• No results found

Vooraf

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de conclusies verwoord in de ruimtelijk ecologische analyse (hoofdstuk 3), de bestuurskundige analyse naar natuurbeleid (hoofdstuk 4) en de bestuurskundige analyse naar de praktijk van grensoverschrijdende samenwerking (hoofdstuk 5). Daarbij wordt in het ecologisch deel een directe koppeling gemaakt met kansen voor grensoverschrijdende samenwerking. Ook wordt ingegaan op de stand van zaken betreffende de formulering van algemene doelstellingen voor Natura2000-soorten en –habitats en doelstellingen per Natura2000 gebied. Tot slot wordt ingegaan op mogelijk vervolgonderzoek.

Verduurzaming van populaties en grensoverschrijdende samenwerking.

In hoofdstuk 3 zijn de resultaten weergegeven van een kwantitatieve en ruimtelijke ecologische analyse met LARCH aan 18 soorten in de 14 paren van grensgebieden. In veel paren ligt een zodanig grote oppervlakte geschikt habitat voor een of meer van de 18 onderzochte soorten dat duurzame populaties hierin zouden kunnen voorkomen. Met andere woorden: voorwaarden m.b.t. oppervlakte en ruimtelijk patroon van geschikte habitatplekken zijn voor deze soorten in deze grensgebieden vervuld. In een groot deel van de onderzochte grensgebieden (dus niet in alle potentiële leefgebieden in de onderzochte grensgebieden) komen de betreffende soorten inderdaad voor. Hier wordt de verwachting op basis van de LARCH-analyse dus gestaafd door waarnemingen. Een uitzondering betreft de Noordse woelmuis, waarvan de verspreiding beperkt is tot laag Nederland, terwijl alle onderzochte grensgebieden in hoog Nederland liggen.

Uit de LARCH-analyse werden twee algemene conclusies getrokken:

1. Verbinding (en dus vergroting) van habitatplekken in twee gepaarde grensgebieden kan bijdragen tot verdere verduurzaming van de populaties van een zestal soorten. Onder deze soorten bevinden zich ook Natura2000 soorten waarvoor de grensgebieden zijn aangemeld, in het kader van Vogel- of Habitatrichtlijn. Grensoverschrijdende samenwerking kan dus de overlevingskansen van hun populaties vergroten, wat bijdraagt tot ‘instandhouding in goede staat’.

2. Verder blijkt het open houden / aanleggen van dispersieroutes kansen bieden voor verduurzaming van populaties voor een zevental soorten. Hieronder zijn soorten met niet-duurzame (= niet levensvatbare) populaties in sommige grensoverschrijdende gebieden die afhankelijk zijn van bron- of kerngebieden aan

/kerngebieden zou kunnen bijdragen tot instandhouding van (habitats van) populaties van Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten waartoe de EU de lidstaten verplicht.

Voor beide strategieën lijkt grensoverschrijdende uitwisseling van informatie, afstemming en mogelijk zelfs samenwerking een voorwaarde om uitvoering ervan succesvol te laten verlopen. Opgemerkt moet worden dat een succesvol resultaat mag worden verwacht, maar niet zeker is. Ook de kwaliteit van habitatplekken is een belangrijke voorwaarde voor de duurzaamheid van populaties. Dit is vooral een taak van de locale beheerder. Deze zou daarbij kunnen worden ondersteund door informatie-uitwisseling met zijn collega’s uit het aangrenzende Natura2000 gebied. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat grensoverschrijdende samenwerking in de vorm van informatie-uitwisseling, afstemming of een gezamenlijke aanpak een positieve bijdrage kan leveren tot de instandhouding van populaties van Natura2000 soorten in grensgebieden.

Ook zijn er een aantal grensgebieden waarin duurzame (=levensvatbare) populaties samenhangen met bron- of kerngebieden. Daardoor kunnen deze als schakel functioneren tussen deze bron- of kerngebieden en afhankelijke niet-levensvatbare populaties aan de andere zijde van de grens. Uitwisseling van individuen tussen (en via) levensvatbare populaties en niet-levensvatbare populaties kan de levensduur van de laatste sterk verlengen, c.q. bijdragen tot hun levensvatbaarheid. Het zorgvuldig beheren van deze grensoverschrijdende ruimtelijke relaties draagt bij tot het in stand houden (of verdere verduurzaming) van de populaties in verder van de grens gelegen natuurgebieden en – als het hier Natura2000-gebieden of -soorten betreft - tot vervulling van de genoemde plicht tot instandhouding van populaties van Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten. Ook hieraan kan grensoverschrijdende samenwerking door uitwisseling van informatie en afstemming ben beleid en beheer een positieve bijdrage leveren.

Verschillen in nationale en regionale implementatie VHR en grens- overschrijdende beheersplannen.

In hoofdstuk 4 is uiteengezet dat Natura2000 in België, Duitsland en Nederland verschillend wordt geïmplementeerd. In de aanwijzing van gebieden is weinig aandacht geschonken aan grensoverschrijdende aspecten. De bescherming van gebieden wordt geregeld in nationale en/of regionale regelgeving. De verschillen tussen deze regelgevingen kunnen leiden tot verschillen in de precieze inhoud en procedure van de bescherming. Dit komt o.a. voort uit het feit dat artikel 6 van de Habitatrichtlijn niet eenduidig is geformuleerd. In de uitwerking van essentiële begrippen als ‘effecten van significant belang voor Natura2000 soorten’ en ‘compensatie’ ontstaan gemakkelijk verschillen, o.a. door het operationeel maken van deze begrippen op basis van de landeigen of regionale jurisprudentie (Kuindersma et al., 2004). Hierbij kan bij voorbeeld worden gedacht aan verschillen tussen landen in de hardheidsclausules rond het verstrekken van vergunningen en ontheffingen, die tot verschillen in uitzonderingssituaties leiden. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat aan weerszijden van de grens met twee maten gemeten wordt, wat voor belemmeringen zou kunnen zorgen in de uitwerking van grensoverschrijdende samenwerking.

De inschatting wordt gemaakt dat genoemde verschillen de samenwerking moeilijker maken, maar niet onmogelijk. Mogelijk zou de samenwerking uitgewerkt kunnen worden in één beheersplan voor twee aan elkaar grenzende Natura2000 gebieden aan weerszijden van de grens. Ook hier bestaan verschillen tussen de landen in de vorm en de precieze functie van beheersplannen in de natuurbescherming, maar dit alles lijkt in goede samenwerkingsverbanden oplosbaar. Hier liggen kansen om in de beleidspraktijk ook daadwerkelijk iets te doen met beheer en bescherming voor soorten en gebieden die - i.t.t. mensen en wetten – ‘zich niets aantrekken’ van staatkundige grenzen.

Bestuurskundige analyse van de praktijk van de grensoverschrijdende samenwerking

Alle drie de geselecteerde Natura2000 grensgebieden liggen in een zgn. EUREGIO Grenspark. In alle drie de parken is er sprake van grensoverschrijdende samenwerking op het niveau van bestuurders, beleidsambtenaren en beheerders. De vormgeving, doelen en intensiteit van de grensoverschrijdende samenwerking verschillen per park, terwijl ook het stadium waarin de grensoverschrijdende samenwerking zich bevindt, verschilt.

Voor het Drielandenpark wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld, gericht op duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Het beleid voor het Drielandenpark bevindt zich in de ontwerpfase en moet leiden tot een integrale toekomstvisie van het gebied op de lange termijn (plan horizon 2030) aan de hand van de huidige toestand, trends en mogelijke ontwikkelingen. Daarin worden ook al enkele thema’s en gebieden benoemd als voorbereiding op een tweede fase waarin deze thema’s voor gebieden zullen worden uitgewerkt. In 2002 is een subsidie toegekend waarmee het ontwerpproces kan beginnen.

In de andere twee parken is men al een stapje verder. In het grenspark Zoom- Kalmthoutse Heide is in 1999 een Beleidsplan opgesteld: Beheer- en Inrichting voor het gebied van 1999 tot 2014. In het Grenspark Maas-Schwalm-Nette is in 1995 het Beheers- en Inrichtingsplan voor het gehele parkgebied gereed gekomen, waarin de richtlijnen voor de hier liggende nationale parken zijn uitgewerkt. Op basis van dit - door de minister van LNV goedgekeurde – Beheers- en Inrichtingplan, kreeg het Nederlandse onderdeel van het grenspark de Meinweg op 8 juni 1995 de status van Nationaal Park.

De drie parken hebben gemeen dat er geen grensoverschrijdende initiatieven louter gericht zijn op Natura2000. Er zijn bijvoorbeeld geen overleggen met de titel ‘Natura2000’. Wel zijn allerlei projecten met betrekking tot de bredere noemer ‘natuur(ontwikkeling)’ geïnitieerd vooral in de vorm van INTERREG-projecten. Beheer ten behoeve van een of meer van de 17 onderzochte soorten van Natura2000 soorten maakt daarvan wel deel uit, maar wordt niet als zodanig geadresseerd.

Geconcludeerd kan worden dat in de drie geselecteerde grensoverschrijdende gebieden Natura2000 momenteel (nog) geen stimulans vormt voor grensoverschrijdende samenwerking. Er wordt wel samengewerkt onder de noemer natuur(ontwikkeling). Sommige initiatieven en plannen uit deze samenwerking leveren een bijdrage aan de intenties en doelstellingen van Natura2000.

Versterking grensoverschrijdende samenwerking door formulering van doelstellingen per gebied?

Deze situatie zou binnen een paar jaar kunnen veranderen. Momenteel lopen in ons land discussies en procedures voor de formulering van algemene doelstellingen voor Natura2000-soorten en habitats, uitgesplitst voor een achttal landschapstypen. Deze zullen uiteindelijk worden uitgewerkt in doelstellingen per Natura2000 gebied of een kleine groep van Natura2000 gebieden. In beheersplannen zullen de beheersinstanties aangeven hoe zij deze doelen denken te bereiken. Het is voorstelbaar maar niet zeker, dat deze doelstellingen per gebied en de plicht tot het opstellen van een beheersplan zullen stimuleren tot grensoverschrijdend overleg tussen beheersinstanties. Instandhouding van populaties is in theorie gediend met en wordt gemakkelijker door vergroting en verbinding van geschikte habitatplekken die aan weerskanten van de grens liggen. Ook het openhouden of aanleggen van verbindingen met bron- of kerngebieden-over-de-grens draagt bij aan instandhouding van populaties, en maakt deze in theorie gemakkelijker. Voor duurzamere (en dus beter in stand te houden) populaties is grensoverschrijdende afstemming en samenwerking wenselijk. Mogelijk zullen beheersinstanties voor realisatie van zulke kwantitatieve en ruimtelijke ecologische voorwaarden stappen tot samenwerking zetten. De samenwerking kan wellicht leiden tot één beheersplan voor twee aangrenzende Natura2000 gebieden. Hierin zouden ook de eventuele knelpunten door verschillen in implementatie aan beide zijden van de grens in kaart gebracht, en oplossingen geformuleerd kunnen worden. In een pilot met zo’n grensoverschrijdend beheersplan zou de verwachte meerwaarde ervan onderzocht kunnen worden.

Mogelijk vervolgonderzoek

Aanvullend onderzoek

In dit rapport wordt geconcludeerd dat grensoverschrijdende verbinding/vergroting en openhouden/aanleggen dispersieroutes, in het bijzonder verbindingszones met met bron-/kerngebieden zouden kunnen bijdragen tot instandhouding van populaties. In een vervolgproject zouden - voor de Natura2000 soorten waarvoor de grensgebieden zijn aangemeld - deze opties voor elk gebied nauwkeuriger beschreven kunnen worden, zodat deze opgenomen zouden kunnen worden in de doelstellingen per gebied en (grensoverschrijdende) beheersplannen. In dit rapport is immers aannemelijk gemaakt dat de genoemde opties bijdragen tot verduurzaming van de populaties en daarmee een meerwaarde oplevert boven een aanpak die alleen op de kwaliteit van habitats is gericht.

De waarde van deze aanbevelingen zou vergroot worden door het werkelijke voorkomen (waarnemingen uit karterings en atlasprojecten) van de betreffende soorten in de Duitse en Belgische delen van deze gebieden in het onderzoek te

betrekken. Tevens door ook de andere Natura2000 soorten waarvoor de gebieden zijn aangemeld (o.a. nachtzwaluw, zwarte specht, kamsalamander, drijvende waterweegbree, rugstreeppad, etc.) in het onderzoek te betrekken. Ook de habitattypes waarvoor de onderzochte gebieden zijn aangemeld zouden in het onderzoek betrokken moeten worden omdat instandhouding daarvan ook gebaat zou kunnen zijn met grensoverschrijdende samenwerking.

Bestuurskundige analyse in andere, ook kleinere Natura2000 gebieden zouden de conclusies uit dit onderzoek nog kunnen versterken. In deze analyse werd dus ingestoken op slechts twee niveaus, dat van provinciale (streek-, grenspark-) beleidsmakers, en dat van de terreinbeheerders. Uitbreiding van het onderzoek naar bestuurders van meer participerende organisaties behorende tot meer verschillende niveaus zou de conclusies uit dit onderzoek nog kunnen versterken.

In de bestuurskundige analyse betreffende het natuurbeleid wordt gesteld dat de beste mogelijkheden voor grensoverschrijdende samenwerking liggen bij het opstellen van één beheersplan voor elke twee aan elkaar grenzende Natura2000 gebieden aan weerszijden van de grens. Het is echter de vraag hoe betrokkenen hier tegenover staan. Ook dit zou relevante informatie zijn.

Leidt ecologische wenselijkheid of noodzaak tot grensoverschrijdende samenwerking?

Bij aanvang van het onderzoek heerste de vooronderstelling dat ecologische wenselijkheid of noodzaak wellicht had geleid tot samenwerking met betrekking tot Natura2000. Dit bleek (nog) niet het geval te zijn, mogelijk doordat de doelstellingen per gebied nog niet zijn geformuleerd en beheersplannen nog niet zijn gemaakt. Wanneer de doelstellingen per Natura2000 gebied geformuleerd zijn, zou nagegaan kunnen worden of in de beheersplannen de grensoverschrijdende samenwerking wordt aangegeven als middel tot realisatie van de doelstellingen per gebied. Geïnventariseerd zou kunnen worden hoe betrokkenen tegenover grensover- schrijdende samenwerking over Natura2000 soorten en habitats staan. In een pilot zou nagegaan kunnen worden of één beheersplan voor twee aangrenzende Natura2000 gebieden de kansen voor instandhouding van de soorten waarvoor zij zijn aangemeld, in werkelijkheid vergroot. Uit zo’n pilot zouden empirische resultaten kunnen worden verkregen die de toepasbaarheid van de conclusies uit dit rapport zou kunnen vergroten.

Uitwerking doelstellingen op lokaal niveau

In aanvulling op het bovenstaande: vanuit de ecologische analyse blijkt dat er in de grensgebieden kansen liggen met betrekking tot verduurzaming van populaties van Natura2000 soorten. Een idee zou kunnen zijn de betrokkenen van die grensgebieden actief op de hoogte te stellen van deze resultaten en ook mee te denken hoe – met de aanwezige middelen – de inrichting en het beheer van het

effectiever beleid en beheer. Een nevenvraag hierbij is aan welke indicatoren of parameters men deze effectiviteit zou moeten meten.

Literatuur

Backes, Ch.W., Th.G. Drupsteen, P.C. Gilhuis, N.S.J. Koeman (red.), 2001. Milieurecht, Tjeenk Willink, Deventer.

Barwinski, P., 2003. Beobachtung eines neuen Vorkommens von Euplagia quadripunctaria (Poda, 1761) in Übach-Palenberg (Kreis Heinsberg/NW) (Lep., Arctiidae). – Melanargia 15 (2): 67-69.

Beintema, A., 1996. Succes en falen van de Zwarte stern; in Ooypolder, Ankeveen, Bargerveen, Polder Demmerik. Basisgegevens 1992-1996. IBN-DLO, rapport nr. 2947, Wageningen, The Netherlands.

Boer, T. den, 2000. Beschermingsplan moerasvogels. Rapport Dir. Natuurbeheer nr. 47, Wageningen, The Netherlands.

Bolle, K., 2004. Natuur zonder grenzen! Kansen en knelpunten bij grensoverschrijdende samenwerking in natuurontwikkelingsprojecten langs de Nederlands-Duitse grens, afstudeerscriptie, Universiteit van Amsterdam.

Bos, F. & M. Wasscher, 1997. Veldgids Libellen. KNNV-Uitgeverij, Utrecht, The Netherlands.

Broekhuizen, S., Hoekstra, B., Laar, V. van, Smeenk, C. & Thissen, J.B.M., 1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. Utrecht: St. Uitg. KNNV, 336p.

Broekhuizen, S. & Müskens, G.J.D.M. (in prep.). Vergelijking van het voorkomen van de boommarter (Martes martes) in Nederland in de perioden 1989-1999 en 2000- 2004 (concept-manuscript).

Bruijn, J.A. de, e.a. (red.), 1993. Management van beleidsnetwerken. Een verkenning van sturingsmogelijkheden van netwerken in het openbaar bestuur , ’s-Gravenhage, 1993.

Crombaghs, B. & W. Bosman, 2004. Nieuwsbrief Geelbuikvuurpad en Vroedmeesterpad. Jaargang 5, nummer 1, mei 2004. Provincie Limburg en het Ministerie van LNV directie Zuid. 16 pp.

Europese Commissie DG Environment, 2001. Assessment of Plans and Projects Significantly Affecting Natura2000 Sites. Methodological Guidance on the Provisions of Article 6(3) and 6(4) of the Habitats Directive 92/43/EEC, Oxford Brookes University.

Europese Commissie, 2003. Report from the Commission on the implementation of the Directive 92/43/EEC on the conservation of natural habitats and of wild fauna and flora, Brussel.

Gerhard, J., 1990. Libellengids. Uitg. Tirion, vertaald uit het Duits (1987)

Geijskes, D.C. & J. van Tol, 1983. De libellen van Nederland (Odonata). Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Hoogwoud, Netherlands.

Gollmann, B. & Gollmann, G., 2002. Die Gelbbauchunke. Zeitschrift für Feldherpetologie Beiheft 4. Laurenti Verlag, Bielefeld, Germany.

Grenspark ‘De Zoom-Kalmthoutse Heide’, 1999. Beleidsplan Beheer en Inrichting Grenspark ‘De Zoom-Kalmthoutse Heide’ 1999-2014, Hoofdrapport.

Grenspark Maas-Schwalm-Nette aan Gedeputeerde staten van Limburg, 2003. Projectvoorstel Edelherten binnen de Robuuste verbinding, 24 september 2003. Günther, R., 1996. Die Amphibien und Reptilien Deutschlands. Gustav Fischer Verlag, Jena, Germany.

Groenendijk, D., 2002. Kansen en mogelijkheden voor monitoring van de Spaanse vlag in Nederland. De Vlinderstichting, Wageningen, The Netherlands.

Hecke, P.van & Leysen, P., 1999. Broedvogelinventarisatie Kalmthoutse Heide 1999. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 177 p.

Hoorick, G. van, 1993. Tien vogels in de hand en één in de lucht; kritische bedenkingen over de implementatie van de EG Vogelrichtlijn in het Vlaamse Gewest, In: Tijdschrift voor Milieurecht (5), 1993: pp. 304 ev.

Hoorick, G. van, 2003. De implementatie van Natura2000 in het Vlaamse Gewest, In: Tijdschrift voor Milieurecht, 2003: pp. 204 ev.

IBO eindrapportage werkgroep Vogel- en Habitatrichtlijn, 2003. Nederland op slot? De Europese en Nederlandse natuurbeschermingswetgeving nader bezien. Den Haag.

Instituut voor Natuurbehoud, 2003. Natuurrapport 2003. Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Brussel.

Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, met bijdragen van S.M.J. Brasseur, F.G.W.A. Ottburg, A.H.P. Stumpel & A.H. Hoffmann, 2004. Europese Natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV, Utrecht, 112 pp.

Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, 2003. Habitattypen. KNNV, Utrecht.

Jong, D. de, 1999. Tussen natuurontwikkeling en Landschaftsschutz. Sociaal- cognitieve configuraties in het grensoverschrijdende natuurbeleid. Eburon, Delft. Kockelkorn, G. e.a., 2000. Natuur en milieu zonder grenzen? Maastricht in Euregionaal perspectief! Universiteit Maastricht en ICIS BV, working paper.

Kuindersma, W., G-J. Zweegman en J.P.P. Hinssen, 1997. Van beleidsprestaties naar oorzaken. Natuurbeleid is mensenwerk, IBN-rapport 291, Wageningen.

Kuindersma, W, F.H. Kistenkas en R.C. van Apeldoorn, 2004. De transformatie van Nederlands natuurbeleid door Europees recht. Een analyse van de gevolgen van de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn op het Nederlandse natuurbeleid. Natuurplanbureau, Planbureaustudies nr. 8, Wageningen.

Lammers, W., 2003 (m.m.v. C. Schilderman, M. van Veen, A. Hinsberg en W. Kuindersma). Kerncijfers voor de IBO studie Vogel- en Habitatrichtlijn, Milieu- en Natuurplanbureau. RIVM Rapport 408768001, Bilthoven/Wageningen.

Leene, I. en A.H. Dekker, 1996. Grensoverschrijdende samenwerking: reëel of niet? In: Bestuurskunde, jaargang 5 nr. 7.

Ligthart en Bennett (red)., 1999. Bescherming van natuurgebieden, nationale en internationale instrumenten. Intern achtergronddocument bij de Natuurbalans 1999, DLO-Natuurplanbureau-onderzoek, werkdocument 1999/04.

Milieu en Natuur Planbureau, 2004. Natuurbalans 2004. 123 p.. Kluwer, Alphen aan den Rijn.

Munnecom, V.M.J., 2001. Onderzoek naar grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van ruimtelijk beleid in een Duits-Nederlands grenspark, samenvatting. NGI, 2003. Topografische Atlas België. NGI, Brussel & Uitg. Lannoo, Tielt, België. Nöllert, A. & Nöllert, C., 1992. Die Amphibien Europas. Franck-Kosmos Verlags- GMBH, Stuttgart, Germany.

Ottburg, F.G.W.A., 2004. (m.m.v. R.P.H. Snep & R.J.F. Bugter): Instandhoudingsdocument Geelbuikvuurpad (Bombina variegata) voor de EU- Habitatrichtlijn (in prep)

Pretscher, P., 2000. Gefährdung, Verbreitung und Schutz der Bärenspinnerart ‘Spanische Fahne’ (Euplagia quadripunctaria PODA) in Deutschland. Natur und Landschaft 75 (9):370-377.

Provincie Limburg, 2001. Liefde voor Limburg. Provinciaal omgevingsplan Limburg (POL), Maastricht.

Schink, A., 2003. Umweltverträglichkeitsprüfung-Verträglichkeitsprüfung- naturschutzrechtliche Eingriffsregelung-Umweltprüfung, In: Natur und Recht, pp. 647-654.

Schmitz, P., 2004. The nature of cross-border co-operation, rapportage in het kader van afstudeervak, (concept).

Schotman, A. (in press) Moerasvogels. Alterra rapport

Sluis, Van der T., 2000. Natuur over de grens. Functionele relaties tussen natuur in Nederland en natuurgebieden in grensregio’s, Natuurplanbureau-onderzoek, werkdocument 2000/01, Wageningen.

SOVON Vogelonderzoek Nederland, 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels; verspreiding, aantallen, verandering - Nederlandse Fauna 5. Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden, 576 blz., ISBN: 90-5011-161-0.

Texeira, R.H. & Bult, H., 1998. Broedvogels Landgoed Groote Meer en Militair Oefenterrein Ossendrecht 1985-1998. Rapport, 41 p. en fig.

Wijk, van M.N. Vliet van C.J.M. & H. van Blitterswijk; 2003. Nationale Parken in Nederland; Bouwstenen voor het duurzaam voortbestaan van een kwalitatief hoogwaardig stelsel van Nationale Parken.

Zouwen, M.W. van der, Grensgevallen, 1998. Beleidsprocessen rond natuur- en landschapsbeleid in de Duits-Nederlandse grensregio, DLO-Staringcentrum, Wageningen.

www.minlnv.nl (16 december, 2004).

www.minlnv.nl/thema/groen/natuur/natura2000/inftgnn17.pdf (werken aan Natura2000; het onderdeel stappenplan voor de bescherming van de vogel- en habitatrichtlijngebieden)

www.minlnv.nl/thema/groen/natuur/natura2000/inftgnn04.pdf

(grensoverschrijdende gebieden waarvan het Duitse of Belgische deel is aangewezen onder de Habitatrichtlijn, 16 mei 2003)

www.minlnv.nl/thema/groen/natuur/natura2000/inftgnn19.pdf (beknopte

omschrijving van nieuwe gebieden die zijn geselecteerd voor Nederlandse bijdrage aan de communautaire lijst Habitatrichtlijn).

www.natura2000.murl.nrw.de/gebiete http://www.ven-ivon.be/ www.grenspark-msn.nl www.naturparkschwalm-nette.de www.3landenpark.org www.nationaal-parkdemeinweg.nl www.voerstreek.be users.skynet.be/voerstreek/centrum_nl.html www.aktiegroeneband natuur.2link.be/ www.natuurmonumenten.nl/natuurgebieden/p_natuurgebied.asp?cc=1&Natuurgebi edID=230 www.natuurkaart.nl/kvn.natuurmonumenten/natuurkaart.nl/i000589.html

Bijlage 1 Respondenten

Respondenten ‘de Zoom-Kalmthoutse heide’

Adviseur Grenspark

Voorzitter Bijzondere Commissie en Stuurgroep Ambtenaar gemeente Kalmthout

Ambtenaar Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Natuur Ambtenaar Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie Secretaris BENEGO

Belangenbehartiger Staatsbosbeheer

Ambtenaar Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, hoofdkantoor Brussel Ambtenaar Ministerie van LNV

Ambtenaar Provincie Brabant Burgemeester gemeente Kalmthout Burgemeester gemeente Woensdrecht Particuliere eigenaar

Respondenten Maas-Schwalm-Nette

Secretaris Openbaar Lichaam Duits-Nederlands Grenspark Maas-Schwalm-Nette Projectleider Grenspark Maas-Schwalm-Nette

Beheerder Staatsbosbeheer

Respondenten Geuldal

Ambtenaar provincie Limburg (projectleider Drielandenpark) Ambtenaar provincie Limburg, afdeling groen

Ambtenaar Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Natuur Beheerder Natuurmonumenten