• No results found

Zij zullen zoo vaak doenlijk de verschillende deelen van hunne districten bezoeken, ten einde na te gaan of de hun ondergeschikte

In document HET REGLEMENT OP DE STRAFVORDERING, (pagina 130-134)

IN NAAM DER KONINGIN!

38. Zij zullen zoo vaak doenlijk de verschillende deelen van hunne districten bezoeken, ten einde na te gaan of de hun ondergeschikte

be-ambten, bepaaldelijk ook de dorpshoofden, in allen opzichte aan hun plicht voldoen. De daarin nalatige hoofden zullen door hen vermaand, of indien het plichtsverzuim van een ernstigen aard is, bij den regent verklaagd worden. 1)

39. (St. 1931 no. 168, art. 1, A, 8°, d, jo. no. 423.) (1) De distrîcts-hoofden zorgen voor de behoorlijke plaatsing van wachthuizen, en voor de billijke verdeeling en stipte waarneming van de wachten langs de wegen; alles overeenkomstig de voorschriften, die hun door den regent, in overeenstemming met de bevelen van den resident-afdeelingshoofd gegeven worden.

(2) 2) De bepalingen van artikel 12 zijn op de ten deze bedoelde wachten en de door hen gedane aanhoudingen toepasselijk.

40. 3) Zij zullen met den meesten ijver onderzoek doen naar alle mis-38.

39.

40.

1) N a deze alinea volgt ingevolge Staatsblad 1919 no. 689, art. II, e, jo. Staatsblad 1920 nos. 9 en 325, blijkens Staatsblad no in werking tredend

0p eene nieuwe alinea, luidende als volgt:

(2) Zij behooren inzonderheid nauwlettend toe te zien, dat niemand in andere gevallen of voor längeren duur dan in dit Reglement is toegestaan, wordt aangehouden, zullende zij elke overtreding van dien aard behalve aan den regent, ook aan den president van den landraad rapporteeren.

2) Deze alinea komt ingevolge Staatsblad 1919 no. 689, art. II, 1, jo. Staatsblad 1920 nos. 9 en 325, blijkens Staatsblad no in werking tredend

0p , te vervallen.

TITEL i n . 115 drijven en overtredingen, die tot hunne kennis komen, de daders trachten op te sporen, en alle verzamelde inlichtingen schriftelijk aan den regent mededeelen.

(2) (St. 1927 no. 300, art. 2, 1°.) Een ieder, die als getuige is opge-roepen, is verplicht, voor het districtshoofd te verschijnen, ten einde getuigenis der waarheid af te leggen. Indien de getuige niet verschijnt, kan het districtshoofd hem andermaal oproepen, en daarbij voegen een bevel tot medebrenging of zoodanig bevel later uitvaardigen.

41. (1) Zoodra het districtshoofd kennis heeft bekomen van het plegen van eenig misdrijf, hetwelk zichtbare sporen achterlaat, zal hij, of bij wettige verhindering, het hem in gezag onmiddellijk opvolgend hoofd, zich dadelijk begeven naar de plaats, waar zoodanig misdrijf is gepleegd, en van zijne bevinding relaas opmaken, hetwelk aan den regent zal worden opgezonden.

(2) Met opzicht tot het door hen te bewerkstelligen onderzoek, zullen de districtshoofden zich gedragen overeenkomstig de voorschriften van den vorigen Titel, voor zoover die op hen toepasselijk kunnen zijn.

42. (1) Bericht ontvangende, dat er een lijk gevonden, of dat iemand een gewelddadigen dood gestorven is, waarvan de oorzaak onbekend is of verdacht voorkomt dan wel dat zware verwondingen zijn toegebracht, zal het districtshoofd, en bij wettige verhindering van dezen, het op hem volgend hoofd, zich terstond, vergezeld van twee dorpshoofden als getuigen, en zoo mogelijk van een geneeskundige, begeven naar de plaats waar het lijk of de gewonde zich bevindt, teneinde met de meeste nauw-keurigheid onderzoek te doen.

(2) Hij zal van dit onderzoek opmaken en met de getuigen ondertee-kenen een relaas, waarin zullen worden opgegeven de staat van den gewonde of van het lijk, de wonden en andere beleedigingen, welke zij vertoonen, en alle verdere omstandigheden, die eenig licht over de oorzaak van den dood of de verwonding verspreiden kunnen. Dit relaas zal, zoo spoedig mogelijk, onder overlegging van eene schriftelijke, door hem onderteekende opgave van de door het betrokken dorpshoofd gegeven of van elders bekomen inlichtingen, en met de in beslag genomen stuk-ken van overtuiging, zoo die er zijn, den regent worden toegezonden.

(3) Indien een geneeskundige bij het onderzoek tegenwoordig is geweest, zal deze een afzonderlijk verslag (visum repertum) opmaken en door zijne handteekening bekrachtigen. Dit verslag zal met het relaas van het districtshoofd aan den regent worden ingezonden.

(4) Ieder, die als geneeskundige daartoe wordt opgeroepen, is ver-plicht zijne diensten aan de politie en aan de justitie te leenen.

43. Indien bij het onderzoek reeds voldoende aanwijzing van schuld tegen iemand bestaat, zal het districtshoofd den verdachten persoon in verzekerde bewaring nemen, en hem gelijktijdig met de bij het vorige artikel vermelde stukken aan den regent opzenden.

116 TITEL III.

I. R oud

45.

44. 44. i) Buiten het geval, bij het vorige artikel voorzien, en in het algemeen van ontdekking op heeterdaad, en behoudens het bepaalde bij het volgende artikel, mogen de districtshoofden niemand op eigen gezag in hechtenis nemen, doch zullen zij onverwijld, onder overlegging van de tot de zaak betrekkelijke relazen en andere stukken, een nauwkeurig verslag aan den regent doen toekomen en diens bevelen vragen en inwachten.

45. Wanneer eenig misdrijf is gepleegd, en er reden is om te vreezen, dat de als daders of medeplichtigen verdachte personen, op vrije voeten blijvende, ontvluchten zouden, zullen zij die personen kunnen in bewaring nemen en voor den regent doen geleiden. De districtshoofden zullen in het gebruik maken van deze bevoegdheid met omzichtigheid moeten te werk gaan.

46. (SU. 1931 no. 168, art. 1, A, 8°, g, jo. no. 423.) De districtshoofden, van den bevoegden ambtenaar een schriftelijk bevel ontvangende tot het doen van eene inhechtenisneming, zullen daaraan zonder verwijl gevolg geven, i)

47. i) Tot het vatten van de in hechtenis te nemen personen kunnen zij zich bedienen van de tusschenkomst van de dorpshoofden en, zoo noodig, den bijstand vorderen van de inwoners van het dorp, binnen welks omtrek of in welks nabijheid de aanhouding moet geschieden.

48. (1) De districtshoofden zullen bij elke gevangenneming, daarvan een relaas opmaken, en aanteekening houden van den naam en de woon-plaats der personen, die in de zaak als getuigen kunnen dienen, en van den zakelijken inhoud hunner verklaringen.

(2) Dat relaas en die aanteekening zullen door hen met den gevan-gene aan den regent worden opgezonden, aan wien zij tevens, wanneer de opzending daarvan niet reeds vroeger heeft plaats gehad, zullen doen toekomen de bij hen ingekomen en de door hen opgemaakte relazen benevens alle voorwerpen, die tot bewijs van het misdrijf kunnen dienen, zooals gestolen en geroofde goederen, wapenen en dergelijke.

(3) Wanneer het belang der justitie zulks vordert, zullen de districts-hoofden de voorloopig door hen ondervraagde getuigen, gelijktijdig met den gevangene, voor den regent kunnen doen verschijnen.

(4) De aldus opgezonden getuigen hebben recht op reis- en verblijf-kosten, ingevolge het deswege bestaande of nader vast te stellen tarief. 2)

49. Wanneer het district, van waar een gevangene moet worden op-gezonden, niet grenst aan het district, waarin de woonplaats van den 46.

47.

48.

49.

1) Dit artikel komt ingevolge Staatsblad 1919 no. 689, art. II, i, jo. Staatsblad 1920 nos. 9 en 325, blijkens Staatsblad no in werking tredend op

te vervallen.

2) Men zie voor de opdracht van de rechtsmacht, bedoeld bij a r t . 110 E.O. aan controleurs o.m. St. 1894 nos. 216 en 217, 1895 no. 139, 1901 nos. 427, 474, 475 en 485, 1908 nos. 464 en 465.

TITEL l i l . 117

regent gelegen is, zal de gevangene ter verdere opzending aan den regent, worden overgegeven aan het hoofd van het naasttaij gelegen district, en zoo vervolgens, totdat hij de hoofdplaats van het regentschap bereikt zal hebben.

50. Geen gevangene mag langer dan driemaal vier en twintig uren door het districtshoofd worden aangehouden alvorens te worden opge-zonden, dan alleen in geval van ziekte of onmogelijkheid van vervoer.

51. (1) (St. 1931 no. 168, art. 1, A, 8°, h, jo. no. 423.) Bij ontdek-king op heeterdaad en daarop gevolgde aanhouding ter zake van een der in de artikelen 351 eerste en tweede lid, 353, eerste lid, 362, 372, 374 en 378 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven dan wel ter zake van medeplichtigheid daaraan of poging daartoe, wordt de verdachte in afwijking van hetgeen daaromtrent in artikel 50 bepaald is, terstond nadat hij door het districtshoofd in verhoor genomen is, met de getuigen en al wat tot bewijs van het gepleegde feit kan dienen, rechtstreeks aan den assistent-resident gezonden, tenzij aan het districts-hoofd blijkt, dat er geen voldoende grond is om hem van het plegen van het feit te verdenken, in welk geval de aangehoudene zonder verwijl in vrijheid gesteld wordt.

(2) Het districtshoofd geeft van hetgeen hij krachtens dit artikel verricht, kennis aan den regent.

(3) Het eerste lid van dit artikel wordt buiten toepassing gelaten, als het feit gepleegd is, op een der buiten Java of Madoera gelegen, daartoe behoorende eilanden.

(4) (St. 1931 no. 168, art. 1, A, 8°, h, jo. no. 423.) De assistent-resident kan in buitengewone gevallen het districtshoofd gelasten het eerste lid van dit artikel buiten toepassing te laten, en zal zulks doen, wanneer de voorzitter van den landraad hem tijdig kennis heeft gegeven, dat hij verhinderd is op de vastgestelde dagen zitting te nemen.

(5) (St. 1931 no. 168, art. 1, A, 8°, h, jo. no. 423.) Hetgeen bij dit artikel en de artikelen 333, 334 en 335 is bepaald omtrent den assistent-resident, is toepasselijk op den Europeeschen ambtenaar, die volgens artikel 83 bevoegd is hem ten aanzien van de daar bedoelde werkzaam-heden en verrichtingen te vertegenwoordigen.

52. De districtshoofden zullen nimmer op eigen gezag een gevangene ontslaan, maar de redenen van ontslag, onder opzending van den gevan-gene, aan den regent moeten voordragen.

53. (1) Zij zijn verplicht ééns in de veertien dagen, op een daartoe gestelden dag, voor den regent te verschijnen, ten einde diens bevelen te ontvangen, en hem verslag te doen van al het voorgevallene in de twee laatstverloopen weken, voor zoover dit betrekking heeft op het beheer van de politie, en daarvan niet reeds vroeger, overeenkomstig de bepalingen van dezen Titel, aan den regent is kennis gegeven.

(2) (St. 1931 no. 168, art. 1, A, 8°, d. jo. no. 423.) Indien de afgele-genheid van enkele districten de geregelde persoonlijke verschijning van

118 TITEL III — TITEL IV.

I. R.

oud de hoofden daarvan te bezwarend mocht doen zijn, zal de regent, met voorkennis en bewilliging van den resident-afdeelingshoofd, aan zoodanige districtshoofden kunnen vergunnen om het veertiendaagsch verslag schrif-telijk in te zenden, i)

53 54. Zij zullen de opgaven, welke hun, ingevolge de artikelen 27 en 28, door de dorpshoofden aangaande den staat der bevolking worden gedaan, zorgvuldig verzamelen, daaruit voor elk afgeloopen jaar een algemeenen staat voor hun district opmaken, en dien binnen de eerste drie maanden van het ingetreden jaar aan den regent toezenden.

55. (1) Onverminderd de verantwoordelijkheid der districtshoofden voor de richtige uitoefening van de politie in het geheele district worden de werkzaamheden en bevoegdheden betreffende de justitie, bij dezen Titel en den eersten en tweeden Titel aan het districtshoofd opgedragen, in de gedeelten van het district, waar onderdistrictshoofden zijn aange-steld, door dezen uitgeoefend, die ook alles Wat aan het districtshoofd zou moeten worden opgezonden, voor zoover tot die werkzaamheden en bevoegdheden betrekkelijk, in ontvangst nemen en behandelen.

(2) (St. 1931 no. 168, art. 1, A, 8°, i, jo. no. 423.) De wedana's en de assistent-wedana's voor de politie, alsook de mantri's politie, kunnen mede de hoogergenoemde werkzaamheden verrichten en de voormelde bevoegdheden uitoefenen.

53a.

In document HET REGLEMENT OP DE STRAFVORDERING, (pagina 130-134)