• No results found

VIJFTIENDE TITEL

In document HET REGLEMENT OP DE STRAFVORDERING, (pagina 87-93)

VAN DE REVISIE DOOR HET HOOG-GERECHTSHOF EN DE RADEN VAN JUSTITIE OP JAVA.

(St. 1919 no. 10, art. Ill, 8°, jo. St. 1920 no. 498 en St. 1932 no. 460, art. II, 53°, jo. no. 580.)

282. Revisie is niet geoorloofd van een gedeelte van een daarvoor vatbaar vonnis.

283. (1) De beklaagde, die niet van de geheele telastlegging is vrijgesproken, kan van het vonnis, voorzoover het hem betreft, de

amb-72 TITEL XV.

tenaar van het openbaar ministerie bij de rechtbank, die het vonnis gewezen heeft, kan van het vonnis, voorzoover het alle niet van de geheele telastlegging vrijgesproken beklaagden, dan wel één of meer hunner betreft, in revisie komen.

(2) (St. 1932 no. 460, art. II, 54°, jo. no. 580.) De beklaagde, die bij verstek is veroordeeld, kan van het verstekvonnis in revisie komen, indien hij daartegen nog geen verzet heeft gedaan.

(3) (St. 1932 no. 460, art. II, 54°, jo. no. 580.) Indien het openbaar ministerie in revisie komt, zal de bij verstek veroordeelde niet meer in verzet kunnen komen tege.i het vonnis, bij verstek tegen hem gewezen.

284. (1) De beklaagde, die revisie verlangt, of die uitdrukkelijk in het vonnis wenscht te berusten, moet daarvan uiterlijk binnen een week na den dag der uitspraak, of na dien, waarop het vonnis hem in de gevangenis is voorgelezen of bekend gemaakt, verklaring doen aan den griffier van de rechtbank, die het vonnis heeft gewezen, of wanneer deze, noch zijn wettelijk vervanger aanwezig zijn, aan den daartoe door den Voorzitter dier rechtbank aangewezen ambtenaar of beambte.

(2) De verklaring van den beklaagde kan ook worden afgelegd door een daartoe bijzonder bij geschrifte gevolmachtigde.

(3) Verlangt de beklaagde, die zich in de gevangenis bevindt, de verklaring zelf af te leggen, dan begeeft de griffier of diens vervanger zich tot hem.

284 a. (St. 1932 no. 460, art. II, 55°, jo. no. 580.) Is het vonnis ge-wezen door de meervoudige kamer van een raad van justitie of een politierechter, dan kan de verklaring, in het vorig artikel bedoeld, ook worden gedaan aan den griffier van het residentiegerecht, binnen welks rechtsgebied de beklaagde woont of verblijf houdt.

285. (St. 1932 no. 460, art. II, 56°, jo. no. 580.) De betrokken ambte-naar van het openbaar ministerie heeft binnen denzelfden termijn de bevoegdheid in het eerste lid van artikel 284 aan den beklaagde toege-kend. Wanneer het vonnis tegen meerdere niet van de geheele telast-legging vrijgesproken beklaagden is gewezen, wordt de verklaring van den ambtenaar van het openbaar ministerie, tenzij het tegendeel blijkt, geacht hen allen te betreffen.

286. (1) Van de verklaring wordt door den griffier of diens ver-vanger een akte opgemaakt, welke, na door hem en door dengene, die de verklaring aflegt, te zijn onderteekend, bij de stukken van het geding wordt gevoegd.

(2) Indien de persoon, die de verklaring aflegt, niet kan teekenen, wordt hiervan, zoomede van de oorzaak van dit beletsel, in de akte melding gemaakt.

(3) Indien de verklaring door een gemachtigde wordt afgelegd, wordt de volmacht aan de akte toegevoegd.

(4) (SU. 1932 no. 460, art. II, 57°, jo. no. 580.) Van de afgelegde verklaring wordt dadelijk aanteekening gedaan in een daartoe bestemd, ter griffie berustend openbaar register.

TITEL XV. 73

287. (St. 1932 no. 460, art. II, 58°, jo. no. 580.) Indien de verklaring ingevolge het bepaalde in artikel 284 a is gedaan aan een ander dan den griffier bij de meervoudige kamer van den raad van justitie of den politierechter, die het vonnis wees, wordt de akte ingeschreven in een daartoe bestemd register en een afschrift terstond aan laatstbedoelden griffier toegezonden, die daarmede handelt, zooals in het vierde lid van artikel 286 is voorgeschreven, en het afschrift bij de stukken voegt.

288. Indien het openbaar ministerie revisie heeft aangeteekend, zal het dit zoo spoedig mogelijk aan den beklaagde mededeelen.

289. (1) Zoolang de stukken nog niet aan den revisierechter ver-zonden zijn, kan de partij, die revisie heeft aangeteekend, hare verklaring herroepen, waarbij de artikelen 284 tot en met 288 van overeenkomstige toepassing zijn.

(2) Deze herroeping brengt mede afstand van de bevoegdheid om opnieuw revisie aan te teekenen.

290. De griffier zendt uiterlijk binnen vijf weken na de uitspraak het proces-verbaal der terechtzitting, een authentiek afschrift van het vonnis *) met de daarop voorkomende aanteekeningen en de overige stukken van het geding aan den revisierechter, nadat tevoren gedurende ten minste zeven werkdagen aan het openbaar ministerie en den be-klaagde of diens raadsman de gelegenheid is gegeven om van gemelde bescheiden inzage te nemen. Van den dag, waarop laatstgenoemde termijn begint te loopen, zal de griffier tijdig tevoren aan het openbaar ministerie en aan den beklaagde kennis geven; van de dagteekening van deze ken-nisgeving wordt onder het vonnis aanteekening gehouden.

291. (1) Zoodra de stukken bij den revisierechter zijn ingekomen, wordt de zaak zoo spoedig mogelijk in raadkamer behandeld, met dien verstande, dat geen eindbeslissing mag worden genomen binnen veertien dagen, nadat de stukken zijn ingekomen.

(2) Gedurende dien termijn wordt den beklaagde of diens raadsman, op daartoe strekkend verzoek aan den president, gelegenheid gegeven ter griffie de stukken in te zien.

291 a. (St. 1927 no. 300, art. 1.) Van het tijdstip af, waarop revisie is aangeteekend, berust bij den revisierechter de bevoegdheid om, wan-neer zulks ingevolge artikel 71, lid 2, van dit reglement of artikel 77, lid 1, van het Inlandsen Reglement is toegelaten, de inhechtenisstelling van den beklaagde, die zich in vrijheid bevindt, te bevelen of de invrij-heidstelling te gelasten van den beklaagde die zich in hechtenis bevindt.

292. Zoolang de revisierechter nog geen eindbeslissing heeft genomen, kunnen de ambtenaar van het opealaar ministerie bij de rechtbank, die

1) Hier worden ingevolge Staatsblad 1919 no. 689, a r t . I, aaa, jo. Staatsblad 1920 nos. 9 en 325, blijkens Staatsblad no in werking tredend op ingelascht de woorden: „tenzij het in het proces-verbaal is opgenomen".

74 TITEL XV.

het vonnis gewezen heeft, de beklaagde en diens raadsman memoriën bij hem indienen.

293. Wanneer de revisierechter bevindt, dat in de stukken eenig belangrijk verzuim of abuis begaan is, waarvan zonder heropening van de behandeling der zaak in eersten aanleg herstel mogelijk is, zendt hij ze te dien einde aan den eersten rechter terug. Vonnissen en processen-verbaal van terechtzittingen, die onderteekening missen, zonder dat de onmogelijkheid tot teekenen daarin is vastgesteld, dan wel, blijkbaar tengevolge eener vergissing in eenig belangrijk opzicht van elkaar afwijken, worden aan den eersten rechter teruggezonden, ten einde het gepleegd verzuim of de begane vergissing te herstellen of te doen herstellen.

294. (1) (St. 1930 no. 218, art. 1, a.) De revisierechter heeft dezelfde bevoegdheid als in eersten aanleg de officier van justitie of de voorzitter van de Inlandsche rechtbank tot wijziging van de telastlegging.

(2) Met opschorting van de eindbeslissing hoort hij op een zoo spoedig rnogelijk te houden nadere terechtzitting den beklaagde op de aange-brachte wijziging.

(3) Ook kan de revisierechter den eersten rechter dit verhoor opdragen; te dien einde zendt eerstgenoemde een afschrift van zijne beschikking met de stukken van het geding aan laatstgenoemden rechter, die de stukken onmiddellijk na het verhoor met het daarvan gehouden proces-verbaal aan den revisierechter terugzendt.

(4) (St. 1930 no. 218, art. 1, b.) Omtrent de gewijzigde telastlegging is de rechter bevoegd, en op verzoek van den beklaagde, dien hij daartoe in de gelegenheid stelt, verplicht getuigen en deskundigen te hooren; op reeds gehoorde personen is het bepaalde bij het tweede lid, nummer 3, van artikel 297 van toepassing.

295. (1) (St. 1932 no. 460, art. II, 59°, jo. no. 580.) Wanneer dei revisierechter bevindt, dat door den eersten rechter bij het onderzoek ter terechtzitting eenig verzuim of eenige misslag begaan is, waarvan herstel mogelijk is, zonder vernietiging van dat geheele onderzoek, of dat om andere redenen aanvulling of herziening daarvan gewenscht is, gelast hij, met opschorting der eindbeslissing en onder opgave der te behandelen punten, heropening van het onderzoek ter terechtzitting.

(2) In dit geval kan dit onderzoek, onder aanduiding zoo noodig van de wijze, waarop het dient te worden gehouden, worden opgedragen aan den eersten rechter, dan wel aan een andere rechtbank of aan een der leden van het college, dat in revisie rechtspreekt; ook kan dit college het onderzoek zelf ter terechtzitting instellen.

(3) De beklaagde wordt door of vanwege het openbaar ministerie met den inhoud der voorloopige beslissing van den revisierechter in kennis gesteld.

296. (St. 1932 no. 460, art. II, 60°, jo. no. 580.) De president van de rechtbank of de politierechter, die de zaak nader zal behandelen, dan wel

TITEL XV. 75

het gedelegeerde lid, bepaalt zoo spoedig mogelijk den dag der terecht-zitting en den termijn, die moet verloopen tusschen het tijdstip, waarop-de beklaagwaarop-de met waarop-de voorloopige beslissing van waarop-den revisiereehter in kennis is gesteld, en den dag der terechtzitting, en neemt de overige voorzieningen om de behandeling ter terechtzitting mogelijk te maken, met dien verstande dat het openbaar ministerie de gegeven bevelen uitvoert of doet uitvoeren.

297. (1) De rechter, wien de nadere behandeling is opgedragen, mag alleen ten aanzien van de hem daarbij aangeduide wijze van onder-zoek, van de opdracht afwijken.

(2) Overigens zijn de voorschriften voor het onderzoek ter terecht-zitting van den eersten rechter, voorzoover mogelijk, bij de nadere be-handeling van overeenkomstige toepassing, niet dien verstande:

1°. dat het gedelegeerde lid, voorzoover mogelijk, zoowel de bevoegdhe-den uitoefent van de rechtbank, die de zaak in eersten aanleg heeft berecht, als van den president daarvan;

2°. dat, indien in eersten aanleg aan den beklaagde een raadsman was toegevoegd, deze zonder nieuwe toevoeging voor den beklaagde optreedt, wanneer de nadere behandeling gehouden wordt door den eersten rechter, of door den op diens standplaats gevestigden revisie-rechter, of een lid van dit college;

3°. dat de door den eersten rechter gehoorde getuigen en deskundigen gehoord worden op den eed of de belofte, voor dezen afgelegd, mits zij daaraan uitdrukkelijk zijn herinnerd;

4°. dat het openbaar ministerie bevoegd is na het onderzoek het woord te voeren, zonder evenwel requisitoir te nemen, zullende de beklaagde en diens raadsman altijd het laatst kunnen spreken.

298. Zoo spoedig mogelijk na de nadere behandeling beslist de revisie-rechter de zaak op de hem oorspronkelijk toegezonden en de later naar aanleiding van het nader onderzoek opgemaakte stukken.

299. Toepassing van de artikelen 295 en volgende, van het eerste lid van artikel 300 en van artikel 301 is niet verplichtend, indien vaststaat, dat de zaak in eersten aanleg door den bevoegden rechter is behandeld en dat algeheele vrijspraak van den beklaagde moet volgen.

300. (1) Wanneer de revisiereehter bevindt, dat één of meer der beklaagden in hun recht zijn verkort, doordat zaken ten onrechte gesplitst of gevoegd zijn en dat herstel van het onrecht mogelijk is, vernietigt hij de rechterlijke beslissing, waarbij de zaken gesplitst of gevoegd zijn en de daarop volgende akten tot en met het vonnis, met bevel dat de zaak, te beginnen met de oudste vernietigde akte, opnieuw in eersten aanleg met inachtneming van zijne beslissing zal worden behandeld.

(2) Het eerste lid blijft buiten toepassing bij de behandeling in revisie van de vonnissen der raden van justitie.

301. Wanneer de revisiereehter bevindt, dat, hetzij in de omschrijving van het ten laste gelegde, hetzij bij het onderzoek, door den eersten

76 TITEL X V .

rechter ter terechtzitting gehouden, eenig verzuim of eenige misslag hegaan is, waarvan zonder vernietiging van de betreffende akte geen herstel mogelijk is, vernietigt hij de akte, waarin de nietigheid is begaan, en de daaropvolgende akten tot en met het vonnis, met bevel dat de zaak, te beginnen met de oudste vernietigde akte, opnieuw in eersten aanleg met inachtneming van zijne beslissing, zal worden behandeld.

302. Wanneer het vonnis van den eersten rechter niet voldoet aan voorwaarden, waaraan het op straffe van nietigheid moet voldoen, vernietigt de revisierechter dit vonnis, met bevel, dat eerstgenoemde rechter opnieuw vonnis zal wijzen.

302 a. (1) Wanneer de revisierechter bevindt, dat het vonnis van den eersten rechter niet voldoet aan voorwaarden, die, ofschoon niet vóórgeschreven op straffe van nietigheid, tot het wezen van elke rechter-lijke uitspraak behooren, doet hij zelf op de hoofdzaak recht.

(2) Hij is evenwel bevoegd om, wanneer de eerste rechter de hoofd-zaak ten onrechte niet geheel heeft beslist, met vernietiging van het vonnis, de zaak ter verdere behandeling naar hem terug te wijzen; hij is daartoe verplicht, indien de eerste rechter ten onrechte zich heeft onbevoegd verklaard of niet alle punten der telastlegging heeft onder-zocht. Teruggewezen zaken worden behandeld met inachtneming van de beslissing van den revisierechter.

302 b. (1) Buiten de gevallen, voorzien bij artikel 300, artikel 301, artikel 302 en het tweede lid van artikel 302 <x, bekrachtigt de revisie-rechter, al dan niet het verbeterende of aanvullende, het eerste vonnis, of doet, met geheele of gedeeltelijke vernietiging van dat vonnis, wat de eerste rechter had behooren te doen.

(2) Behoudens het bepaalde in het volgende artikel, is hij bij zijne eindbeslissing op de hoofdzaak, ook in het geval, bij het vóórgaand artikel voorzien, gebonden aan dezelfde regels als de eerste rechter.

302 c. !) Wordt de beklaagde tot straf veroordeeld ter zake van een misdrijf, vallende onder het tweede lid van artikel 71 van dit reglement of onder het eerste lid van artikel 83 2) van het Inlandsen Reglement, dan wel eene zulk een feit betreffende zaak ter geheele of gedeeltelijke herbehandeling in handen van den eersten of een anderen bevoegd geachten rechter gesteld, dan zal de revisierechter, als er in de zaak een bevel van voorloopige hechtenis bestaat, dit handhaven of opheffen, en zoo dit niet het geval is, zulk een bevel kunnen uitvaardigen. In alle andere gevallen mag de revisierechter bij zijne eindbeslissing geen bevel van voorloopige hechtenis verleenen en moet hij een zoodanig bevel, als dat in de zaak bestaat, opheffen.

1) Ingevolge Staatsblad 1919 no. 689, a r t . I, bbb,. jo. Staatsblad 1920 nos. 9 en 325, blijkens Staatsblad no in werking tredend op

'worden de woorden, vallende" tot en met „Inlandsch Reglement" ver-vangen door de woorden : „waarvoor voorloopige hechtenis is toegelaten".

2) lees: „77".

TITEL XV. TITEL XVI. AFD. I. 77

Ned. Sv 302 d. Zelfs in geval van geheele vernietiging van het vonnis van den

eersten rechter is de revisierechter bevoegd, om, onder verwijzing naar bepaalde gedeelten van dat vonnis, voorzoover deze niet aan nietigheid lijden, in zijne beslissing te verklaren, dat hij die gedeelten overneemt.

302 e. De revisierechter zal mede eene beslissing nemen over de uitspraak van den eersten rechter betreffende de vordering tot schade-vergoeding van de beleedigde partij.

302 f. De beslissing in revisie moet door de leden van het college, die over de zaak hebben geoordeeld, en door den griffier worden onder-teekend uiterlijk in de eerstkomende gewone vergadering, nadat zij is genomen; de redenen, welke één of meerdere hunner mochten hebben buiten staat gesteld om haar te onderteekenen, worden er in vermeld.

302 g. (1) Een afschrift van de beslissing in revisie wordt met de overige processtukken ten spoedigste aan den eersten rechter gezonden.

(2) Deze beslissing wordt bij den raad van justitie door of vanwege den officier van justitie, bij de Inlandsche rechtbanken door of vanwege oen griffier aan den beklaagde bekend gemaakt.

(3) Van deze bekendmaking, die zoo spoedig mogelijk moet plaats hebben, wordt aanteekening gehouden op het vonnis in eersten aanleg gewezen.

30211. (ingetrokken.) (St. 1922 no. 31 jo. no. 644, art. 1.)

In document HET REGLEMENT OP DE STRAFVORDERING, (pagina 87-93)