• No results found

‘Welkom, Duitsland, in het integratie- en immigratiedebat’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Welkom, Duitsland, in het integratie- en immigratiedebat’"

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Welkom, Duitsland, in het integratie- en

immigratiedebat’

Beeldvorming van het Duitse integratie- en immigratiedebat in de Nederlandse

media, 2010 - 2015.

Nanne Uittenbogaard Inleverdatum 1 april 2019

Masterscriptie Geschiedenis – Duitslandstudies

Begeleider: dhr. dr. H.J. Jürgens Tweede lezer: dhr. dr. W.F.B. Melching

(2)

Woord vooraf

Vanaf het najaar van 2015 woonde ik een half jaar in Berlijn. Hier kreeg ik van dichtbij mee wat voor impact de vluchtelingencrisis had op de Duitse samenleving, hoe Neukölln, ‘De Turkse stad van Duitsland’, eruit zag en wat een voortdurende ophef er over Pegida was. Mijn Berlijnse huisgenoot, Hannah, ging regelmatig de straat op om deel te nemen aan de protesten tégen Pegida en keek elke zondagavond naar de satirische tv-programma’s waarin de Duitse politiek belachelijk werd gemaakt en kritische punten, zoals integratie en immigratie, bediscussieerd werden. Berlijn wakkerde mijn interesse voor Duitsland verder aan en hier besloot ik vanaf september 2016 de Master Duitslandstudies te gaan doen. Tevens is hier ook het idee voor mijn scriptie ontstaan.

Na een jaar studeren waarin ik allerlei interessante vakken volgde en meerdere keren naar Duitsland afreisde, besloot ik er een jaar tussenuit te gaan. Ik zou me gaan inzetten voor een bestuur in Amsterdam, wat betekende dat ik daarna pas mijn scriptie zou hervatten. In september 2018 kwam ik weer aan op het Bushuis en wilde ik in eerste instantie mijn scriptie over Pegida schrijven. ‘Wat moet je toch met die rare mensen, moet je niet over wat leukers schrijven?’ Zei mijn scriptiebegeleider dr. Hanco Jürgens toen tegen me. Pegida heeft meneer Jürgens er niet uit gekregen, maar wel heeft hij me geholpen het onderzoek breder op te zetten en met mij te kijken waar mijn interesses nog meer lagen.

Voordat ik jullie meeneem in mijn onderzoek wil ik iedereen bedanken die het voor mij mogelijk heeft gemaakt dat ik mijn scriptie kon schrijven. Ik wil mijn scriptiebegeleider Hanco Jürgens in het bijzonder hartelijk bedanken voor de ondersteuning die hij gedurende het traject heeft geboden. Zijn adviezen, fijne manier van feedback geven en enthousiasme hebben me geholpen de scriptie te maken tot wat hij nu is. Daarnaast wil ik ook meneer Melching bedanken voor het willen optreden als tweede lezer.

Tot slot wil ik mijn ouders bedanken die in eerste instantie wat huiverig waren toen ik ze vertelde dat ik er een jaar tussenuit zou gaan waarna ik mijn scriptie weer zou hervatten. Dankzij hen is het mogelijk geweest om mijn interesses zowel binnen als buiten de wetenschap na te jagen.

Nanne Uittenbogaard April 2019

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 4

I Stand van zaken: Het integratie- en immigratiedebat 5

II Onderzoeksvraag en methode 7

Hoofdstuk 1: Het Duitse en Nederlandse integratiedebat voorafgaand aan 2010 11

Het Duitse debat: ‘Wir sind kein Einwanderungsland’ 11

Het Nederlandse debat: ‘vol is vol’ 16

Fazit 22

Hoofdstuk 2: Deutschland schafft sich ab (30 augustus – 1 december 2010) 25

2.1 Het Duitse debat 25

2.2 Het Nederlandse debat 29

2.2.1 Centrumlinks: Ineens heeft Duitsland zijn multiculturele drama 30

2.2.2 Midden: Historici aan het woord 33

2.2.3 Rechts: De grootste islamcriticus van Duitsland 35

2.3 Conclusie 36

Hoofdstuk 3: De opkomst van Pegida (1 oktober 2014 – 1 maart 2015) 39

3.1 Het Duitse debat 39

3.1 Het Nederlandse debat 43

3.1.1 Centrumlinks: Europa in crisis 43

3.2.2 Midden: Onduidelijkheid 47

3.2.3 Rechts: Begrip voor Pegida-protesten 48

3.3 Conclusie 51

Hoofdstuk 4: Wir schaffen das (1 juli – 1 oktober 2015) 53

4.1 Het Duitse debat 53

4.2 Het Nederlandse debat 57

4.2.1 Centrumlinks: Bewondering voor barmhartige Merkel 57

4.2.2 Midden: Derden aan het woord 59

4.2.3 Rechts: Duitsland, wees gewaarschuwd 61

4.3 Conclusie 64 Conclusie 66 Bibliografie 70 Bronnen 70 Secundaire literatuur 74 Websites 76

(4)

Inleiding

Debatten over grootschalige migratie en integratie in Nederland en Duitsland zijn sterk gepolariseerd. Rechtse stemmers roepen dat de multiculturele samenleving is mislukt en dat de grenzen gesloten moeten worden. Integratiepessimisten zijn er zelfs van overtuigd dat de Europese cultuur wordt bedreigd door de immigratie van grote groepen moslims. Tegelijkertijd roepen linkse en meer liberale stemmers juist op tot het verbeteren van het integratie- en immigratiebeleid en het aanbieden van een veilige plek aan vluchtelingen uit oorlogsgebieden. Hier een middenweg in vinden lijkt niet altijd even gemakkelijk aangezien de twee kanten lijnrecht tegenover elkaar staan. Het debat is regelmatig pijnlijk omdat er enerzijds veelal krampachtig wordt vastgehouden aan een politiek correcte norm. Anderzijds wordt deze norm, soms op grove wijze, overschreden. Daarnaast vinden velen het moeilijk om hun politieke kleur achterwege te laten. Dit viel mij ook direct op toen ik van start ging met dit onderzoek. Er lijkt inzake deze debatten nauwelijks een mening vanuit het midden van het politieke spectrum te komen. Vooral de extreme flanken worden gehoord. In een tijd waarin hevig gedebatteerd wordt over integratie en immigratie in Europa, analyseer ik de transnationale wisselwerking tussen Duitsland en Nederland. Twee landen die op het eerste gezicht op elkaar lijken vanwege de economische omstandigheden en een soortgelijk politiek systeem, maar waar ook grote verschillen tussen zijn.

Gedurende mijn studie wakkerden vakken over de recente bilaterale geschiedenis van Duitsland en Nederland, vanaf de Tweede Wereldoorlog, met name mijn interesse aan. Ik heb al jaren een grote belangstelling voor dit tijdperk en deze twee landen. Zo heb ik in mijn bachelor scriptie onderzoek gedaan naar de Nederlandse beeldvorming van Duitsland. Toen heb ik het Nederlandse Duitslandbeeld in de aanloop naar en in jaren negentig onderzocht. Mijn onderzoek focuste zich op de aanslag in Solingen in 1993 en de Nederlandse reactie hierop. Door Nederlandse krantenartikelen te analyseren, concludeerde ik dat het Nederlandse Duitslandbeeld na de Tweede Wereldoorlog zeer negatief was geweest. Na de aanslag in 1993 en de daaropvolgende Nederlandse briefkaartenactie die een morele superioriteit uitstraalde, verergerde dit nog meer. Toen onder jongeren een enquête werd afgenomen waarin werd gevraagd wat ze van Duitsers vonden, bleek dat ook onder de jongste generatie de negatieve beeldvorming aanwezig was. Vanaf eind jaren negentig, en in het bijzonder met de komst van de euro, bleek de beeldvorming veel positiever te zijn geworden. Dat ik opnieuw heb gekozen voor het onderzoeken van de Nederlandse beeldvorming van Duitse gebeurtenissen is dus geen toeval. Mijn onderzoeksvraag luidt als volgt: Wat was de beeldvorming van het Duitse integratie- en immigratiedebat in de Nederlandse media tussen 2010 en 2015? Voordat ik

(5)

dieper in zal gaan op de onderzoeksvraag en de methode, geef ik een overzicht van de huidige stand van zaken van onderzoek over het Duitse en Nederlandse integratie- en immigratiedebat.

I Stand van zaken: Het integratie- en immigratiedebat

Discussies over integratie en immigratie worden al sinds de jaren zeventig gevoerd. Zo toont de geschiedenis dat er meerdere grootschalige migratiestromen naar het Europees continent trokken die grote invloed hebben gehad op zowel Nederland als Duitsland. Recente voorbeelden waren de miljoenen postkoloniale migranten die na de Tweede Wereldoorlog naar Europa trokken. Een aantal jaren later kwamen daar gastarbeiders uit Italië, Spanje, Noord-Afrika en Turkije bij. Vragen over hoe deze mensen opgevangen moesten worden en hoe ze zo goed mogelijk konden integreren, keerden keer op keer terug. Twee kritieke punten die vanaf de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol speelden waren de religieuze verschillen tussen de autochtone bevolking en de, veelal islamitische, migranten, en het ontstaan van de verzorgingsstaten. Dit ging gepaard met ongemak en onzekerheid. Tijden van paniek en crisis werden afgewisseld door periodes van acceptatie.

Het Duitse en Nederlandse immigratie- en integratiedebat wordt al gedurende vele jaren onderzocht en blijkt een populair onderwerp in de literatuur. Zo hebben de historici Leo en Jan Lucassen het Nederlandse immigratiebeleid onderzocht in Winnaars en verliezers: een

nuchtere balans van vijfhonderd jaar migratie. Ze ontkrachtten mythes over migratie en gaven

feitelijk inzicht om zo vooroordelen tegen te gaan. De broers herschreven het boek in 2018 omdat maatschappelijke ontwikkelingen en een toenemende populariteit van het onderwerp in de samenleving nieuwe inzichten gaf. Vooral de invloed van de islam op de multiculturele samenleving was een belangrijke drijfveer voor het herschrijven van het boek. Het boek van Hanco Jürgens en Ton Nijhuis, De Vleugels van de Adelaar, is ook een belangrijke bron voor mijn onderzoek geweest. Hierin deden Nederlandse wetenschappers onderzoek naar onderwerpen als populisme, migratie, integratie en Duitsland en plaatsten dit in een Europees perspectief. Ook de vergelijkingen tussen Nederland en Duitsland in dit boek kon ik goed gebruiken voor mijn onderzoek. Jacco Pekelder analyseerde in zijn Nieuw Nabuurschap de overeenkomsten en verschillen tussen de twee landen in de afgelopen 20 jaar inzake het integratie en immigratiedebat. Nederland werd in dit debat veelal gezien als voorloper ofwel ‘gidsland’ van Duitsland. Deze boeken kunnen in dit onderzoek als basis worden gezien van het Nederlandse integratie- en immigratiedebat. In Duitsland hebben Friedrich Heckmann en Klaus Bade een grote bijdrage geleverd aan het onderzoek naar Duitse debatten over migratie

(6)

en integratie. In Integration von Migranten: Einwanderung und neue Nationenbildung en

Sozialhistorische Migrationsforschung analyseren zij soortgelijke onderwerpen als de broers

Lucassen, maar dan over Duitsland.

Langdurig beweerden opiniemakers dat Nederland voorliep inzake integratie- en immigratiedebatten. Zo publiceerde Ines Michalowski in 2004, die grootschalig onderzoek deed naar migratie en integratie, een artikel over hoe het Nederlandse integratiemodel een voorbeeld voor Duitsland was.1 Bovendien stond in 2010 in Die Welt: ‘Holland ist uns in der

Islamdebatte Jahre voraus’, waarin Nederland ook als gidsland werd beschreven.2 Filosoof

Jurriën Rood was van mening dat de politiek correcte norm die in integratie- en immigratiedebatten veelal aanwezig was al eerder in Nederland was vervaagd terwijl deze in Duitsland nog ‘verstikkend’ aanwezig was.3 Nina Lange schreef in 2012 een masterscriptie: Niederlande, Jahre voraus?4 Hierin analyseerde ze Nederlandse integratie- en immigratiedebatten in de Duitse pers en bekeek in hoeverre dergelijke debatten eerder in Nederland hadden plaatsgevonden. Ze onderzocht drie casestudy’s: de opkomst en moord op Pim Fortuyn, de moord op Theo van Gogh en de opkomst van Geert Wilders. De scriptie van Lange gaf een beeld van hoe ik een soortgelijk onderzoek met casestudy’s kon uitvoeren.

Tot aan 2010 meenden Nederlandse opiniemakers dat Duitsland zich veelal afzijdig hield van het immigratie- en integratiedebat en dat Nederland voorliep. Bij een vergelijking van het toenmalige debat in Nederland en Duitsland vielen vooral verschillen op. Het Nederlandse beeld bestond uit het volgende: de politiek was al jaren van de politiek correcte norm afgeweken, er werd een beter immigratiebeleid gevoerd dan in Duitsland en sinds de komst van de PVV, in 2006, kende het land al een rechtse populistische politieke partij die zich kritisch uitliet over integratie en immigratie en aanzienlijke populariteit had verkregen. Over Duitsland schreven opiniemakers juist dat er krampachtig werd vastgehouden aan een politiek correcte norm vanwege het naziverleden, dat er een slecht immigratiebeleid was en dat er geen rechts-populistische partij was met soortgelijke pijlers als de Nederlandse PVV. In vergelijking met Nederland, maar ook in vergelijking met andere Europese landen, kende Duitsland inderdaad relatief laat een succesvolle rechts-populistische politieke partij die zich kritisch

1 Ines Michalowski, Das niederländische Integrationsmodell als Vorbild und die Debatte über sein “Scheitern,”

Berlin: Bundeszentrale für Politische Bildung 2004.

2 Rainer Haubrich, ‘Holland ist uns in der Islamdebatte Jahre voraus’, Die Welt, 15 oktober 2010. 3 Marc van Dijk, ‘Politiek-correct links versleet Pegida voor extreem-rechts’, Trouw, 9 april 2016.

4 Nina Lange, Niederlande, Jahre voraus? Een vervlochten geschiedenis over de betekenis van Nederland in het Duitse immigratie- en integratiedebat (2002-2010), Masterscriptie, Amsterdam: Universiteit van Amsterdam

(7)

uitliet over immigratie en integratie. Dit ontstond pas met de oprichting van de AfD in 2013 al viel deze toen nog niet te vergelijken met de PVV. Pas vanaf 2015, tijdens de vluchtelingencrisis, kende de partij een verschuiving naar rechts en kwam de focus meer op immigratie, vluchtelingen en de islam te liggen. Vóór 2013 waren er wel rechts-populistische partijen, zoals de Republikaner of de NPD, maar deze kenden nooit een dusdanige populariteit als dat de AfD verkreeg.

Nederlandse opiniemakers schreven vanaf september 2010 dat er in het Duitse publieke domein eindelijk een debat over integratie en immigratie werd gevoerd. De publicatie van het boek Deustschland schafft sich ab van Thilo Sarrazin zou dit teweeg hebben gebracht. Als vooraanstaand politicus en econoom liet auteur Thilo Sarrazin zich kritisch uit over integratie, immigratie en de achterstand van bepaalde bevolkingsgroepen waarbij hij regelmatig uitspraken deed die door sommigen als racistisch werden beschouwd. Een opiniemaker in

Trouw heette Duitsland welkom in het Europese immigratiedebat: ‘eindelijk’ was het dan zo

ver.5 Het is echter maar de vraag of dit een correct beeld is aangezien deze debatten wel degelijk

eerder in Duitsland werden gevoerd. De Nederlandse pers zette een beeld neer van een land dat lange tijd vasthield aan politieke correctheid en geen debat over integratie of immigratie wilde voeren. Of dit ook daadwerkelijk zo was, zal ik analyseren in hoofdstuk 1. Aangezien ik in dat hoofdstuk uitgebreid verslag zal geven van het integratie- en immigratiedebat in zowel Duitsland als Nederland voorafgaand aan 2010, zal ik daar verder ingaan op de historiografie.

II Onderzoeksvraag en methode

In dit onderzoek analyseer ik de beeldvorming van het Duitse integratie- en immigratiedebat in de Nederlandse gedrukte pers tussen 2010 en 2015. Het is betekenisvol om het integratie- en immigratiedebat in deze periode te onderzoeken omwille van drie kenmerkende gebeurtenissen die een grote impact hebben gehad op de Duitse samenleving. Welke impact dit op de Nederlandse samenleving heeft gehad, is nog niet uitvoerig onderzocht. Hier zal deze scriptie een bijdrage aan leveren. De drie gebeurtenissen zal ik in casestudy’s analyseren die chronologisch tussen 2010 en 2015 zijn opgebouwd. De tijdspanne voorafgaand aan 2010 wordt in hoofdstuk 1 uiteengezet, terwijl de periode na 2015 buiten beschouwing blijft. In hoofdstuk 1 geef ik een historisch overzicht van het Duitse en het Nederlandse integratie- en immigratiedebat in de aanloop naar 2010. Om de houding van Nederlandse opiniemakers ten opzichte van het Duitse debat te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk te weten wat in beide

(8)

landen hieraan voorafging. Alleen dan valt een volledig beeld te scheppen van de gebeurtenissen tussen 2010 en 2015. Elke casestudy begint met een beschrijving van het Duitse debat. Vervolgens worden de reacties in de Nederlandse pers geanalyseerd. Aan het einde van elke casestudy volgt een conclusie.

Allereerst is het relevant om de publicatie van Deutschland schafft sich ab als casus te onderzoeken, aangezien dit boek een ontketende in zowel Duitsland als Nederland. De Nederlandse pers meende dat Duitsland pas vanaf dat moment deelnam aan het integratiedebat en dat de gebeurtenis een grote verandering in het Duitse publieke debat markeerde. Deze casestudy betreft een periode van drie maanden tussen 30 augustus 2010 tot en met 1 december 2010. Hierin wordt de publicatie van het boek en een deel van de nasleep geanalyseerd. De tweede casestudy betreft een periode van vijf maanden tussen 1 oktober 2014 en 1 maart 2015. In deze periode werd de protestbeweging Pegida opgericht. De populariteit van de beweging groeide enorm in januari 2015 en nam vervolgens in februari weer af. De derde casestudy valt tussen 1 juli 2015 en 1 oktober 2015 en vindt plaats in een periode van drie maanden. Hierin leidde de migratiestroom vanuit het Midden-Oosten tot grote problemen in Duitsland en werd dit bestempeld als de vluchtelingencrisis. De reden dat de tweede casestudy afwijkt qua tijdsbestek, in plaats van drie maanden is deze vijf maanden, is dat in het onderzoek naar de opkomst van Pegida ook de afname van de populariteit moet worden opgenomen. Vandaar dat hier een langere periode is onderzocht. Door periodes van drie tot vijf maanden te analyseren, is het mogelijk doelgericht onderzoek te doen. Het verschil tussen enerzijds de eerste twee casestudies en anderzijds de derde, is dat in de derde het niet om een specifiek Duitse gebeurtenis gaat. De vluchtelingencrisis trof namelijk heel Europa en in elk Europees land werd een debat gevoerd. Daarom is in deze casestudy besloten om specifiek de Duitse houding te onderzoeken. Tot slot verwacht ik door de opzet van dit onderzoek, waarin drie verschillende gebeurtenissen gedurende vijf jaar worden geanalyseerd, een ontwikkelingsperspectief aan te tonen.

Ik zal een kwalitatief onderzoek doen van vijf Nederlandse bladen. Het is in dit onderzoek uiteraard onmogelijk om alle Nederlandse bladen te analyseren. Vandaar dat ik er vijf heb gekozen die een groot aantal lezers kennen en dus een groot deel van de Nederlandse samenleving vertegenwoordigen. De opinie in deze vijf bladen zullen als representatie van de Nederlandse opinie worden gezien. Voor het onderzoek heb ik een onderverdeling gemaakt waarbij ik de bladen indeel in centrumlinks, midden en rechts. De reden dat ik deze onderverdeling heb gemaakt, is dat ik op deze manier overzichtelijke scheidslijnen kan maken tussen de politieke kleur van de kranten en dus duidelijkere uitspraken kan doen. Ik ben mij

(9)

bewust dat deze onderverdeling ook nadelen met zich meebrengt aangezien de scheidslijnen in werkelijkheid minder strikt zijn en elk blad nuances kent. Echter zorgt het uitblijven van een dergelijke onderverdeling voor een minder duidelijke uitspraak over de Nederlandse beeldvorming. Vandaar dat ik de keuze heb gemaakt deze wel te maken. Daarnaast wil ik benadrukken dat de pers geen ongekleurde bron van informatie is. Zowel verslaggeving als opinieartikelen zijn subjectief en dragen vrijwel altijd een politieke kleur met zich mee. Mijn focus in dit onderzoek ligt dus juist op de subjectiviteit van de bronnen.

Zoals vermeld zijn de bladen onderverdeeld in centrumlinks, midden en rechts. De Nederlandse beeldvorming aan centrumlinkse zijde wordt belicht door de Volkskrant en De

Groene Amsterdammer.. De rechtse beeldvorming wordt gerepresenteerd door De Telegraaf

en Elsevier Weekblad. Vervolgens zal het midden worden belicht door Trouw. Dagblad De

Telegraaf richt zich op een breed publiek en staat over het algemeen bekend als een krant die

conservatieve lezers aantrekt. Journalisten die voor deze krant schrijven uiten zich over het algemeen voornamelijk rechts-liberaal. Het is de grootste krant van Nederland met een oplage van rond de 450.000 per dag. Elsevier Weekblad is een blad dat zich met name richt op de hoger opgeleide conservatief-liberale lezer. De journalisten die voor het blad schrijven houden er met name rechtse opvattingen op na. Het blad is een stuk kleiner dan De Telegraaf en kent een oplage van 80.000 exemplaren per week. De Telegraaf richt zich op de gemiddelde lezer aan de centrumrechtse kant terwijl Elsevier Weekblad de hoogopgeleiden aan de centrumrechtse kant aantrekt. Gezamenlijk geeft dit een goede vertegenwoordiging van de rechtse pers in Nederland. De Volkskrant heeft veelal journalisten in dienst die eerder politiek centrumlinks georiënteerd zijn. Het heeft een progressieve grondslag en is van origine katholiek en sociaaldemocratisch. Ondanks dat de krant vanaf de jaren ’90 meer naar rechts is opgeschoven, kan deze nog steeds aan de centrumlinkse kant worden gezet. Bovendien waren veel hoofdredacteuren PvdA stemmers wat grote invloed had op wat er werd gepubliceerd. Het is de tweede krant van Nederland met een dagelijkse oplage van 210.000 stuks. In dit onderzoek geldt De Volkskrant als tegenhanger van De Telegraaf. De tegenhanger van Elsevier Weekblad is De Groene Amsterdammer. Dit is een opinieweekblad met een oplage van 20.000 per week. De signatuur is in de meeste gevallen linksliberaal te noemen en vormt in het onderzoek samen met de Volkskrant de centrumlinkse opinie in Nederland. De Groene Amsterdammer kan als een stuk linkser worden beschouwd dan de Volkskrant. De Volkskrant heeft namelijk in de afgelopen jaren een verandering doorlopen waarbij de krant meer opschoof naar rechts door verschillende geluiden te belichten Met behulp van deze bladen geef ik een representatie van de rechtse en centrumlinkse beeldvorming in de Nederlandse pers. Echter wil ik naast deze

(10)

twee kanten ook het midden een stem geven door Trouw in het onderzoek te betrekken. Trouw heeft van origine de christelijke waarden hoog in het vaandel staan en is vaak sterker op Duitsland gericht. De krant heeft een oplage van 88.000 per dag en representeert de hoogopgeleide lezer die zich in het midden van het politieke spectrum bevindt. De meningen die in deze vijf bladen terugkomen vormen de basis van mijn onderzoek. In de conclusies van de casestudy’s zal ik de verschillen en overeenkomsten tussen de bladen interpreteren. Dit doe ik aan de hand van het toepassen van frames. Met behulp van deze frames kan ik overzichtelijke uitspraken doen over de behandeling van thema’s per blad.

De primaire bronnen die over deze gebeurtenissen berichten, moeten een antwoord geven op de vraag wat de beeldvorming van de Duitse integratie- en immigratiedebatten in de Nederlandse pers was. Om te beginnen is het van belang de Duitse debatten te analyseren: Is er een ontwikkelingsperspectief te zien in de debatten tussen 2010 en 2015? Was 2010 een keerpunt in het Duitse integratie- en immigratiedebat? Aangezien de nadruk van het onderzoek ligt op het transnationale karakter en dus op de Nederlandse beeldvorming van de Duitse debatten is het van belang de volgende vragen te beantwoorden: Hoe berichtte de Nederlandse pers over het Duitse integratie- en immigratiedebat? Waren er duidelijke overeenkomsten en verschillen tussen de onderzochte media? Hadden de Duitse perikelen invloed op het Nederlandse debat en welke plaats kregen ze in de Nederlandse samenleving? Aangezien het onderzoek over de berichtgeving van Nederlandse opiniemakers inzake het Duitse debat gaat, wil ik benadrukken dat dit veel zegt over Nederland. Meer dan over Duitsland omdat het de Nederlandse interpretatie van de Duitse gebeurtenissen betreft.

(11)

Hoofdstuk 1: Het Duitse en Nederlandse integratiedebat voorafgaand

aan 2010

‘Welkom, Duitsland, in het Europese immigratiedebat’, luidde een kop in Trouw in oktober 2010 na de publicatie van het boek Deutschland schafft sich ab van Thilo Sarrazin.6 Niet alleen

in Trouw beweerden journalisten dat Duitsers voorheen geen discussie over integratie en immigratie voerden, ook in andere Nederlandse kranten beschouwden opiniemakers dit als waarheid. Aan het begin van mijn onderzoek kwam ik voortdurend dit soort uitspraken tegen en was ik in eerste instantie geneigd dit te geloven. Toen ik echter de periode voorafgaand aan 2010 analyseerde, viel het me op dat er wel degelijk eerder een debat over immigratie en integratie werd gevoerd. Eigenlijk zijn het debatten die vanaf de Tweede Wereldoorlog met vlagen altijd wel werden gevoerd. Nederlandse opiniemakers leken er echter van overtuigd dat dit niet zo was. Om dit van een historische context te voorzien, zal ik zodoende eerst ingaan op het Duitse en Nederlandse integratiedebat voorafgaand aan 2010. Op deze manier wil ik een overzicht geven van de status quo in beide landen voorafgaand aan de publicatie van het omstreden boek Deutschland schafft sich ab.

Het Duitse debat: ‘Wir sind kein Einwanderungsland’

Langdurig meenden politici en opiniemakers dat Duitsland geen immigratieland was. De politiek stelde zich ‘reluctant’ op ten opzichte van migratie en ging debatten het liefst uit de weg.7 Typische voorbeelden van immigratielanden zijn Canada, Australië en de Verenigde

Staten. In deze landen kan men relatief snel een verblijfsvergunning verkrijgen en is er een

melting pot ontstaan van mensen met een verschillende migratieachtergrond.8 Dit leidde in

sommige gevallen tot gettovorming en rassenrellen, waardoor de Duitse regering de eigen omgang met immigranten prefereerde boven die van de typische immigratielanden. Daarnaast had Duitsland lange tijd geen actief immigratiebeleid waardoor het ook niet werd gezien als immigratieland.

Niet onbelangrijk is dat de verschillen tussen Oost- en West-Duitsland, waar het gaat om integratie en immigratie, historisch zijn gegroeid. Deze verschillen zijn ook tegenwoordig nog zichtbaar. Dit vindt zijn grondslag in het contrast tussen de omgang met migranten in de

6 -, ‘Welkom, Duitsland, in het Europese immigratiedebat’, Trouw, 18 oktober 2010.

7 Triadafilos Triadafilopoulos en Karen Schönwälder, ‘How the Federal Republic Became an Immigration

Country’, German Politics and Society, nr. 3 (2006), pp. 6-7.

8 Hanco Jürgens, ‘Duitsland als immigratieland: politisering en debat voor en na de vluchtelingencrisis’, in De vleugels van de adelaar: Duitse kwesties in Europees perspectief, ed. Hanco Jürgens en Ton

(12)

DDR en in de Bondsrepubliek. Zo kende de DDR nauwelijks een debat over de plaats van immigranten in de samenleving, terwijl het debat in de Bondsrepubliek al vanaf de jaren zeventig werd gevoerd.9 In de DDR gold het ideaalbeeld van gelijkheid vanwege de

aanwezigheid van het communisme. Dit beeld sloot echter niet aan bij de werkelijkheid aangezien contact tussen migranten en DDR-inwoners beperkt moest blijven. In de DDR kregen mensen met een migratieachtergrond het zwaar te verduren toen de muur viel. De zekerheid van de staat viel weg en velen vroegen politiek asiel aan in West-Duitsland of probeerden terug te keren naar hun vaderland. In de Bondsrepubliek was een andere kijk op migranten, namelijk dat ze hard nodig waren om de economie te versterken. Vanaf de jaren zestig nodigden opeenvolgende regeringen van de Bondsrepubliek gastarbeiders uit om de economie te bevorderen. De initiële insteek was dat ze na verloop van tijd weer zouden terugkeren naar het land van herkomst. Dit gebeurde echter niet. In 1973 ontstond de oliecrisis wat voor grote gevolgen op de arbeidsmarkt zorgde. De onzekerheid die hierdoor ontstond leidde tot een hevig debat over het in dienst nemen van gastarbeiders. Als gevolg hiervan voerde de regering onder leiding van Kanslier Willy Brandt de Anwerbestopp in wat het einde markeerde van het aantrekken van gastarbeiders naar de Bondsrepubliek. De ban zorgde ervoor dat gastarbeiders van buiten de Europese Economische Gemeenschap het land niet meer in konden. Het doel van de ban was dat gastarbeiders terug naar het land van herkomst zouden gaan om zo deze groep te verkleinen. De Anwerbestopp werkte echter averechts omdat de meeste gastarbeiders bang waren niet meer naar de Bondsrepubliek terug te kunnen keren zodra ze zouden vertrekken. Dus in plaats van tijdelijk te blijven werken, bleven velen in het land en lieten ze ook hun familie overkomen.

Vanaf de jaren zeventig politiseerde de rechtse en linkse houding inzake het integratie- en immigratiedebat. Een bekende uitspraak die de politicus Helmut Schmidt in 1982 voor het eerst deed en die erna veelvuldig door zijn opvolger Helmut Kohl werd herhaald was: ‘Wir sind kein Einwanderungsland.’ In 1992 herhaalde Hans-Dietrich Genscher het opnieuw en zei het volgende:

‘Wir sind kein Einwanderungsland. Wir können es nach unserer Größe und wir können es wegen unserer dichten Besiedlung nicht sein. Deshalb geht es darum, ohne Eingriffe in die Rechte des Einzelnen und der Familie, ohne Verletzung der Grundsätze der Toleranz zu einer Verminderung der Ausländerzahlen zu kommen.’10

9Hanco Jürgens, ‘Duitsland als immigratieland: politisering en debat voor en na de vluchtelingencrisis’, pp.

106-109.

(13)

Met de uitspraak werd vooral bedoeld dat Duitsland geen melting pot was zoals in de eerdergenoemde typische immigratielanden. Toch werd dit met name door linkse partijen gezien als zelfbedrog omdat er veel inwoners woonden met een migratieachtergrond.11

Schmidt, Kohl en Genscher waren van mening dat de Duitse regering maatregelen moest nemen om te voorkomen dat migranten naar Duitsland zouden trekken. De conservatieve Duitsers schaarden zich achter deze uitspraak terwijl links Duitsland dit fel tegensprak. Toen drie jaar later, in 1985, het boek Ganz unten werd gepubliceerd waarin journalist Günter Wallraff uit de doeken deed hoe hij een tijd undercover als de Turkse gastarbeider Levent (Ali) Sigirlioğlu door het leven was gegaan, zorgde dit voor veel controverse. De stuitende omstandigheden van migranten en de discriminatie die ze te verduren hadden werden hierin aan de kaak gesteld. Het boek zorgde voor grote ophef in het land.

De Val van de Muur zorgde voor nieuwe debatten over immigratie. Zo liepen begin jaren negentig de spanningen hoog op toen grote groepen vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië naar Duitsland trokken en politiek asiel verkregen. Russlanddeutschen kregen bovendien een Duits paspoort mits ze konden aantonen dat ze Duitse voorouders hadden. De Wet op het Staatsburgerschap was verouderd: het afstammingsprincipe werd voor het principe van de geboortegrond geplaatst wat voor een hevig debat zorgde.12 De val van de Muur

ontketende ook een periode waarin meerdere aanslagen op mensen met een migratieachtergrond werden gepleegd. Aanhangers van extreemrechtse groeperingen pleegden aanslagen op asielzoekerscentra en staken woningen van immigranten in brand. De aanslag in Solingen in 1993, waarnaar ik eerder onderzoek deed, was hier een voorbeeld van. Bij deze aanslag kwamen twee vrouwen en drie kinderen van Turkse afkomst om het leven.

Het einde van de jaren negentig kende een opleving van het debat doordat er discussies over de Duitse Leitkultur ontstonden. In 1998 schreef hoogleraar Bassam Tibi het boek Europa

ohne Identität waarin hij zijn definitie van Leitkultur gaf. Hij was van mening dat wanneer

mensen met verschillende culturele achtergronden naast elkaar samen zouden blijven leven, zonder enige binding met elkaar te hebben, dit zou leiden tot een mislukking van de integratie. Met name focuste hij zich op de islam in Europa. Hij pleitte voor een euro-islam die zich baseerde op de waarden van een Europese Leitkultur, zoals democratie en verlichting waarbij moslims zich moesten distantiëren van de sharia. Hij gebruikte het om een ‘leidende’ Europese

11Hanco Jürgens, ‘Duitsland als immigratieland: politisering en debat voor en na de vluchtelingencrisis’, p.

114.

(14)

cultuur aan te duiden. De conservatieve Beierse CSU-politicus Edmund Stoiber zei hier het volgende op: ‘Wir wollen, dass die christlich-abendländische Kultur die Leitkultur bleibt, und nicht aufgeht in einem Mischmasch’.13 De ophef rondom dit debat was in 1998 van korte duur,

maar in 2000 laaide de discussie opnieuw op. CDU-politicus Friedrich Merz gebruikte de term

Leitkultur ook, maar gaf er een andere betekenis aan. In plaats van de eerdergenoemde variant,

die betrekking had op Europese waarden, gaf hij een definitie voor een Duitse Leitkultur. Merz meende dat immigranten zich tot zekere hoogte moesten aanpassen aan een leidende Duitse cultuur wanneer ze voor langere tijd in Duitsland zouden verblijven. De term veronderstelde dat er een gestandaardiseerde nationale Duitse cultuur bestond waar Duitsers zich naar gedroegen en immigranten zich naar moesten voegen. Stellen dat er hiërarchie bestond tussen verschillende culturen, en vooral dat een Duitse cultuur de leidende zou zijn, schoot bij veel mensen in het verkeerde keelgat. Vooral van linkse politici kwam een heftige reactie. Zo werd Merz neergezet als een nationalistische xenofoob.14 Paul Spiegel, hoofd van de Centrale Raad

voor Joden in Duitsland, reageerde woest: ‘Ist es etwa deutsche Leitkultur, Fremde zu jagen, Synagogen anzuzünden und Obdachlose zu töten?’15 Het deed Spiegel denken aan het Duitse

naziverleden waarin het nationaalsocialisme een hiërarchie tussen verschillende bevolkingsgroepen had gecreëerd.

Het begin van de eeuwwisseling kende gebeurtenissen die een zowel grote als kleine impact hadden op de Duitse samenleving inzake integratie en immigratie. Een kleine gebeurtenis die een interessante wending markeerde, was er een in 2000. Toen verklaarde de regering van SPD en Bündnis 90/Die Grünen dat Duitsland wel degelijk een immigratieland was, wat voor een breuk met de eerdere opvatting van ‘Wir sind kein Einwanderungsland’ zorgde. Hervormingsgezinden waren van mening dat het integratie- en immigratiebeleid niet langer aansloot bij wat zich in de realiteit afspeelde. Met name werd dit de christelijke conservatieve politici van de CDU en CSU verweten. Gebeurtenissen die een veel grotere impact hadden waren de aanslagen in New York op 9 september 2001 en in Madrid op 11 maart 2004. De aanslagplegers waren leden van extremistische islamitische groeperingen. Als gevolg hiervan begon men in de politiek, maar ook in het publieke debat, grondiger te discussiëren over veiligheid en migratie. Steeds meer mensen begonnen zich uit te spreken tegen de islam en maakten zich zorgen over de integratie van moslims in Duitsland. Bepaalde steden, met

13 Stefan Manz, ‘Constructing a normative national identity: the Leitkultur debate in Germany, Journal of multilingual and multicultural development’, nr. 5 (2004), pp. 482-485.

14 Hester Eymers, ‘Open zenuwen in Duitsland’, de Volkskrant, 24 augustus 2001.

15 Friedrich Heckmann, Integration von Migranten: Einwanderung und neue Nationenbildung, Berlin:

(15)

name Berlijn, kenden namelijk wijken die bijna volledig uit mensen met een migratieachtergrond bestonden. Dit stond volgens velen integratie in de weg. Uiteindelijk resulteerde de toegenomen bezorgdheid in de invoering van de immigratiewet op 1 januari 2005: de Zuwanderungsgesetz. Vanaf 1990 was de Ausländergesetz van kracht geweest die betrekking had op de Heimatvertriebene, Spätaussiedler en Übersiedler. In deze nieuwe wet werd het verblijf, de legale arbeid en de integratie van mensen met een migratieachtergrond van buiten de Europese Unie beter geregeld. Hiermee erkende de Duitse politiek voor het eerst officieel in een wet dat Duitsland wel degelijk een immigratieland was. In oktober 2005 werd Angela Merkel verkozen tot bondskanselier van Duitsland. Onder haar bondskanselierschap kwam het polemische klimaat over immigratie ietwat tot bedaren.16 De samenwerking tussen

de SPD en de CDU/CSU zorgde voor verschillende initiatieven die integratie moesten bevorderen. Het verbeteren van de integratie van verschillende groepen immigranten werd een belangrijk onderdeel van het beleid. Zo organiseerde vanaf 2006 de Duitse minister van Binnenlandse Zaken Wolfgang Schäuble eens per twee á drie jaar een integratietop met experts waarin ze plannen maakten om de integratie van moslims in de Duitse maatschappij te verbeteren.17

Vanaf 2007 ontstonden er debatten over de Duitse identiteit en de kenmerken van het Duitse staatsburgerschap. Zo werd de term Leitkultur weer opgerakeld en werd deze zelfs in het partijprogramma van de CDU opgenomen. De term werd gelinkt aan patriottisme, het belang van de Duitse taal, historisch bewustzijn (met de focus op het naziverleden), nationale symboliek en een nauwe verbintenis met Europa.18 De CDU probeerde hiermee aan te geven

wat ze van immigranten verwachten. De term bleef echter omstreden en onduidelijk. Gelijktijdig werd het mogelijk voor Duitse staten om een inburgeringstest in te voeren. Zo werd er naar Nederlands voorbeeld- in Baden-Württemberg een test opgesteld die 100 vragen betrof over onder andere Duitse geschiedenis, politiek en geografie. Respondenten werden gevraagd of ze drie Duitse rivieren konden noemen en of ze konden vertellen wat er op 20 juli 1944 was gebeurd.19 Tevens werd er gevraagd of ze een definitie van federalisme konden geven en of ze

vonden dat een vrouw zonder mannelijke begeleiding het huis uit mocht. De inburgeringstest werd door velen bekritiseerd en opiniemakers waren van mening dat de test discriminerende

16Hanco Jürgens, ‘Duitsland als immigratieland: politisering en debat voor en na de vluchtelingencrisis’, p.

115.

17 Ibidem.

18 Jan Palmowski, ‘In search of the German nation: citizenship and the challenge of integration’, Citizenship Studies, nr. 6 (2008), pp. 558-559.

(16)

factoren bezat. Bovendien was het afnemen van de test niet voor iedereen een vereiste. Zo hoefden Canadezen de test niet af te nemen, maar mensen uit moslimlanden wel. Opiniemakers vroegenzich het volgende af: Ben je pas een Duits staatsburger wanneer je deze vragen kunt beantwoorden? In dat geval zouden veel Duitsers hun staatsburgerschap kunnen inleveren omdat zij de test niet zouden halen. De test zorgde voor protest in heel Duitsland en werd door velen als discriminatoir gezien.

Net zoals dat er in de jaren negentig aanslagen en moorden op mensen met een migratieachtergrond werden gepleegd, deden geweldplegers dit ook tussen 2000 en 2007. In 2011 ontstond een doorbraak in het onderzoek naar tien moorden die in heel Duitsland in die periode waren gepleegd. Dit waren moorden op mensen met een migratieachtergrond en een op een politieagente waarvan men langdurig niet wist wie de daders waren. Pas in 2011 werd achterhaald dat de rechtsextremistische neonazigroep de Nationalsozialistischer Untergrund (NSU) achter deze moorden zat. Vaak werd uitvoerig politieonderzoek gedaan naar de families van de slachtoffers die dus niets met de moorden van doen hadden. Ondanks dat er al vanaf het begin aanwijzingen waren geweest die wezen op rechts-extremisme, wilde autoriteiten dit langdurig niet onderkennen.

Concluderend kunnen we stellen dat er heel wat gediscussieerd is over integratie en immigratie in Duitsland, vaak ook zonder resultaat. Er werd flink gestreden over begrippen als

Leitkultur en de pogingen om het integratieproces te verbeteren werden uitvoerig bekritiseerd.

Lange tijd werd vastgehouden aan een politiek correcte norm en aan het idee dat Duitsland geen Einwanderungsland was. Alleen zo valt te verklaren dat Duitsland in 2010 compleet verrast werd door de publicatie van het boek Deutschland schafft sich ab. Voordat ik hierop zal ingaan, geef ik een analyse van het Nederlandse debat voorafgaand aan 2010.

Het Nederlandse debat: ‘vol is vol’

Toen ik over het Nederlandse integratie- en immigratiedebat begon te lezen, viel het me op hoe vaak er werd beweerd dat de politiek lange tijd geen integratiebeleid voerde en dat nieuwkomers onder het voorwendsel van tolerantie aan hun lot werden overgelaten. Was dit ook daadwerkelijk zo? Begin jaren zeventig kende de Nederlandse politiek nog de volgende gedachte: ‘gastarbeiders moeten met het oog op terugkeer vasthouden aan hun eigen taal en cultuur, en banden met het land van herkomst onderhouden.’20 Integratie met behoud van de

20 Laura Coello e.a., Het minderhedenbeleid voorbij, motieven en gevolgen, Amsterdam: University Press 2013,

(17)

eigen identiteit was het streven. Bovendien werd een ‘tweesporenbeleid’ gehanteerd: zowel integratie in de Nederlandse samenleving werd gestimuleerd als remigratie naar het land van herkomst. Zo stelde het Ministerie van Onderwijs in 1973 een aantal initiatieven voor om de integratie op scholen te bevorderen. De historicus Bram Mellink meende dat dit ruimhartige initiatieven waren, maar dat de gedachte erachter weinig congruent was.21 Het uitgangspunt

was namelijk dat de integratie van nieuwkomers pas geslaagd was wanneer immigranten net zo modern, ontzuild en individualistisch waren als ‘gewone’ Nederlanders. Er werd dus wel actief een integratiebeleid gevoerd, maar of dit beleid ook bevorderlijk was voor de integratie viel te bezien.

In de loop van de jaren tachtig ontstond er een nieuw debat over immigratie. Zo werd er een nieuw beleid ontwikkeld mede op basis van het rapport Etnische minderheden van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).22 Het rapport werd opgesteld vanuit

het besef dat er weinig van remigratie terecht zou komen en dat gastarbeiders en hun gezinnen in het land zouden blijven. Het bevatte de aanbeveling om de tijdelijkheidsgedachte te laten varen en het overheidsbeleid te richten op het verminderen van achterstanden onder deze groep migranten. De Raad adviseerde onder andere betere begeleiding in het onderwijs, hulp bij het vinden van een baan, en hulp bij het vinden van huisvesting.23 Als gevolg van het advies werd

nieuw beleid opgesteld en begon de politiek zich actiever in te zetten om integratie te bevorderen en werd het idee van remigratie losgelaten. Naast aanmoedigende stemmen in de politiek, waren er ook opiniemakers die zich kritischer uitlieten. Zo werd vanaf 1982 de politicus Hans Janmaat actief in de Tweede kamer die zich kritisch uitliet over de multiculturele samenleving. ‘Wij schaffen, zodra wij de mogelijkheid en de macht hebben, de multiculturele samenleving af’, aldus Janmaat.24 Voor deze uitspraak werd hij zelfs veroordeeld. Met zijn leus

‘vol is vol’ probeerde hij een strenger immigratiebeleid te bewerkstelligen. Ook met het bevorderen van de integratie had hij weinig op.Na het rapport Etnische minderheden werd in 1989 door de WRR het rapport Het allochtonenbeleid voorgesteld op adviesaanvraag van de regering. Volgens de WRR zorgde het beleid dat naar aanleiding van het eerdere rapport was opgesteld voor te veel afhankelijkheid van overheidsvoorzieningen onder de betrokkenen.25 In

21 Bram Mellink, Worden zoals wij: onderwijs en de opkomst van de geïndividualiseerde samenleving sinds 1945, Amsterdam: Wereldbibliotheek 2014, p. 202.

22 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Rapport aan de regering, Etnische minderheden, SDU:

’s-Gravenhage 1979.

23 Laura Coello e.a., Het minderhedenbeleid voorbij, motieven en gevolgen, p. 93.

24 Jean Tillie, Gedeeld Land, Het multiculturele ongemak van Nederland, Amsterdam: Meulenhoff 2008, p. 12. 25 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Rapporten aan de regering, Allochtonenbeleid, SDU: ’s-Gravenhage 1989, p. 4.

(18)

het rapport stonden een aantal zorgwekkende constateringen, zoals dat de werkloosheid onder bepaalde minderheidsgroepen in de voorgaande tien jaar met veertig procent was gestegen. Bovendien bleken de vernieuwingen in het onderwijs om integratie te bevorderen niet effectief.26 Daarom adviseerde de WRR om immigranten zelfstandiger te maken met de nadruk

op werk, onderwijs en volwasseneducatie.

Naast dat de regering opnieuw een poging deed om de integratie van bepaalde bevolkingsgroepen te verbeteren, waren er wederom kritische geluiden over de multiculturele samenleving te horen. VVD-er Frits Bolkestein was hier een voorbeeld van. Hij uitte zich kritisch over de integratie van moslims in de Nederlandse samenleving. Toen in 1988 de schrijver Salman Rushdie het boek Duivelsverzen schreef, ontketende dit een groot debat waaraan ook Bolkestein deelnam. Orthodoxe moslims maakten bezwaar tegen het boek omdat de manier waarop het leven van Mohammed was beschreven volgens hen oneerbiedig was. Ayatollah Khomeini, de leider van de Iraanse revolutie, sprak een fatwa uit waarin iedereen die betrokken was geweest bij de publicatie van het boek ter dood werd veroordeeld. Als gevolg hiervan dook Rushdie onder. Volgens Bolkestein bewees de affaire dat de verschillen tussen de westerse en islamitische cultuur niet te overbruggen waren. In september 1991 hield hij een rede in het Zwitserse Luzern op het congres van de Liberale Internationale die opiniemakers als zeer taboedoorbrekend beschreven. Hoewel hij eigenlijk was uitgenodigd om te spreken over de ondergang van de Sovjet-Unie, dwaalde hij af en uitte kritiek op het Nederlandse integratie- en immigratiebeleid. Met name gaf hij kritiek op de toestroom van grote groepen moslims. Hij was van mening dat deze groep zich beter moest aanpassen aan de niet-islamitische meerderheid.27 Hij meende dat deze groep veelal in een achterstandspositie terecht

kwam wat niet bevorderlijk was voor de integratie.28 De rede zorgde voor veel ophef.

Bolkestein zette migratie bewust op de politieke agenda. De meningen over de uitlatingen van Bolkestein waren verdeeld. Enerzijds ontving hij lof omdat sommigen beweerden dat hij een onbespreekbaar thema bespreekbaar had gemaakt. Anderzijds werd hij sterk bekritiseerd en beschuldigd van discriminatie.

In 2000 ontketende het artikel Het Multiculturele Drama in het NRC Handelsblad van hoogleraar en publicist Paul Scheffer een hevig debat. Met zijn opvattingen zette hij het discours van Bolkestein voort, maar dan vanuit de PvdA. ‘Sinds het begin van de

26 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Rapporten aan de regering, Allochtonenbeleid, SDU: ’s-Gravenhage 1989, p. 4.

27 Leo Lucassen en Jan Lucassen, Vijf eeuwen migratie, een verhaal van winnaars en verliezers, Amsterdam:

Atlas Contact 2018, pp. 210-211.

(19)

eenentwintigste eeuw wordt het integratiedebat in Nederland gedomineerd door het idee dat de multiculturele samenleving een drama is’, aldus Scheffer.29 In het artikel pleitte hij voor een

beperking van immigranten tot enkel hoogopgeleiden. Hij meende dat er een sombere toekomst voor immigranten in het verschiet lag.

‘Wie alle beschikbare gegevens overziet komt tot een ontnuchterende conclusie: werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit hopen zich op bij de etnische minderheden. En de vooruitzichten zijn over de gehele linie niet gunstig, in weerwil van individuele succesverhalen. Het gaat om enorme aantallen achterblijvers en kanslozen, die de Nederlandse samenleving in toenemende mate zullen belasten.’30

Scheffer was van mening dat niet-westerse migranten zich moesten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Dit werd gezien als een omstreden pleidooi omdat Scheffer lid was van de PvdA en zijn opvattingen over immigratie en integratie niet aansloten bij die van de partij. In 2007 schreef hij het boek Het land van aankomst waarin hij zijn pleidooi verder uitwerkte. Hierin pleitte hij voor een publiekelijk debat over integratie. Hij vond namelijk dat er te weinig over integratieproblematiek werd gesproken en dat het veelal als taboe werd gezien.31

Populisme werd sterker wanneer er geen vragen over de problemen van migratiebewegingen werden gesteld. Door het onderwerp aan te snijden hoopte hij dat het onder de gevestigde partijen bespreekbaarder werd, en niet alleen door de partijen die zich aan de meest rechtse en linkse zijde van het politieke spectrum bevonden.32 Hij werd door veel van zijn

collega-journalisten als een taboedoorbrekende intellectueel beschouwd die zich voor het eerst kritisch uitte over de multiculturele samenleving in Nederland. Dit is echter beeldvorming die hijzelf, kranten en andere media hebben gecreëerd. Voorafgaand aan Scheffer werd er namelijk ook al kritisch gesproken over de multiculturele samenleving, zoals eerder te lezen was.

De kritiek dat de politiek zich te weinig bezighield met integratieproblematiek was niet volledig gegrond aangezien ze zich wel degelijk actief inzette voor een beter beleid. Na het allochtonenbeleid van 1989 werd de Wet Inburgering Nieuwkomers in 1998 opgesteld. De wet was gericht op alle immigranten van 18 jaar en ouder die minder dan een jaar in Nederland woonden. Zij moesten verplicht deelnemen aan een inburgeringsprogramma. Dit programma had als streven dat de deelnemers volwaardig konden functioneren in de Nederlandse maatschappij. Werd er niet deelgenomen, dan zouden er financiële sancties volgen. Het bevorderen van de integratie stond dus nog steeds op de agenda van de Nederlandse politiek.

29 Paul Scheffer, ‘Het multiculturele drama’, NRC Handelsblad, 29 januari 2000. 30 Ibidem.

31 Leo Lucassen en Jan Lucassen, Vijf eeuwen migratie, een verhaal van winnaars en verliezers, pp. 208-209. 32 Paul Scheffer, Het land van aankomst, Amsterdam: Bezige Bij 2007, p. 468.

(20)

De eeuwwisseling in Nederland kende een periode waarin een aantal gebeurtenissen plaatsvonden die een grote impact hadden op de Nederlandse samenleving. Politiek historicus Koen Vossen was van mening dat met de eeuwwisseling een drastische verandering plaatsvond. In plaats van een rustige haven waar sociale harmonie de norm was geweest, vonden er opeens politieke aanslagen en uiterst gevoelige nationale verkiezingen plaats.33 Net

als in Duitsland had de aanslag op 11 september 2001 in New York ook een grote invloed op het Nederlandse debat. Jean Tillie, bijzonder hoogleraar aan de UvA, meende dat dit voor een schokeffect zorgde. Er was een traumatische gebeurtenis nodig die de kwetsbaarheid van grenzen blootgaf om het Nederlandse integratiedebat verder te voeren. Daarbij zorgde de aanslag ook voor een verschuiving in de beeldvorming van immigranten. Tot en met de jaren negentig werden ze als gastarbeiders of als immigranten uit een bepaald land gezien: ze werden nadrukkelijk bijvoorbeeld Turken of Vietnamezen genoemd. Vanaf de aanslag sprak men steeds meer over moslims. Na 11 september daalde het vertrouwen in de Nederlandse politiek.34 Dit ging gepaard met een steeds groter wantrouwen ten opzichte van de

multiculturele samenleving. De instroom van buitenlanders en het gebrek aan integratie van bepaalde groepen werden steeds prominentere gespreksonderwerpen in de maatschappij. De aanslag zorgde voor een verandering in het Nederlandse politieke klimaat.

De omstandigheden zorgden ervoor dat politici en andere opiniemakers met een anti-islam agenda op grote schaal steeds meer populariteit verkregen. Pim Fortuyn was hier een van de eerste voorbeelden van. In de aanloop naar de verkiezingen van mei 2002 groeide de populariteit van zijn partij, de LPF, aanzienlijk. Fortuyn bekritiseerde de Nederlandse multiculturele samenleving en sprak zich met name uit tegen de islam. In februari 2002 deed hij de bekende uitspraak: ‘Ik haat de islam niet. Ik vind het een achterlijke cultuur.’35 Hij

verweet ‘links’ van een gebrek aan geloof in de eigen cultuur en blind te zijn voor het gevaar van de islam.36 Toen de politicus op 6 mei 2002 werd vermoord, steeg zijn partij nog meer in

de peilingen. Zo snel als dat de partij populariteit had verkregen, zo snel verminderde deze ook weer na Fortuyns dood. Volgens Jean Tillie dwong Pim Fortuyn de politiek zich uit te spreken over onderwerpen die tot dan toe niet bespreekbaar werden geacht.37 Ondanks de verminderde

populariteit van de LPF werden de standpunten van de partij overgenomen door andere

33 Koen Vossen, ‘Populism in the Netherlands after Fortuyn: Rita Verdonk and Geert Wilders Compared’, Perspectives on European Politics and Society, nr. 1 (2010), p. 22.

34 Jean Tillie, Gedeeld Land, Het multiculturele ongemak van Nederland, pp. 45-49. 35 -, ‘Grens dicht voor islamiet’, de Volkskrant, 9 februari 2002.

36 Leo Lucassen en Jan Lucassen, Vijf eeuwen migratie, een verhaal van winnaars en verliezers, p. 214. 37 Jean Tillie, Gedeeld Land, Het multiculturele ongemak van Nederland, pp. 57-60.

(21)

politieke partijen. Met name wanneer het over de multiculturele samenleving en veiligheid ging.38

Vervolgens deed Theo van Gogh veel stof opwaaien inzake het Nederlandse integratie- en immigratiedebat. In 2004 maakte hij samen met de Somalische VVD-politica Ayaan Hirsi Ali de kritische film Submission die een hevige discussie over de islam en integratie in Nederland veroorzaakte.39 In de film vertelde een vrouw hoe meerdere mannen haar

mishandeld hadden, ondanks haar levenslange toewijding aan de islam. Ze trok Allah en zijn woorden in twijfel wat onder de moslimgemeenschap taboe was. Bovendien betichten moslims de film als blasfemisch omdat er Koranteksten op het naakte lichaam van een vrouw waren geschreven. Enerzijds beweerden critici dat islamitische families over een kam werden geschoren door huiselijk geweld op deze manier weer te geven. Anderzijds waren voorstanders van het debat dat was ontstaan van mening dat de politieke correctheid eindelijk werd omzeild door in de film de ‘waarheid’ te laten zien.40 Een paar weken na de première van de film werd

Theo van Gogh op gruwelijke wijze vermoord door Mohammed B. die er radicaalislamitische opvattingen op nahield. Hierop volgde verschillende aanslagen op moskeeën en op een islamitische school. Onder de Nederlandse bevolking nam de kritiek toe wat met zich meebracht dat de politiek een verschuiving naar rechts doormaakte.

De debatten over integratie, immigratie en de islam werden naarmate de tijd vorderde steeds feller. Toen politica Rita Verdonk meer populariteit verkreeg, werd er steeds openlijker over de nadelen van de multiculturele samenleving gesproken. Zij was tussen 2003 en 2006 namens de VVD-minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en van 2006 tot 2007 minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering. Islamitische immigranten waren volgens Verdonk welkom in Nederland, zolang ze de superioriteit van de Nederlandse waarden accepteerden.41 Een van de bekendste affaires in haar tijd als minister

ontstond toen een imam weigerde haar hand te schudden. Als reactie hierop vroegen opiniemakers zich af of moslims zich verplicht moesten aanpassen of niet. Onder haar beleid werd de Wet Inburgering in het buitenland ingevoerd waarbij het afleggen en behalen van een inburgeringsexamen in het land van herkomst voltooid moest worden, wilde iemand een machtiging verkrijgen voor een voorlopig verblijf in Nederland. In 2007 richtte Verdonk de partij Trots op Nederland op. In 2010 deed deze partij mee aan de Tweede Kamerverkiezingen.

38 Arnoud Gerits, ‘Fortuyns agenda’, NRC Handelsblad, 6 mei 2003.

39 Iveta Jusová, ‘Hirsi Ali and van Gogh’s Submission: Reinforcing the Islam vs. Women binary’, Women’s Studies International Forum, nr. 2 (2008), pp. 148-150.

40 Ibidem.

(22)

De partij ontving echter niet genoeg stemmen voor een zetel. Haar populariteit nam af mede door de groeiende populariteit van Geert Wilders. Terwijl Verdonk pleitte voor de aanpassing van moslims aan de Nederlandse samenleving, ging Wilders naarmate zijn carrière vorderde veel verder. In eerste instantie was Wilders niet de islamcriticus die hij nu is. Tot aan 2004 was hij Tweede Kamerlid van de VVD. In dat jaar besloot hij de partij te verlaten en een eigen partij op te richten: de Partij van de Vrijheid. De belangrijkste reden van Wilders om de partij te verlaten, was zijn onenigheid met de andere partijleden over het mogelijk accepteren van een Turks lidmaatschap van de Europese Unie.42 Pas vanaf 2006 sprak hij zich steeds feller uit

tegen de islam en tegen moslims. Vanaf toen zei hij dat de islam een gewelddadige religie was en wilde hij de Koran in Nederland verbieden. In hetzelfde jaar verklaarde Wilders dat hij artikel 1 van de grondwet, het non-discriminatiebeginsel, wilde afschaffen en pleitte hij voor het sluiten van de grenzen voor niet-westerse immigranten. In 2008 maakte Wilders een korte film genaamd Fitna waarin hij opriep de islam af te wijzen en te kiezen voor vrijheid. Hij heeft met zijn kritische opvattingen al voor veel commotie gezorgd waardoor hij zowel veel aanhangers als tegenstanders kent. In 2010 kende de PVV de grootste overwinning in de vier keer dat ze meededen aan de verkiezingen. Toen kreeg de PVV 24 zetels. We kunnen stellen dat Nederland voorafgaand aan 2010 een hevig debat over integratie en immigratie kende. De politiek probeerde met behulp van nieuw beleid en nieuwe wetgeving de integratie te bevorderen terwijl er voortdurend vanuit verschillende hoeken kritiek werd gegeven op de multiculturele samenleving.

Fazit

Er vallen een aantal zaken op naar aanleiding van de analyse van het Nederlandse en Duitse integratiedebat tot aan 2010. Ten eerste is het duidelijk dat het integratiedebat een lastig debat was in zowel Duitsland als Nederland. Wanneer er kritische uitspraken werden gedaan over de integratie van bepaalde bevolkingsgroepen kwamen de reacties vaak vanuit de extreme kanten van de politiek. Mensen die geen uitspraak wilden doen over integratie werden vaak neergezet als te politiek correct en links, terwijl mensen die zich kritisch uitlieten over integratie snel als racist, xenofoob of extreemrechts werden bestempeld. Er lijkt haast geen midden te bestaan in de beeldvorming van migratie en integratie. Dit midden was er echter wel, maar hier werd

42 Koen Vossen, ‘Classifying Wilders: The Ideological Development of Geert Wilders and His Party for Freedom’, Politics, nr. 3 (2011), pp. 183-184.

(23)

weinig aandacht aan besteed en minder op gelet aangezien er geen provocerende uitlatingen werden gedaan.

Zowel in Duitsland als in Nederland bestond een foutief beeld over de vraag of zijzelf tot de immigratielanden konden worden gerekend of niet. In Nederland bestond de beeldvorming dat migranten altijd aan hun lot waren overgelaten. Wie de afgelopen veertig jaar analyseert, ziet echter dat de regering vanaf de jaren zeventig een steeds actiever integratie- en immigratiebeleid voerde. Bovendien werden er in de jaren zeventig en tachtig veel discussies over multiculturalisme, cultuurrelativisme, wijkenproblematiek en taalachterstand gevoerd waar bijna elke week in de pers verslag van werd gedaan.43 In Duitsland werd

langdurig het beeld gekoesterd dat het geen immigratieland was: ‘Wir sind kein Einwanderungsland’. Mede daardoor bleef op Bondsniveau effectief beleid uit. Op deelstaatniveau en in de grote steden was er echter wel beleid aangezien een aanzienlijk deel van de bevolking uit mensen met een migratieachtergrond bestond waar wel regels voor waren opgesteld. Dit gold met name voor gastarbeiders die vanaf de jaren zestig naar de Bondsrepubliek waren gekomen. Ruud Koopmans, integratiedeskundige aan het Berlijnse centrum voor sociale wetenschappen (WZB), was van mening dat Duitsland nooit een écht integratiebeleid heeft gehad. Waar in Nederland actief werd gepoogd een integratiebeleid te voeren, hield men in Duitsland alsmaar vast aan politieke correctheid.44 Volgens hem vonden

Duitsers het over het algemeen moeilijk om culturele misstanden aan te snijden en zouden ze niet snel om assimilatie van minderheden durven te vragen vanwege het naziverleden. Er werd kortom een duidelijker integratie- en immigratiebeleid gevoerd in Nederland dan in Duistland, met name vanwege het vasthouden aan de politiek correcte norm en het met moeite willen erkennen van integratieproblematiek.

Bovendien blijkt in beide landen een verschuiving te hebben plaatsgevonden in de beeldvorming over migranten. Voor de eeuwwisseling sprak men in Duitsland meestal over gastarbeiders uit een bepaald land. Met name na de aanslag op het World Trade Center in 2001 veranderde dit. Langzaamaan werd steeds negatiever gesproken over moslimmigranten, terwijl andere migrantengroepen buiten het debat werden gehouden of niet eens meer werden genoemd. Je zou haast kunnen stellen dat in plaats van een integratiedebat, een moslim- of islamdebat werd gevoerd. In Nederland leek eenzelfde verschuiving eerder plaats te hebben

43 Bram Mellink, Worden zoals wij: onderwijs en de opkomst van de geïndividualiseerde samenleving sinds 1945, p. 200.

44 Job Janssen, ‘Ruud Koopmans over integratie: ‘Vóór Merkel bestond er geen multiculti’,

https://www.duitslandnieuws.nl/blog/2016/03/31/ruud-koopmans-integratie-merkel-bestond-er-geen-multiculti/,

(24)

gevonden omdat Bolkestein zich sinds eind jaren tachtig al mengde in een islamdebat. Een verklaring voor het eerder ontstaan van het Nederlandse islamdebat, kan worden gezocht in het Duitse naziverleden. Discriminatie van bepaalde bevolkingsgroepen was namelijk in het bijzonder in Duitsland een gevoelig onderwerp. Wantrouwen voor rechtse uitspraken en rechtspopulisme was daar veel sterker dan in Nederland. Dit werd dan ook zo veel mogelijk gemeden.

Het is opvallend hoe vaak opiniemakers beweerden dat een bepaalde gebeurtenis of uitspraak in het integratiedebat een taboe doorbrak. Dit was zowel in Nederland als in Duitsland het geval. Zo zei men over Bolkestein dat hij een onbespreekbaar thema bespreekbaar had gemaakt, beschreef men Scheffer als een man die voor het eerst een dergelijk gevoelige kwestie durfde aan te snijden en forceerde Pim Fortuyn de zittende politici na te denken over de multiculturele samenleving ‘zoals nooit tevoren’. In Duitsland werd gezegd dat Kohl met zijn uitspraak ‘Wir sind kein Einwanderungsland’ voor het eerst een taboe doorbrak omdat andere politici hier niet over durfden te spreken. Vervolgens deden Merz en CDU-leden een poging

Leitkultur te definiëren wat door velen ook als taboedoorbrekend werd gezien. Of het werkelijk

betekende dat er elke keer een taboe werd verbroken, valt te betwisten. Wat het wel zou kunnen betekenen is dat het voeren van het debat als gevolg heeft dat de politiek correcte norm steeds verder wordt verlegd.

Concluderend kan gezegd worden dat in Duitsland en Nederland een soortgelijk integratiedebat heeft plaatsgevonden. In beide landen vroeg men zich af of het integratiebeleid aangescherpt moest worden en of de multiculturele samenleving wel ‘werkte’. Ondanks kritiek dat een effectief beleid uitbleef, werden er wetswijzigingen ingevoerd die een betere integratie moesten bewerkstellingen. Dit gebeurde eerder en effectiever in Nederland dan in Duitsland.

(25)

Hoofdstuk 2: Deutschland schafft sich ab (30 augustus – 1 december

2010)

2.1 Het Duitse debat

Op 30 augustus 2010 werd Duitsland compleet verrast door de publicatie van het boek

Deutschland schafft sich ab van de gepromoveerde econoom Thilo Sarrazin. ‘Onder

Bondskanselier Merkel kwamen de strijdende partijen tot elkaar, maar sinds 2010, na de publicatie van Thilo Sarrazins boek Deutschland schafft sich ab, is de polarisatie terug’, schreven Ton Nijhuis en Hanco Jürgens in De vleugels van de adelaar.45 Als oud-senator van

Berlijn voor de SPD en vooraanstaand lid van de Raad van bestuur van de Deutsche Bundesbank, leverde hij in zijn boek kritiek op het Duitse integratie- en immigratiebeleid. ‘Deutschland wird dümmer’ aldus Sarrazin.46 Hij waarschuwde voor vergrijzing onder de

Duitsers, een groeiende onderklasse en een steeds groter wordende stroom immigranten uit onderontwikkelde gebieden. Sarrazin meende dat immigranten uit moslimgebieden, met name Turken, de meeste moeite hadden om zich te integreren in de Duitse samenleving. Met behulp van statistieken gaf de econoom een overzicht van zijn bevindingen. Een van de grootste pijnpunten was volgens hem de grote groep moslimjongeren die geen vervolgopleiding had en dus geen aansluiting vond op de arbeidsmarkt.47 Bovendien was een ander pijnpunt het verschil

in gezinsgrootte van Duitse en Turkse families. Duitse vrouwen kregen volgens hem gemiddeld op late leeftijd weinig kinderen, terwijl Turkse vrouwen op jonge leeftijd veel kinderen kregen.48 Hij stelde dat er een toename plaatsvond van minder stabiele, minder intelligente en

minder bedreven mensen. Dit was een gevaar voor de Duitse samenleving wat ertoe zou leiden dat Duitsland zich uiteindelijk ‘af zou schaffen’.49 Als belangrijkste voorbeeld noemde hij de

wijk Neukölln in Berlijn, ‘de grootste Turkse stad van Duitsland.’50 Hij vond de integratie van

de 120.000 inwoners van deze wijk met een migratieachtergrond (op een totale bevolking van 305.000) volledig mislukt. Kinderen groeiden op in een wijk waarin hun ouders slecht waren geïntegreerd. Bij deze kinderen zou hetzelfde gebeuren. Bovendien groeide dit deel van de bevolking hard, terwijl het deel van de autochtone Duitse bevolking juist afnam.

45Hanco Jürgens en Ton Nijhuis, ‘Voorwoord’, in De vleugels van de adelaar: Duitse kwesties in Europees perspectief, ed. Hanco Jürgens en Ton Nijhuis, Amsterdam: Boom 2017, p. 9.

46 Thilo Sarrazin, Deutschland schafft sich ab, Wie wir unser Land aufs Spiel setzen, München: Deutsche

Verlags-Anstalt 2010, p. 11.

47 Ibidem, pp. 301-304.

48 Markus Wehner, ‘Was schreibt Sarrazin? Eine Handreichung in Thesen’, Frankfurter Allgemeine, 13

september 2010.

49 Thilo Sarrazin, Deutschland schafft sich ab, p. 11. 50 Ibidem, p. 299.

(26)

De schuld van massale immigratie legde hij niet bij de immigranten zelf, maar bij de Duitse regering die in de jaren zestig en zeventig te coulant was omgegaan met het inefficiënte immigratiebeleid. Bovendien vond hij dat de huidige politiek zich nauwelijks zorgen leek te maken om de grote stroom migranten. Hij stelde dat deze groep vanwege hun lage scholing, slechte kansen op werk, hoge geboortecijfers en hoge criminaliteitscijfers een bedreiging vormde voor de Europese cultuur. Immigratie uit het Midden-Oosten en Afrika moest volgens hem geheel worden tegengegaan. Het politieke establishment moest zich minder met politieke correctheid bezighouden en meer met de waarheid. Hij vond het zorgwekkend dat er wel actief werd gediscussieerd over het klimaatprobleem maar niet over een ander veel urgenter probleem: het dommer worden van Duitsland.51 ‘Ich möchte nicht, dass wir zu Fremden im

eigenen Land werden’, aldus Sarrazin.52

In Duitsland werden vanaf de Tweede Wereldoorlog uitspraken in het publieke debat waarin een bepaalde groep werd ondergeschikt aan anderen gemeden. Al gauw kreeg hij het verwijt aan eugenetica te doen vanwege zijn uitspraken over intelligentie onder bepaalde bevolkingsgroepen en het aansporen van autochtone Duitsers om meer kinderen te krijgen. Tijdens een radio-interview met Welt am Sonntag gooide hij zelf olie op het vuur door zich over genen uit te laten: ‘Alle Juden teilen ein bestimmtes Gen, Basken haben bestimmte Gene, die sie von anderen unterscheiden.’53 Critici zagen deze uitspraak in combinatie met zijn

overtuiging dat Duitsland dommer werd door de toenemende geboortecijfers van de Turks-Duitse bevolking als gevaarlijk. Vanwege het grijze gebied waarin hij zich begaf werd zijn boek door veel critici direct bestempeld als een boek met gevaarlijke eugenetische veronderstellingen. Hoewel Sarrazin zich in zijn boek niet over genen uitliet, kan er wel gezegd worden dat hij zich op gevaarlijk terrein begaf. Kort na het interview nam hij zijn woorden terug, maar toen waren de poppen al aan het dansen. Zijn uitspraken in het radio-interview werden desalniettemin overgenomen door zowel critici als voorstanders. Hij had een pijnlijk publiek debat aangewakkerd over een van de grootste uitdagingen voor Duitsland: hoe kon het volgens velen mislukte integratie- en immigratiebeleid worden verbeterd?

De politiek leek in eerste instantie niet geneigd om zijn verhaal serieus te nemen. Ondanks dat het boek veel instemming onder de bevolking vond vermeed het politieke establishment het debat. De eerste reactie van Bondskanselier Merkel was er een van afkeuring.

51 Thilo Sarrazin, Deutschland schafft sich ab, p.19.

52 Johannes Radke, ‘Sarrazins Buchverlag prüft juristische Schritte gegen NPD-Kampagne’, Der Tagesspiegel,

17 april 2011.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vele miljoenen __________ spoelde een reusachtige oceaan uit vulkanisch gesteente zout in het zeewater.. Zon en __________ laten het water verdampen, en achter blijft bijna

In twee gevallen gaven docenten lagere scores (weinig ervaren en veel gewenst) dan studenten, namelijk voor de items over presentaties geven en zelfstandig eigen geschreven

Het college heeft een signaal ontvangen waar rekening mee gehouden moet worden en de raad kan dit controleren tijdens de bestuur rapportages en de begroting.. Om burgers in

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Hoewel het aandeel moeilijk ver vulbare vacatures in het openbaar bestuur en bij de Politie lager is dan in het taakveld zorg en welzijn en in het taakveld onderwijs en

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,