• No results found

3 Resultaten ruimtelijk ecologische analyse

3.1 Analyse resultaten per soort 1 Boomleeuwerik (Lullula arborea)

3.1.8 Spaanse vlag (Euplagia quadripunctaria (Callimorpha q.))

De Spaanse vlag komt in Nederland komt voor in Zuid-Limburg. De soort is hier aan de noordgrens van zijn areaal.

De dichtheid aan waarnemingen op en rond St. Pietersberg-Jekerdal/Montagne St. Pierre-Plateau van Coestert geeft aanleiding te denken dat daar een populatie voorkomt. M.a.w. dat hier mogelijk geen sprake meer is immigranten of van incidentele voortplanting. Waarnemingen van rupsen zijn niet in deze studie betrokken. Vanuit deze hypothese doorgeredeneerd zouden de andere in Zuid- Limburg waargenomen exemplaren hier vandaan komen. Het mag evenwel niet worden uitgesloten dat er meerdere kleine populaties zijn. In het Jaarverslag van de Vlinderstichting wordt gemeld dat de meeste recente waarnemingen in het Eyserbos (nabij Wijlre) zijn gedaan (zie kaart).

Aangezien de soort in België zeldzaam is, en ook in West-Duitsland, is modelleren met LARCH niet zinvol. In België komt de soort komt voor nabij Leuven en Aarschot, nl. in/nabij de Demervallei op de locaties Vorsdonkbos en Eikelberg. Verder wordt melding gemaakt van vondsten nabij Viroin in Wallonië dichtbij de Franse grens, een bekend vlindergebied met waardevolle kalkgraslanden.

De Spaanse vlag is een dagactieve nachtvlinder, een soort van hellingen waarop warme graslanden op een kalk- of rotsbodem met hellingbos afwisselen. Het voorkomen op gevarieerde hellingen hangt mogelijk samen met het voorkomen van rupsen. Jonge rupsen leven op kruiden, later op hoge kruiden en struiken. Ook wordt de soort aangetroffen in rotsige milieus, groeven en verder naar het Zuiden in wijnbouwgebieden.

De habitatrichtlijn classificeert deze milieus als Halfnatuurlijke droge graslanden (6210) en Kalkminnende graslanden op rotsbodem (6110). Laatste komen weinig voor in Nederland (in totaal < 1 ha), eerstgenoemde komen frequenter voor (10-100 ha) (Janssen & Schaminee, 2003).

In de Atlas van de Plantengemeenschappen wordt kalkgrasland aangegeven voor de zuidelijke delen van Limburg.

Minimaal vereiste grootte van het leefgebied voor een duurzame populatie, wordt door ons geschat op 25-50 ha (100 vrouwtjes). Deze grote minimum oppervlakte is vooral gebaseerd op het feit dat er in Nederland slechts enkele exemplaren waargenomen zijn. Mogelijk leeft de soort hier in dunne populaties.

Ze kunnen over afstanden van een paar kilometer trekken, getuige de volgende bijdrage in forumdiscussie over Spaanse vlag in België:

“Dat ex(emplaar) dat Jelle op zijn kot in Leuven zag deze nacht, dat is 4 km in vlindervlucht van de vindplaats. Op de Eikelberg en de Middelberg te Gelrode (10 km) worden ze ook terug gezien (daar zit naar alle waarschijnlijkheid een tweede,

Het is weinig zinvol om de soort modelmatig met LARCH te analyseren. De genoemde droge graslanden zijn niet op de voor LARCH gebruikte begroeiingstypenkaart te vinden, en zijn toch cruciaal. Ook de Belgische en Duitse kaarten zijn in dit opzicht waarschijnlijk niet bruikbaar.

De analyse op basis van expertkennis en huidige vindplaatsen leidde tot de volgende resultaten:

Relatie van Nederlandse vindplaatsen met Belgische leefgebieden

De belangrijkste (en mogelijk enige) duurzame populatie zit op de Pietersberg. Dit gebied loopt voor een klein deel door in België. De Spaanse vlag wordt ook daar waargenomen. Aangenomen wordt dat hier sprake is van één grensoverschrijdende populatie. Gelet op de status en de relatieve zeldzaamheid van de soort in beide landen, lijken hier kansen te liggen voor grensoverschrijdende samenwerking en afstemming, ten einde een gunstige staat van instandhouding te bereiken. Het is immers niet bekend of het de hier voorkomende populatie levensvatbaar is.

Verder worden in België grenzend aan Limburg geen waarnemingen vermeld. Ook de Vlinderstichting heeft geen waarnemingen (mond. med. Chris van Swaay). De analyse is dus gebaseerd op Nederlandse verspreidingsgegevens.

Een tweede gebied waar enkele waarnemingen zijn gedaan, is het dal van de Gulp nabij Slenaken (zie kaart; een kilometer van de grens). Hier ligt het Belgische deel van een grensoverschrijdend gebied, de Voerstreek (1592 ha) waarin ook kalkgraslanden zijn gelegen. Bij de genoemde soorten voor deze gebieden wordt Kamsalamander, Rivierdonderpad, Ingekorven vleermuis en Vliegend hert genoemd, maar geen Spaanse vlag8. Voorts zijn in het Natura2000-gebied bij Moelingen, en op slechts 2 km afstand in Nederland, nabij Eijsden, ook waarnemingen gedaan. Ook ’s Gravenvoeren, hoewel op ca. 3 km afstand van andere gebieden en 7 km van de Pietersberg zou een rol kunnen spelen als leefgebied. Het grootste gebied van de Voerstreek ligt op slechts 1,5 km van het Gulpdal, en de waarnemingen zijn 3 km. verder gedaan (zie kaart).

Het Eyserbos ligt op ca. 8-10 km. van de grens, en is dus niet goed verbonden met de Voerstreek. Wel grenst het nagenoeg aan het dal van de Geul, dus wellicht dat hierlangs trek plaatsvindt over grotere afstanden.

Tussen de Pietersberg en Savelsbos, en verder naar de Voerstreek, zijn de gebieden echter matig verbonden. Onder de aanname dat de populatie op de St. Pietersberg de enige ‘continue’ populatie vormt, en gelet op het voorkomen in twee slechtverbonden clusters: 1. westelijke cluster (Pietersberg, Eijsden, Moelingen, Plateau van Margraten); 2. oostelijke cluster (Geuldal, Eijserbos) en gelet op de tamelijke geringe geschatte dispersieafstand van 5 km wordt de hypothese geformuleerd dat er dispersie vanuit de St.Pietersberg e.o.-populatie heeft plaatsgevonden via de Voerstreek (zie kaart). Reden om bij grensoverschrijdend overleg de ecologische voorwaarden voor deze soort regelmatig aan de orde te stellen, teneinde de mogelijke dispersieroute open te houden, resp. te versterken, om de kansen op dispersie en overleving te behouden, resp. te vergroten. Een andere mogelijke visie op de dispersie is dat individuen tamelijk passief met zuidelijke wind zich steeds noordelijker in Nederland verspreiden, zodat de recente nieuwe vindplaatsen in het

oostelijke cluster en op de Brunssumerheide onafhankelijk zijn van Pietersberg, en de hierna genoemde Duitse vindplaats.

De populatie van Vorsendonk en Eikelberg, nabij Aarschot, ligt 60 km naar het westen. Uitwisseling hiermee lijkt dan ook uitgesloten. Het gebied van de Viroin, Viroinvalles, is ca. 80-90 km verwijderd van Maastricht, en speelt dus ook geen rol voor deze populatie

Relatie voorkomen in Nederland met vindplaatsen in Duitsland

De populatie van de Brunssumerheide nabij Heerlen zou, zo wordt verondersteld, afkomstig kunnen zijn van Teverenerheide in Duitsland op 4-5 km. afstand (Groenendijk, 2003). Er zijn echter geen bevestigde waarnemingen uit dit gebied, ook ontbreken hier kalkgraslanden maar wellicht zijn ook andere warme graslanden geschikt9. Wel blijkt er een waarneming bij Übach-Palenberg te zijn, op slechts 10 km van Brunssum (Barwinski, 2003), en bij Bergheim nabij Köln, 45 km. naar het oosten.

De Natura2000 gebieden waar de Spaanse vlag voorkomt liggen echter op grotere afstand. Het gebied van Buntsandsteinfelsen im Rurtal is bekend als Nideggen, en ligt ca. 40 km. Duitsland in.

In Pretscher (2000) wordt een populatie aangegeven (3 uurhokken) ca. 20 km. ten oosten van Vaals en nabij Düsseldorf, 30 km. ten westen van de Meinweg (2 hokken). De geïsoleerde positie van de ‘populatie’ van de Brunssumerheide vraagt om grensoverschrijdende info-uitwisseling, en eventueel afstemming van beheer (kans).