loer. In plaats van de puur preventieve maatregelen die eerder werden voorgesteld, werd er in 1948 gesproken over individuen en samenlevingen die zelf de stap zouden kunnen zetten naar bewustwording van wereldburgerschap. Met als gevolg dat wereldvrede dan slechts een kwestie van tijd zou zijn. Belangrijk in dit utopische beeld van wereldburgerschap was de verhouding tussen individu en groep. Veel bezoekers van dit congres beargumenteerden met psychoanalytische argumenten dat de basis voor groepsrelaties en wereldburgerschap in de jeugd lagen. Hiermee werden zowel het idee van wereldburgerschap als psychoanalyse belangrijke componenten in de invulling van mentale hygiëne.

Na de Tweede Wereldoorlog was eugenetica vrijwel verdwenen binnen het gedachtegoed van de geestelijke hygiëne. Ook de child guidance clinics waren verdwenen uit het vertoog, een reden hiervoor kan zijn dat kinderpsychiatrie op dat moment een op zichzelf staande wetenschap was geworden en dat dergelijke onderwerpen binnen dat netwerk werden

85

besproken. Ook deze discontinuïteit in de invulling van het begrip is zichtbaar in de grafieken op pagina 82 tot en met 84. Hierin is ook zichtbaar dat er veel meer publicaties na 1945 verschenen over de term ‘wereldburgerschap’. Tevens vertoont ook de grafiek van psychoanalyse een duidelijke stijgende lijn. Daarnaast blijkt ook dat de term geestelijke gezondheid veel vaker gebruikt werd, en de term geestelijke hygiëne minder. De grafieken in de bijlage laten uiteraard niet het gebruik van deze woorden in het vertoog van de geestelijke hygiëne zien, maar kan wel de discontinuïteiten van het gebruik van deze termen duiden.

Een ander punt dat aan de hand van dit genealogisch onderzoek naar boven komt is de manier waarop verschillende machtsstructuren, die zorgden voor de ontwikkeling van bepaalde ideeën en kennis, invloed uitoefenden op de invulling van het begrip en de discontinue ontwikkeling van het concept. Het hierboven genoemde voorbeeld van eugenetica heeft laten zien hoe politieke machten het gebruik van het begrip kunnen beïnvloeden. Daarnaast heeft dit onderzoek ook laten zien dat het beroep en specialisatie van de expert die zich bezig hield met geestelijke hygiëne een grote rol speelde in de invulling van het begrip. Zo werd er in de begindagen van de Amerikaanse NCMH vooral door de psychiaters binnen deze beweging de nadruk gelegd op psychosociale aspecten en psychoanalytische factoren van het individu. Deze visie bleef lange tijd aanwezig binnen het transnationale netwerk van geestelijk hygiënisten en verspreidde zich ook. Toen het First International Congress on Mental Hygiene in 1930 in Washington werd gehouden bleek uit de verschillende voordrachten dat veel mensen zich echter eerder als een ‘organisator’ van grootschalige publieke gezondheidszorg beschouwden dan als arts of psychiater. Dit zorgde voor concurrerende invullingen binnen geestelijke hygiëne. De opkomst van de geestelijke hygiëne binnen publieke gezondheidszorg en de uitvoerders daarvan is exemplarisch voor de opkomst van de expert in de samenleving gedurende de jaren dertig. Een categorie mensen met een bepaalde expertise waar in de veranderende samenleving behoefte aan was vanuit de bevolking.

Ook nationaliteit en de verschillende nationale verenigingen hadden in het netwerk van geestelijk hygiënisten invloed op de invulling die aan het begrip werd gegeven. Zo werd er door bezoekers van het congres in 1930 gesteld dat er in Europa op een meer psychiatrische wijze invulling werd gegeven aan geestelijke hygiëne, in tegenstelling tot de Verenigde Staten waaruit meer vanuit de publieke zorg werd gekeken. Deze aanname werd bevestigd toen zeven jaar later het congres in Europa plaatsvond en er veel meer aanwezigen uit Europa waren en minder uit de Verenigde Staten, wat leidde tot een meer psychiatrisch georiënteerde bijeenkomst wat betreft de besproken onderwerpen.

86

Ook op de laatste bijeenkomst voor geestelijke hygiëne werd de invulling en de discontinue ontwikkeling van dit begrip beïnvloed door het beroep en afkomst van de sprekers. Tijdens het congres in 1948 werd er gewerkt aan een synthese tussen de kennis uit de sociale wetenschapen en psychiatrische kennis. Het gevolg was dat geestelijke hygiëne vorm kreeg doordat de psychiaters aan de enerzijds psychoanalytische analyses van het individu presenteerden en dat de sociale wetenschappers anderzijds spraken over groepen en de grotere sociale structuren in de samenleving. Door de kennis vanuit deze disciplines samen te nemen kon de geestelijke gezondheid beschermd worden voor schadelijke invloeden uit de veranderende samenleving. Voor de uitwerking van dit idee van ‘wereldburgerschap’, gedurende dit congres is het belangrijk om te realiseren dat het een fenomeen was dat werd vormgegeven door mensen afkomstig uit de landen die gedurende de Koude Oorlog zouden behoren tot de ‘eerste wereld’. Hierdoor kreeg het idee van wereldburgerschap een politieke agenda gericht op de waarden en normen van deze landen.

Aan de hand van deze genealogie is dus aangetoond dat geestelijke hygiëne geen teleologisch begrip was, maar een discontinue ontwikkeling heeft doorgemaakt. In deze geschiedenis zorgden verschillende structuren in de samenleving, zoals hoe en door wie de aanwezige en bruikbare kennis gebruikt kon worden, ervoor dat de invulling en betekenis van het begrip veranderde. Dit had als gevolg dat experts vanuit verschillende beroepsgroepen, van psychiaters tot aan beleidsmedewerkers voor publieke gezondheid, geestelijk hygiënische ideeën ontwikkelden die toegepast konden worden op verschillende niveaus in de samenleving; van individu tot aan de gehele bevolking. Doordat deze mensen gebruik maakten van kennis vanuit verschillende wetenschappelijke gebieden zoals psychiatrie, sociologie, eugenetica en psychoanalyse ontstonden er concurrerende visies die invulling gaven aan het begrip geestelijke hygiëne.

Toch schuilt in deze geschiedenis ook een continuïteit binnen het begrip van geestelijke hygiëne. Het transnationale netwerk ontstond, en bleef in stand, omdat er een breed gedragen idee onder experts was waarin er belang werd gehecht aan de preventie van geestelijke ziekten dat was gebaseerd op het idee van hygiëne. Hoewel er geen sprake was van een puur transnationale beweging, maar eerder van een verzameling nationale bewegingen die informatie uitwisselden en incidenteel samen kwamen, was het gezamenlijke doel van deze mensen en verenigingen hetgeen wat ze met elkaar verbond. Toen gedurende de bijeenkomst in 1948 ook dit doel veranderde van hygiëne naar gezondheid verdween ook dit netwerk en dus deze continuïteit binnen de geestelijke hygiëne.

87

Na de derde internationale bijeenkomst voor geestelijke hygiëne in 1948 lijkt het begrip na een kort bestaan in de eerste helft van de twintigste eeuw verdwenen te zijn. De preventieve argumenten van hygiëne in het vertoog rondom geestelijke gezondheid maakten plaats voor het waarborgen van de geestelijke gezondheid als hoofdzaak. Dit laatste is vandaag de dag nog steeds het belangrijkste doel van de WHO. Een van de manieren waarop deze organisatie dit probeert te realiseren is door middel van treffen van preventie maatregelen om geestelijke problemen te voorkomen. Het begrip ‘geestelijke hygiëne’ wordt hierbij echter niet genoemd.286 Ondanks het verdwijnen van deze term en het transnationale netwerk eromheen,

waart de geest van geestelijke hygiëne, 110 jaar na de introductie van geestelijke hygiëne in de autobiografie van Clifford Beers, nog rond in de internationale doelstellingen van de geestelijke gezondheid.

286 World Health Organization. Mental Health, http://www.who.int/mental_health/en/ (geraadpleegd op 12 juli

88

Literatuurlijst:

Allen, G. E., ‘Eugenics as an international network’ International encyclopedia of the social

& behavioral sciences (Oxford 2015) 224-232.

Armstrong-Hough, M., ‘Origins of difference. Professionalization, power, and mental hygiene in Canada and the United States’, American review of Canadian studies 45 (2015) 208-225. Beigbeder, Y., The World Health Organization (Dordrecht 1998).

Belzen, J. A. en J. Vijselaar, ‘The historiography of Dutch psychiatry and mental health care’, in History of psychiatry 2 (1991) 281-288.

Bertolote, J., ‘The roots of the concept of mental health’, World psychiatry 7 (2008) 113-116 Bevir, M., ‘What is genealogy’ Journal of the philosophy of history 2 (2008) 263-275. Blok, G., Baas in eigen brein. 'Antipsychiatrie' in Nederland, 1965-1985 (Amsterdam 2004). Bolt, T. en L. de Goei, Kinderen van hun tijd. Zestig jaar kinder- en jeugdpsychiatrie in

Nederland 1948-2008 (Assen 2008).

Brolsma, M., ‘Het humanitaire moment’. Nederlandse intellectuelen, de Eerste Wereldoorlog

en het verlangen naar een regeneratie van de Europese cultuur (1914-1950) (Hilversum

2016).

Büschel, H., ‘”Die Moderne macht sie geisteskrank!”. Primitivismus-zuschreibung,