• No results found

3 Resultaten ruimtelijk ecologische analyse

3.1 Analyse resultaten per soort 1 Boomleeuwerik (Lullula arborea)

3.1.15 Zwarte stern (Chlidonias niger)

De Zwarte stern is sterk achteruitgegaan, en de huidige populatie bedraagt nog geen 10 % van de populatie in 1950. De achteruitgang is het sterkst in leefgebieden bestaande uit agrarische graslanden, en dan vooral in de fysisch geografische regio hogere zandgronden. In laagveenmoerassen zijn de aantallen nog redelijk op niveau gebleven.

In het rivierengebied is de achteruitgang te wijten aan het verdwijnen van geschikte vegetaties om op te broeden (krabbescheer en stadia van verlanding), terwijl in vennen en hoogvenen vooral de afname van aantal en diversiteit van prooidieren de oorzaak is (Den Boer, 2000). De slechte waterkwaliteit is van invloed op beide genoemde factoren (SOVON, 2002). Eutrofiëring maakt het water troebeler, wat de visvangst bemoeilijkt.

Er zijn drie belangrijke kerngebieden: het laagveengebied van Noordwest Overijssel en aangrenzend Friesland (Wieden, Weerribben, Zwarte Water, Deelen, Oude Venen, Tjonger), het Utrechts-Hollands veenweidebied (Naardermeer, Kortenhoef, Nieuwkoopse Plassen, Krimpenerwaard, de Zouwe) en de Gelderse Poort (m.n. de Ooijpolder) (SOVON, 2002).

Hoog water en een toename van peildynamiek kan negatieve invloed hebben in buitendijkse gebieden. Van de 101 uit het verleden bekende broedplaatsen in het rivierengebied lagen er 78 buitendijks (van den Bergh (1979) in Schotman, in press). In het veenweidegebied heeft verstoring door waterrecreatie gezorgd voor jongerensterfte en een afname van stern kolonies.

Het voedsel bestaat uit insecten en andere ongewervelden, vis, vissenbroed, amfibieën. Als wateren visloos zijn, ontstaat gebrek aan calcium, waardoor legsels kunnen mislukken (Beintema, 1996).

Zwarte sterns broeden in ondiepe en matig voedselrijke moerassen en agrarische gebieden met veel water (veenweidegebied). Ze broeden op krabbescheer, maar als dit onvoldoende aanwezig is ook op minder geschikte drijvende wortels van helofyten en gras en zeggepollen en op kale plekken in graslanden. Vanaf 1960 is begonnen met het aanbieden van alternatieve broedgelenheid op nestvlotjes, en tegenwoordig broedt 80 % van de populatie hierop.

Ze fourageren boven water, aan randen van helofytenzone’s, ruigte en graslanden (Den Boer, 2000). De zwarte stern heeft een voorkeur voor open landschappen, ze broeden bij voorkeur niet in plassen omgeven door of nabij bos (Van der Winden et al., 1996). De nabijheid van kruidenrijk grasland wordt geprefereerd (Walsmit, 1999 in Schotman)

De beschikbaarheid van geschikte habitats is sterk afgenomen door afname van verlandingsprocessen (Den Boer, 2000).

Aantallen van meer dan 100 paar per atlasblok (5x5 km) komen niet voor, terwijl in het overgrote deel der blokken niet meer dan 25 broedparen voorkomt (een dichtheid van 1RU/100 ha).

Juveniele sterns koloniseren gebieden op honderden kilometers afstand van hun geboorteplek, maar ook de (plaatstrouwe) adulte vogels vertonen broeddispersie over enkele tientallen kilometers (Schotman in press).

Agrarische gebieden met veel sloten ontbreken op de begroeiingstypenkaart van LARCH, terwijl deze wel een belangrijk leefgebied vormen.

De soort komt nagenoeg alleen binnen reservaten en natuurgebieden voor. De graslanden onder zware beheersbeperkingen zijn belangrijk, vanwege de kwaliteit van deze gebieden betreffende het voedselaanbod. Daarom zou voor de selectie van geschikte leefgebieden de begroeiingstypen kaart moeten worden gecombineerd met een kaart van reservaatgebieden, wat in de huidige analyse niet gelukt is.

De populaties van de Zwarte Stern zijn geconcentreerd in de natte gebieden van Nederland: de laagvenen, hoogvenen en langs rivieren. Door de grote dispersieafstand vormen alle potentiële leefgebieden in Nederland één groot duurzaam netwerk. Met uitzondering van de Gelderse Poort liggen de andere Natura2000 grensgebieden op afstand van deze brongebieden.

In de Gelderse poort ligt – op grond van de begroeiingstypenkaart die in LARCH gebruikt wordt - een vrij klein geschikt leefgebied voor een populatie; het werkelijke leefgebied is evenwel groter: er leven enkele tientallen tot meer dan 100 broedparen in 1999. Mogelijk kunnen de populaties zowel in het Nederlandse als het Duitse deel verder verduurzaamd worden (kans).

In het Aamsveen en Witte veen ligt geschikt habitat, en kunnen in potentie MVP’s, dus levensvatbare populaties voorkomen. Maar in de broedvogelatlas worden voor 1999 geen broedparen aangegeven. Grotere geschikte gebieden liggen zowel in Nederland als Duitsland. Waarschijnlijk hangen deze MVP’s het sterkst samen met bron-/kerngebieden in de laagveengebieden van Nederland.

In Grote Heide-de Plateaux ligt geschikt habitat voor enkele MVP’s. In 1999 zijn enkele broedparen geteld. Mogelijk liggen hier en in het aangrenzende Belgische Hageven kansen om via kunstmatige broedgelegenheid, en beheer dat gericht is op vergroting van het prooiaanbod, zowel op het land (extensieve graslanden) als in het water (kans!) In het Ringselven kan ook een MVP voorkomen, die van de Nederlandse bron-/kerngebieden afhankelijk is. Twee kleine gebiedjes bij Ossendrecht (geen broedgevallen, geen waarnemingen (Ignace Ledegen, schrift. meded.) maakt deel uit van een potentie MVP, waarschijnlijk zijn deze leefgebieden voor het voorkomen van de Zwarte stern afhankelijk van een groter gebied in België, het Groot Schietveld, ten Oosten van Kalmthout. Alle deze populaties, hoe klein ook (in drie grensoverschrijdende gebieden zijn de potentiële populaties heel klein!) zouden - dankzij het grote verspreidingsvermogen van de Zwarte stern – tot een duurzaam netwerk kunnen behoren.

Soort Natura2000

grensgebieden Type potentiële populaties en duurzaamheid

Samenhangend met

leefgebieden in Bijdrage aan andere potentiële populaties in Broed- gevallen? (Broedvogel-atlas) Zwarte stern

Gelderse Poort Een zestal MVP’s in het NL deel; slechts 2 kleine MVP’s in D deel

++

NL - +; enige tientallen

tot meer dan 100

Aamsveen MVP in D deel

++ MVP’s ten oosten van ZO-Drenthe (D) en kop van Overijssel (NL)

- -; niet in 1999, in

1949 wel dichtbij

Witte veen MVP in NL deel

++ (maar slechts 0.13 Reproductieve eenheden)

idem - -; idem

Grote heide -de Plateaux Verschillende MVP’s (kleine gebiedjes) in NL deel

++

MVP’s in Brabantse

Natura-2000 gebieden - +; broedparen enkele

Ringselven 2 MVP in NL deel ++ idem - (+); mogelijk in 1999, zeker in 1949 Ossendrecht//Kalmthout Verschillende MVP’s (kleine gebiedjes) in NL deel ++ Tamelijk grote MVP ten O. van

Kalmthout, het Groot Schietveld (B)

- -

MVP = minimum duurzame (= levensvatbare populatie); KP = Key-population (sleutelpopulatie: duurzaam mits elk jaar 1 individu immigreert); g.o. = grensoverschrijdend; pop = populatie; B = België; NL = Nederland; D = Duitsland; +++ = zeer goed; ++ = goed; + = matig; - = weinig, slecht, niet;

3.1.16 Roerdomp (Botaurus stellaris)

De roerdomp heeft in het Nederlandse deel van de Gelderse Poort grote oppervlakten geschikt habitat voor een zeer duurzame bronpopulatie. De overige potentiële kleine niet-duurzame populaties in het Nederlandse en in het Duitse deel zijn hiervan afhankelijk. Deze bronpopulatie die in 1994 20 broedparen telde en in 1999 9 broedparen telde, ligt tamelijk geïsoleerd van de andere grote brongebieden in NO-Overijssel, Waterland, Lauwersmeer en Flevoland.

In het Ringselven (enkele broedparen in 1999) ligt een relatief kleine oppervlakte geschikt habitat, die bijdraagt aan het leefgebied van een, in potentie, duurzame netwerkpopulatie die gebruikt maakt van vele kleine leefgebieden waaronder de visvijvers in Belgisch midden-Limburg, evenwel zonder bronpopulatie. In 10 andere paren van grensoverschrijdende Natura-2000 gebieden is er te weinig of geen geschikt habitat voor de roerdomp.

Soort Natura2000

grensgebieden Type Populatie en duurzaamheid

Connectiviteit (zie Van der Sluis, 2000)

Samenhang met of afhankelijk van pop in Bijdrage aan verduurzaming van potentiële populaties in Broed- Gevallen? Roerdomp Gelderse Poort MVP (Zeer

duurzaam); kleine niet duurzame populaties Zelf kerngebied +++ Zelf brongebied, kleine populaties in D en NL deel, afh. van MVP in Ned. Deel. Brongebied Gelderse Poort tamelijk geïsoleerd van brongebieden Oostvaardersplassen en Kop van Overijseel Eventueel nieuw te vestigen populaties in rivierengebied +; enkele tientallen broedparen Ringselven/ Stamprooierbroek Als onderdeel van een groot

netwerk (zonder MVP) wel duurzaam + - +; enkele broedparen; waarschijnlijk ook in Grote Heide-de Plateaux e.o. (Ossendrecht- Kalmthout; geen populatie wel er net buiten KP (sleutelpopulatie) Klein Schietveld en MVP in Groot Schietveld, in B) nvt ++ Evt. populatie is afhankelijk van brongebied Groot Schietveld in B. - --

MVP = minimum duurzame (= levensvatbare populatie); KP = Key-population (sleutelpopulatie: duurzaam mits elk jaar 1 individu immigreert); g.o. = grensoverschrijdend; pop = populatie; B = België; NL = Nederland; D = Duitsland; +++ = zeer goed; ++ = goed; + = matig; - = weinig, slecht, niet;