• No results found

5 Resultaten bestuurskundige analyse van grensoverschrijdende samenwerking

5.4 Drielandenpark 1 Over Drielandenpark

De Natura2000 gebieden Geuldal aan de Nederlandse zijde en het Roebelsbosch langs de Gulp bij Slenaken aan Belgische zijde vallen binnen het grensoverschrijdend Drielandenpark.

Het Drielandenpark werd voor het eerst een tiental jaren geleden als idee genoemd in INTERREGIO-nale beleidsstukken. In het ‘Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief Maastricht/Heerlen–Hasselt/Genk–Aken–Luik (MHAL)’ van juni 1993 beslaat het Drielandenpark de open ruimte binnen de stedenband Maastricht – Heerlen – Aken – Luik. Een meer concrete invulling van ideeën over het gebied werd gegeven in 1998 in Luik, waar op bestuurlijk niveau een principebesluit tot samenwerking werd genomen. Het ‘Project Drielandenpark’ werd vervolgens officieel gelanceerd tijdens een vergadering van een internationale stuurgroep in Maastricht in maart 2001. Er is een EUREGIO-naal project gestart met als doel een toekomstvisie en een plan van uitvoering te formuleren voor een gezamenlijk ‘Drielandenpark’. De samenwerking die de Nederlandse Provincie Limburg voor het project Drielandenpark heeft gezocht met partners in Duitsland, Vlaanderen, en Wallonië komt voort uit het besef dat het hier gaat om een waardevol gebied dat op zichzelf uniek is, maar ook onder zware druk staat.17

Het Drielandenpark is samengesteld uit enkele natuurgebieden van verschillende deelregio’s van de EUREGIO: Het Limburgse Heuvelland, de Voerstreek, het Land van Herve en de Aachener Wald (Kockelkorn, 2000: 47). Het park is een overwegend kleinschalig (cultuur)landschap tussen twee grote natuurgebieden: de hoge natte bossen met hoogveen en heide (Hoge Venen, Eifel, Ardennen) en de droge boscomplexen van de Belgische Kempen. Het park vormt het groene hart van het gebied tussen Maastricht, Hasselt, Aken en Luik (het MHAL-gebied).

Als leidraad bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief zijn vooraf door de partners een aantal uitgangspunten geformuleerd (www.3landenpark.org):

van de uitlopers van de Vogezen, de Eiffel en de Ardennen via Zuid-Limburg naar de Belgische Kempen en langs de rechter Maasoever verder noordwaarts richting Veluwe en (2) een natte ecologische zone die gevormd wordt door het Maasdal en zijn zijrivieren.

• Het Drielandenpark is geen uniforme omgeving maar kent een diversiteit aan verschijningsvormen, ruimtelijke functies en activiteiten.

Het plan van aanpak van het project Drielandenpark bestaat uit de volgende stappen: (1) het ontwikkelingsperspectief. Dit is de ontwerpfase die moet leiden tot een integrale toekomstvisie van het gebied op de lange termijn (plan horizon 2030) aan de hand van de huidige toestand, trends en mogelijke ontwikkelingen. Daarin zullen ook al enkele thema’s en gebieden worden benoemd die voor nadere uitwerking in aanmerking komen; (2) uitwerking van de in fase A benoemde thema’s en gebieden. De thema- en gebiedsuitwerkingen zullen moeten leiden tot de initiëring van uitvoeringsprojecten en (3) uitvoeringsprojecten. Projecten van ‘grensoverschrijdende samenwerking’ worden in de drie landen geformuleerd, aanbesteed en uitgevoerd, eventueel met een externe financiering door de EU.

De huidige stand van zaken is dat fase A, het opstellen van het ontwikkelingsperspectief, nu is afgerond. Het ontwikkelingsperspectief moet richting geven aan de grote lijnen van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de regio van het Drielandenpark.

5.4.2 Doelstellingen Drielandenpark

In het MHAL Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief geformuleerd (1993) was reeds een globale doelstelling voor het Drielandenpark geformuleerd:

Het project Drielandenpark beoogt het behoud van de kwaliteit van de open ruimte in de verstedelijkte omgeving van Maastricht - Hasselt - Aachen - Luik door middel van een zorgvuldig ruimtelijk beleid en versterking van die thema's die bijdragen aan de kwaliteit van het landelijk gebied. Deze versterking betreft o.a.: (a) natuurontwikkeling en bescherming van landschap en cultuurhistorische elementen; (b) geïntegreerde kwantitatieve en kwalitatieve regulering van de waterhuishouding en de ontwikkeling van natuurlijke en veerkrachtige watersystemen in grensover- schrijdend perspectief; (c) ondersteuning agrarisch gebruik met inachtneming van erosieproblematiek, natuur-, water- en landschapsbeheer; (d) regulering en een evenwichtige verdeling van de toerisme- en verstedelijkingsdruk.

Bij het uitwerken van de globale doelstelling in een ontwikkelingsvisie voor het Drielandenpark is nadruk gelegd op:

• een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief – in de zin van een integrale en (economisch) duurzame ontwikkeling boven een sectorale;

• het EUREGIO-nale karakter – met een nadruk op grensoverschrijdende samenwerking, maar uitgaande van nationale structuur- en beleidsplannen;

• de open ruimte – de nadruk ligt op de niet geürbaniseerde ruimte tussen de grote steden, op rurale thema's, alsmede op het behoud en het beheer van de landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van het gebied.

• de culturele diversiteit en de versterking van de regionale identiteit.

Op grond van deze overwegingen heeft de projectgroep de volgende specifieke doelstelling geformuleerd voor het ontwikkelingsperspectief Drielandenpark:

‘Het project Drielandenpark - Open ruimte zonder grenzen - dient als kader voor EUREGIO-nale samenwerking bij het initiëren, stimuleren, faciliteren en evalueren van een harmonieuze en duurzame ontwikkeling van de regio, gebaseerd op de ecologische, economische, landschappelijke en culturele kwaliteiten, in onderlinge samenhang.’

Daartoe zijn in het startdocument ‘Ontwikkelings Perspectief Drielandenpark’ de volgende thema's genoemd:

• beheer en herstel van (natuurlijke) watersystemen;

• de ecologische hoofdstructuur van het gebied en de verbindingen met grootschalige eenheden daarbuiten;

• een visie op suburbanisatie binnen en rond de dorpskernen in het binnengebied;

• behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische landschappen;

• een perspectief voor omgevingsvriendelijke en streekgebonden landbouw, fruitteelt en weidebouw;

• de toeristisch-recreatieve structuren en voorzieningen (ook grensoverschrijdend);

• aanpak van grensoverschrijdende milieuproblemen;

• bos- en recreatievoorzieningen rond de stadsranden

In de MHAL studie van 1993 ligt de nadruk meer op de stedelijke ontwikkeling, bij het ontwikkelingsperspectief van het Drielandenpark ligt het accent vooral op de ontwikkelingen van het landelijke gebied.

5.4.3 Grensoverschrijdende samenwerking

De redenen om binnen de regio samen te werken aan een ontwikkelingsperspectief zijn technisch, financieel, politiek en cultureel van aard. Er bestonden al veel contacten over de grens, maar het Drielandenpark is een raamwerk waarin reeds bestaande en nieuwe contacten verder worden ontwikkeld en in concrete projecten kunnen worden omgezet.

Door het Drielandenpark lopen bestuurlijke grenzen die vaak een belemmering betekenen voor het benutten van kansen en het adequaat aanpakken van de knelpunten. Ook kan men door een grensoverschrijdende aanpak in het kader van

Partners in project Drielandenpark: Provincie Limburg (NL), Stichting Euregio Maas-Rhijn, Benelux Economische Unie, Provincie Limburg (B), Vlaams Gewest (B), Ministère de la Région Wallonne (B), Province de Liège (B), Deutschsprachige Gemeinschaft Belgiens (B), Bezirksregierung Köln (D), Kreis Aachen (D) en Stadt Aachen (D).

De Nederlandse provincie Limburg werd als trekker aangewezen en levert de voorzitter van de Internationale Stuurgroep en de projectleider van de Ambtelijke Projectgroep. De kosten van deze exercitie werden gedragen door de gezamenlijke landsdelen. Een subsidie voor de ontwerpactiviteiten werd bij de Euregio Maas-Rijn aangevraagd onder Interreg III en toegekend op 17 maart 2002. De ontwerpsessies werden methodologisch ondersteund door het Bureau ‘Ruimte en Vorm’ te Eindhoven (NL). Het secretariaat van de stuurgroep en van de projectgroep werd gevoerd door het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie, dat tevens zorg droeg voor de tolk- en vertaalfaciliteiten.

Verloop samenwerking

Het ontstaan van het Drielandenpark is niet helemaal soepel verlopen. Reeds in de vierde Nota Ruimtelijke ordening is vastgesteld dat het Drielandenpark verder ontwikkeld zou worden. Echter, een grensoverschrijdende afgestemde visie op de ontwikkeling van het Drielandenpark ontbrak. Daarbij gaat het niet alleen om beheer en herstel van de natuur- en landschapswaarden, maar ook om een gezamenlijke visie op de functie van landbouw (ombouwen naar beheer) en toerisme (natuurvriendelijk en meer gespreid). Recreatieve voorzieningen en grootschalige dagattracties zouden beperkt moeten worden tot de grotere steden om het Drielandenpark (MHAL) en een beperkt aantal erkende traditionele toeristische trekpleisters binnen het gebied zelf (Kockelkorn, 2000: 58).

Volgens één van de respondenten fungeert het onlangs opgestelde Ontwikkelingsperspectief als basisdocument. Het is een globaal plan, gaat over grensoverschrijdende samenwerking en geeft globaal aan welke beleidslijnen samen ingezet worden. Het gaat meer over intenties uitspreken dan over afspraken. Kenmerkend daarbij is dat het document niet is ondertekend.

Op de website van het Drielandenpark staat het als volgt geformuleerd: ‘Het was niet altijd eenvoudig, maar dat is inherent aan het werken in internationaal verband. Ieder land heeft zo zijn eigen regels, vooral wanneer het direct of indirect over de ruimtelijke inrichting van gebieden gaat. Het is belangrijk om die regels te respecteren en zo het bestuurlijk draagvlak in ieder landsdeel zeker te stellen. Het vervolg van dit project is vooral afhankelijk van de intentie van partners om verder samen te werken in concrete projecten.’

5.4.4 Natura2000 in het Drielandenpark

Aan de Nederlandse zijde is het Geuldal (2472 ha) aangewezen als Habitatrichtlijn gebied. Het geuldal is een diep uitgesleten beekdal. Het planten- en dierenleven in het Geuldal is gevarieerd door de afwisseling in bodemgesteldheid en in natte en droge

delen. Door de jarenlange invloed van de Belgische zink- en loodmijnen komt er plaatselijk een zogeheten zinkflora voor met planten als zinkviooltje en zinkboerenkers. Het is het belangrijkste gebied voor de habitattypen: (3260) Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot de Verbonden van Vlottende waterranonkel en/of Sterrekroos-Waterranonkel (Ranunculion fluitantis en Callitricho-Batrachion), (6130) Grasland op zinkhoudende bodem behorend tot het Zinkviooltjes-orde (Violetalia calaminariae), (6210) Droge halfnatuurlijke graslanden en stuikvormende facies op kalkhoudende bodems (Festuco-Brometalia): orchideeën, (6230) Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa), (7220) Kalktufbronnen met tufsteenformaties en vegetatie van het Diknerfmos-verbond (Cratoneurion), (9110) Beukenbossen van het type met Veldbies (Luzulo-Fagetum), (9160) Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eikenhaag- beukbossen behorend tot het Haagbeukenverbond (Carpinion betuli) (91E0) Alluviale bossen met Zwarte els (Alnus glutinosa) en Es (Fraxinus excelsior) (Alno- Padion, Alnion incanae, Salicion albae) en verder aangemeld voor (7230) Alkalisch laagveen, (9120) Zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Hulst (Ilex) - of soms Taxus (Quercion robori-petraea of Ilici fagion). De genoemde soorten zijn: (1078) Spaanse vlag, (1083) Vliegend hert, (1096) Beekprik, (1163) Rivierdonderpad, (1193) Geelbuikvuurpad, (1318) Meervleermuis, (1321) Ingekorven vleermuis en (1324) Vale vleermuis. Verder nog aangemeld voor de (1166) Kamsalamander.

Aan Belgische zijde heeft een van de zes deelgebieden van het Belgische gebied Voerstreek (1592 ha) aansluiting met het Geuldal, nl. het Roebelsbosch langs de Gulp bij Slenaken. Het Belgische gebied is aangemeld voor negen habitattypen (#3160, 6210, 6430, 6510, 9110, 9130, 9150, 9160 en 91E0 en zes soorten waaronder kamsalamander en vliegend hert)18; onder: grensoverschrijdende gebieden waarvan het Duitse of Belgische deel is aangewezen onder de Habitatrichtlijn, 16 mei 2003).

5.4.5 Samenwerking in het kader van Natura2000

In het Drielandenpark en meer specifiek in de natuurgebieden Geuldal aan de Nederlandse zijde en het Roebelsbosch langs de Gulp bij Slenaken aan Belgische zijde, is geen sprake van specifieke, louter op Natura2000 gerichte grens- overschrijdende samenwerking. Er is zowel bij beleid als bij het beheer belangstelling voor Natura2000, maar de initiatieven zijn veeleer ondergebracht onder de bredere noemer ‘natuur’. Ook informeel zijn er contacten, vooral tussen beheerders. De respondenten geven aan dat het vooral over beheerszaken in het algemeen gaat, en niet zozeer over specifieke soorten.

soortenbeheer. Naast aandacht voor het zinkviooltje, heeft het meer een toeristisch recreatieve doelstelling.

Tevens zijn er in het project Drielandenpark ideeën m.b.t. natuur geformuleerd, waarin ook expliciet naar Natura2000 wordt verwezen. Het project is echter nog niet de fase van de daadwerkelijke uitvoering. Grensoverschrijdende samenwerking in concrete projecten moet dus nog blijken. Ter indicatie:

Project Drielandenpark heeft met betrekking tot natuur de volgende knelpunten gesignaleerd:

• verdwijnen van landschapselementen door een schaalvergroting van het landgebruik en het uitblijven van landschapsbeheer

• natuurgebieden zijn klein, versnipperd, en kwetsbaar en leiden tot genetische isolatie van kleine populaties

• dichtslibbing van de ‘open gaten’ tussen de grote steden, terwijl zij de enige mogelijkheid vormen voor de natuur om de stedenband te doorkruisen.

• toenemende barrièrevorming door HSL en andere spoorwegen, verkeerswegen en de grote kanalen.

• afwijkende aanpak in soortenbescherming in de verschillende landsdelen De voorgestelde strategie t.a.v. natuur bestaat uit de volgende fasen:

• vastleggen van de belangrijkste ecologische structuur, waaronder tevens vallen de bestaande Natura2000 terreinen en de ecologische corridors langs de beekdalen;

• realisatie van deze ecologische structuur door het veilig stellen en vergroten van bestaande natuurgebieden (door aankoop, beheersvergoedingen, gebruiksbestemming en beperkingen);

• verbinden van deze natuurgebieden met de grootschalige natuur in de Ardennen (ZO) en Kempen (NW) door de realisatie van ecologische corridors langs de beekdalen van de Geul/Gulp, Berwine/Voer en Worm/Roode Beek;

• herstel en beheer van kleinere landschapselementen in het cultuurlandschap (graften, heggen, houtwallen).

5.4.6 Samenwerking op andere thema’s

Naast grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van natuur wordt ook samenwerking beoogd op de thema’s landschap en cultuurhistorie, verstedelijking en infrastructuur, toerisme, water en milieu en landbouw. Ook op dat punt zijn er veel intenties op het niveau van het Drielandenpark, maar moet de concrete uitwerking nog van start gaan.