• No results found

Ingevolge art. l / l a der Overschrijvingsordonnantie1) A. Eigendom moeten alle bewijzen van eigendom en overgang van on- rcchten, be-roerende goederen, zoomede van schepen en vaartuigen halve hypo-van de grootte hypo-van vier lasten of kojans2) en daarboven,

op straffe van nietigheid worden verleden voor de aldaar genoemde overschrijvingsambtenaren (zie mede art. 24, 25,

48 Ov.bep.). Dit voorschrift wordt door art. 26 Ov.bep.

uitgebreid over de vestiging van alle zakelijke rechten, bedoeld in de artikelen 696, 713, 720, 737, 760, 1459, 1686 en 1690 I. B. W. Gehandhaafd wordt dus het systeem van de gerechtelijke opdracht, gelijk ook art. 26 Ov.bep. ten allen overvloede spreekt van ,,gerechtelijke akte".

Bij het passeeren van akten van overschrijving tengevolge van verkoop, zegt art. 20 Ov.Ord., moet de kooper mede tegenwoordig zijn om te verklaren, dat hij het transport te zijnen name aanneemt, m.a.w. levering ten overstaan van den ambtenaar en niet zooals in Nederland, overschrijving

1) G e m a k s h a l v e is deze ordonnantie a c h t e r in dit boekje opgenomen met a a n -teekeningen en aanhaling van d a a r o p b e t r e k k i n g h e b b e n d e S t a a t s - en Bijbladen;

cir-culaires; missiven enz. enz.

2) W a t onder lasten te v e r s t a a n is, geeft art. 1 van het Reglement op de zee-brieven en jaarpassen aan (I. St. 1858: 134).

na een reeds plaats gehad hebbende levering. Beide partijen verschijnen dus voor den overschrijvingsambtenaar en onderteekenen de akte, hetgeen o.m. blijkt uit art. 22

Ov,-Ord., dat voorschrijft de onderteekening van alle punten der akte, zoo door comparanten als door genoemden amb-tenaar.

Volgens art. 30 Ov.Ord. zal van elke overschrijving aan-teekening worden gehouden door den

overschrijvings-ambtenaar èn op de minuut èn op de grosse van den laatsten eigendomsbrief. Eveneens moet zulks geschieden bij beleeningen van onroerende goederen, waarbij dan speciaal vermeld moeten worden de datum en het nummer van den verbandbrief, de naam van den verbandhouder alsmede de som waarvoor het goed verbonden is. Bij I. St.

1909:212 en I. St. 1910:547 zijn aan dit artikel eenige alinea's toegevoegd, regelende de aanteekening te stellen op de minuut en de grosse van den laatsten eigendomsbrief in de volgende vier gevallen:

1. Bij vervallen verklaring van zakelijke rechten van op-stal en erfpacht, gevestigd op gronden die tot het Staatsdomein behooren;

2. Bij prijsgeving van de sub 1 genoemde rechten door den zakelijk gerechtigde;

3. bij toezegging van de sub 1 genoemde rechten aan den Lande bij openbaren verkoop;

4. bij tenietgaan der sub 1 genoemde rechten tengevolge van door den rechter ten behoeve van den Lande uit-gesproken onteigening ten algemeenen nutte.

Jammer is het, dat de waarborg van dit artikel, van zoo groot belang voor het publiek, voor een groot deel is op-geheven door het I. St. 1853 :62a, bepalende dat de bij dit

artikel bevolen aanteekeningen op de grosse van den laat-sten eigendomsbrief slechts alleen dan behoeven plaats te hebben, wanneer de vertooning daarvan „m o g e 1 ij k i s "

of „ n i e t g e w e i g e r d w o r d t " . Gelukkig komt dit zelden of nimmer voor (zie aanteekening no. 52 op blz. 117).

Ten aanzien van de eigendomsuitwijzing bepaalt art. 27 Ov.Bep., dat de openbaarmaking, bedoeld bij de artikelen 622 en 623 I. B. W., vervangen wordt door een gerechte-lijke akte, waaruit de overlegging blijkt van een afschrift van het vonnis van toewijzing en welk afschrift aan de akte blijft vastgehecht. (Zie aanteekening no. 7 op blz. 90).

W a t betreft de hypotheken, zoo worden bij art. 24 Ov.-Bep. ook hiervoor de bepalingen betreffende de wijze van vestiging en opheffing van hypothecaire verbanden en de doorhaling van hypothecaire inschrijvingen in het I. B. W.

voorloopig buiten werking gesteld en blijven terzake de bestaande verordeningen in stand tot daaromtrent nader zal zijn bepaald.

Het is weer art. 1 Ov.Ord., dat op straffe van nietigheid voorschrijft het verlijden voor de aldaar en in art. l a ge-noemde ambtenaren van:

1. alle akten waarbij onroerende goederen en schepen worden verhypothekeerd of verbonden.

Uitdrukkelijk zegt nog art. 31 Ov.Bep., dat de hypotheek-verleening, bedoeld bij art. 1171 al. 1 I. B. W-, alleen mag geschieden bij gerechtelijke akte, uitgezonderd als de wet anders aangeeft.

2. alle akten van cessie van zoodanige hypotheken, door art. 31 al. 2 Ov.Bep. uitgebreid over den verkoop, cessie en toedeeling van hypothecaire schulden, bedoeld in art.

1172 1. B . W .

Ook borgtochten voor bestaande hypotheken zullen vol-gens art. 1 al. 2 Ov.Ord. op vordering van partijen mede

voor genoemde ambtenaren mogen worden gepasseerd.

Echter bestaat ten deze verschil van meening tusschen de voorstanders van de ruime en enge opvatting van art. 24 Ov.Bep. en wel aangaande de al of niet werking van dit artikel (zie blz. 23).

Volgens art. 32 Ov.Bep. zullen de bedingen bedoeld in de artikelen 1178 en 1210 I. B. W., t.w. de onherroepelijke volmacht en het beding van niet zuivering bij willigen verkoop door den eersten hypothecairen schuldeischer, vermeld moeten worden in de gerechtelijke akten van hypotheek instede van de in die artikelen gevorderde inschrijving.

Bij art. 33 Ov.Bep. worden de artikelen 1182 en 1183 I. B. W. geheel buiten werking gesteld. De wijze van in-schrijving van hypotheken, zooals die in de artikelen 1186 en 1187 I. B. W. is voorgeschreven, wordt voorzoover betreft vrijwillig toegestane hypotheken, vervangen door die bedoeld bij art. 26 Ov.Ord., zoo zegt art. 34 Ov.Bep., echter met dien verstande dat in de gerechtelijke akten

van hypotheek moet worden opgenomen de keuze van woonplaats binnen den kring der betrokken overschrijvings-ambtenaren door wie de akten moeten worden opgemaakt.

Art. 35 Ov.Bep. regelt de wijze van inschrijving der voogdijhypotheken en ook hier weer worden de inschrij-vingen bedoeld bij art. 335 I. B. W., vervangen door het opmaken van gerechtelijke akten zooals in dat artikel der Ov.Bep. is aangegeven. Hetzelfde geldt voor de krachtens vonnis te nemen hypothecaire inschrijvingen, ook hiervoor de gerechtelijke akte als voorgeschreven bij art. 36 Ov.Bep.

De bepalingen van het I. B. W. ten aanzien van de bij de inschrijvingen te stellen woonplaats blijven van kracht volgens art. 37 Ov.Bep. (zie blz. 50 sub 9 en 11), doch de ver-andering der gekozen woonplaats, bedoeld bij art. 1189

I. B. W., zal geschieden door middel van een aanteekening aan den voet der hypotheekakte.

Volgens art. 30 Ov.Bep. worden de uittreksels uit de hypotheekregisters, af te geven door de ambtenaren volgens

de bepalingen van het L B. W. (zie biz. 51 sub 15) vervangen door een schriftelijke opgave der bestaande hypotheken.

Toen slotte wordt de inschrijving, bedoeld aan het slot van art. 1203 I. B. W. (zie blz. 51 sub 12) vervangen door een aanteekening, ten verzoeke van den gesubrogeerden schuldeischer te stellen aan den voet der gerechtelijke akte van eigendom der goederen, waarop hij de hypothecaire rechten wil doen gelden (art. 39 Ov.Bep.). Hij moet daartoe eerst aan den overschrijvingsambtenaar toonen de authen-tieke akte, waaruit de subrogatie blijkt.

Geen roya van eenigen verband- of hypotheekbrief zal ingevolge art. 32 Ov.Ord. plaats hebben, zoo niet de credi-teur of zijn rechtverkrijgende de zich in zijn bezit bevin-dende grosse der akte voor voldaan heeft geteekend. Deze erkenning wordt dan letterlijk overgenomen op de minuut en door den overschrijvingsambtenaar voor eensluidend afschrift geteekend.

Van de roya wordt volgens art. 31 Ov.Ord. niet alleen aanteekening gehouden op de minuut en de grosse van den schuldbrief, doch eveneens op de minuut en grosse van den eigendomsbrief van het goed dat verbonden is geweest.

Over deze wijze van doorhaling zij terloops het volgende opgemerkt. Hoe eenvoudig ook ingericht, doet zij eenigs-zins vreemd aan als niet strookend met het in de over-schrijvingsordonnantie gehuldigde beginsel dat hypotheken bij „ a u t h e n t i e k e " akte moeten worden gevestigd, want in consequentie daarmede zou ook de toestemming tot doorhaling, d.i. de vernietiging, eveneens bij authentieke akte moeten worden geconstateerd. Bovendien kan deze

bepaling een beletsel opleveren voor den crediteur, die, met behoud der hoofdvordering, toestemming wil geven tot geheele of gedeeltelijke doorhaling der verleende hypo-theek. W a a r hypotheek niet is een op zichzelf staande

ver-bintenis, doch een zakelijk recht op onroerende goederen, strekkende om daarop de voldoening eener verbintenis te verhalen, kan het zich meermalen voordoen, dat een schuld-eischer, ofschoon zijn vordering niet is voldaan, toch toe-stemming tot roya wil geven of wel een deel der verbonden goederen van het verband wil ontslaan, omdat hij andere waarborgen heeft gekregen of genoegzaam vertrouwen stelt in den persoon des schuldenaars. Hieraan nu staat het voor-schrift van art. 32 Ov.Ord. in den weg en zal de schuld-eischer om in de bovengenoemde gevallen toch zijn doel te bereiken, in strijd met de waarheid, de grosse voor vol-daan moeten teekenen en zich ter bewaring zijner rechten door den schuldenaar een nieuwe schuldbekentenis moeten doen afgeven. Het toelaten van een enkele voor voldaan-teekening der grosse, zonder dat overigens blijkt dat dit werkelijk door den schuldeischer of zijn rechthebbende is geschied, kan verder nog aanleiding tot bedrog geven, het-welk zooveel mogelijk moet worden voorkomen. De authen-tieke akte van toestemming is daarom, hoewel niet zoo eenvoudig, te prefereeren en meer in overeenstemming met het geheele Ned.-Indische systeem der gerechtelijke akte (zie ook aanteekening no. 53 op blz. 117).

Om nu over te gaan tot een uiteenzetting van de taak van den overschrijvingsambteaar en de wijze van boek-houding bij het Ned.-Indische stelsel, zoo moet men zich om een overschrijving te bewerkstelligen, vervoegen bij dien ambtenaar. Deze nu moet zich volgens art. 12 Ov.Ord.

doen overleggen en onderzoeken alle bewijzen van gerech-tigdheid om tot de in- of overschrijving over te gaan, de

kwitantie der betaalde verponding zoomede alle andere tot de in- dan wel overschrijving benoodigde stukken.

Een bespreking der fiscale voorschriften kan hier achter-wege worden gelaten en is het voldoende alleen te wijzen op art. 18 der Ordonnantie op het Recht van Overschrijving (in de plaats getreden van art. 11 Ov.Ord.) opgenomen in I. St. 1924 :291, hetwelk in- of overschrijving verbiedt zoo niet vooraf het recht van overschrijving met de verhoogin-gen is gekweten.

Met de artikelen 12 tot 19 Ov.Ord. wordt betreden het gebied van het ambtelijk vooronderzoek, een instelling in het Nederlandsch stelsel onbekend, waarmede de taak van den overschrijvingsambtenaar omgezet wordt van een geheel lijdelijke in een actieve. Hij onderzoekt de stukken en heeft zich ervan te vergewissen dat geen onrechtmatige in- of overschrijving plaats vindt, Daartoe worden overigens in de Overschrijvingsordonnantie vele waarborgen gegeven gelijk wij aanstonds zullen zien.

Volgens het voorschrift van art. 13 Ov.Ord. mag geen overschrijving plaats hebben, voordat uit een door belang-hebbende over te leggen landmeterskennis blijkt, dat aan den landmeter of aan den persoon aan wien de functiën van Gouvernementslandmeter zijn opgedragen, kennis is gegeven van de verlangde inschrijving. Het afgeven van een landmeterskennis heeft ten doel de mogelijkheid te schep-pen eener verificatie van de bij de overschrijving over te leggen stukken met de blokkaarten der perceelen, waarop zakelijke rechten zijn gevestigd en van een geregelde bijhou-ding der registers waarin die perceelen nader zijn om-schreven.

In art. 14 Ov.Ord. wordt den landmeter verboden de bedoelde aangiften te ontvangen zoo niet door overlegging der kwitantie blijkt dat de verponding tot op het tijdstip

der aangifte toe behoorlijk is aangezuiverd. Het volgende art. 15 Ov.Ord. geeft den inhoud van de landmeterskennis aan, t.w. een beschrijving van het goed, de naam van den eigenaar, het tijdstip der aangifte, de namen en voornamen van hen te wier name de overschrijving wordt verlangd, alsmede (ter berekening van het recht van overschrijving) de waarde waarvoor het perceel in de registers der ver-ponding is aangeslagen met bijvoeging c.q. van den op-gegeven koopprijs.

De landmeter houdt ingevolge art. 16 Ov.Ord. aanteeke-ning in een register van de gedane aangiften en de uitge-reikte landmeterskennissen. Hij mag de overschrijving niet als tot stand gekomen in de registers der verponding boe-ken, voordat hij daarvan kennis heeft ontvangen van den overschrijvingsambtenaar op de wijze als voorgeschreven is in art. 37 Ov.Ord.

In dit laatste artikel wordt den overschrijvingsambtenaar opgedragen vóór den tienden dag van elke maand een op-gave te zenden van alle in de laatst voorafgaande maand verleden gerechtelijke akten van in- en overschrijving be-treffende rechten van eigendom, erfpacht, opstal, vrucht-gebruik of vrucht-gebruik van onroerende goederen of erfdienst-baarheden, en welke opgave moet worden gezonden aan den landmeter en den algemeen-ontvanger van 's Lands kas, ten einde bij de registers en kohieren te worden bekend gesteld.

Art. 17 Ov. Ord. geeft aan op hoedanige wijze door den landmeter gehandeld moet worden bij splitsing of deeling van perceelen. Ten slotte zegt art. 18 Ov.Ord. dat geen aangifte als bedoeld in art. 13 Ov.Ord. noodig is in geval het over te schrijven goed in zijn geheel openbaar verkocht is en wordt in dat geval een extract uit de vendurol over-gelegd bij de in art. 12 Ov.Ord. genoemde stukken

Voor de wijze van boekhouding geven de artikelen 24 en 25 Ov.Ord. voorschriften. Er is een register voor de koopbrieven en daarnaast een register voor hypotheken, cessie van hypotheken en borgtochten voor reeds bestaan-de hypotheken. De minuten bestaan-der, in bestaan-deze twee registers, geboekte akten worden in twee afzonderlijke bundels in-genaaid en bewaard en op geregelde tijden van hechte banden voorzien en tot boekdeelen gevormd. W e consta-teeren hier dus een groot verschil met het stelsel in Neder-land. Terwijl daar de akten voor den notaris worden ver-leden, deze de minuten houdt en een afschrift door belang-hebbende ter inschrijving wordt aangeboden, worden de akten in Ned.-Indië voor den overschrijvingsambtenaar zelf verleden. In Ned.-Indië vormen de bundels akten zelf de

eigendomsbewijzen en zijn de registers niet anders dan klappers daarop; in Nederland daarentegen leveren de registers het bewijs op.

Nu volgen in de artikelen 26/36, 42 en 43 Ov.Ord. een reeks voorschriften die allen waarborgen geven voor een rechtmatige inschrijving. Art. 26 Ov.Ord. begint aan t e geven hoe de akten moeten worden opgemaakt; niet alleen de namen van alle comparanten, doch ook van allen (levend of dood) in wier plaats en naam zij compareeren, moeten voluit in de akte geschreven worden, zonder eenige ver-korting, zoo ook moeten de koopsommen en geleende kapitalen in schrijfletters voluit neergeschreven worden.

(Zie ook aanteekening no. 38 op blz. 106).

W a n n e e r volgens art. 27 Ov.Ord. bij de overschrijving van eenig onroerend goed, dat goed met bijzondere lasten of servituten bezwaard is of wordt, moeten deze m de ter-zake op te maken gerechtelijke akte duidelijk worden om-schreven, het weergeven van zulke lasten of servituten in enkele onbepaalde bewoordingen is verboden. Eveneens

moeten in de akten duidelijk worden bekend gesteld de procuratiën of andere instrumenten of schrifturen, waaraan comparanten hun bevoegdheid ontleenen (art. 28 Ov.Ord.) (Zie mede aanteekening no. 38 op blz. 59).

Art. 30 Ov.Ord. werd reeds op blz. 54 besproken, zoo ook de artikelen 31 en 32 op blz. 55 en 56. Tot informatie en meerdere geruststelling zijn voorts volgens art. 33 Ov.Ord.

de ambtenaren belast met de bewaring der protocollen ver-plicht, op verzoek van ieder na te zien wie als eigenaar van eenig onroerend goed bekend staat, alsmede of hetzelve

reeds bezwaard is en zullen zij desgevorderd daarvan een schriftelijke verklaring afgeven, bekrachtigd met hun hand-teekening. Voorts worden de overschrijvingsambtenaren en bewaarders der protocollen persoonlijk aansprakelijk

ge-steld in art. 34 Ov.Ord. voor de schade, welke door het verzuimen van in de ordonnantie gegeven voorschriften, veroorzaakt wordt.

De artikelen 35 en 36 Ov.Ord. verplichten de notarissen, landmeters en vendumeesters op gezette tijden, d.w.z. voor den tienden dag van iedere maand, een opgave in t e dienen aan de ambtenaren met wier bijstand de gerechtelijke akte moet worden verleden, eerstgenoemden van de overeen-komsten tot overdracht van den eigendom van onroerende goederen, het recht van opstal, zoomede van den eigendom van schepen te hunnen overstaan gesloten, de landmeters van de bij hen ontvangen aangiften tot overdracht en de vendumeesters van alle onroerende goederen en schepen welke te hunnen overstaan verkocht werden in de laatst afgeloopen maand. Zoodoende kunnen dan die ambtenaren er op toezien dat de overschrijvingen binnen den bepaalden termijn plaats hebben (zie art. 38 Ov.Ord. in verband met art. 2 Ov.Ord.).

W a a r geen Raad van Justitie gevestigd is en de

over-dracht van onroerende goederen plaats heeft voor het bestuur der plaats, zullen de Residenten en Assistent-Residenten er voor zorgen dat de overschrijvingen behoor-lijk plaats hebben (art. 41 Ov.Ord.). W a a r Raden van Justitie gevestigd zijn, worden de Presidenten belast met het toezicht over de protocollen, waarvan de griffiers de bewaarders zijn. Zij hebben na te gaan of de overschrijvin-gen conform de gestelde voorschriften plaats hebben en zoo noodig maatregelen te treffen voor een goede naleving dier voorschriften .(Art. 42 Ov.Ord.).

In de residentiën alwaar de protocollen der notarissen onderworpen zijn aan het toezicht der ommegaande rechters, zegt art. 43 Ov.Ord. (sinds I. St. 1901 :13 landraadvoorzit-ters), moeten deze de protocollen nazien en zoo zij bevin-den dat de gestelde bepalingen niet worbevin-den nageleefd, daarvan kennis geven aan den Raad van Justitie van het ressort.

Bovendien hebben de Inspecteurs en Adjunct-Inspecteurs van Financiën de bevoegdheid en zijn zij zelfs verplicht de gerechtelijke akten te onderzoeken en na te zien. (Art. 43a Ov.Ord.).

Ten slotte moet nog gewezen worden op het bepaalde bij art. 23 Ov.Ord. behelzende voorschriften over de afgifte van grossen en andere afschriften van de gerechtelijke akten. Dit artikel is geheel buiten werking gesteld door art. 1 Ov.Bep. in verband met de terzake geldende bepalin-gen van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering (zie o.a. art. 440, 853).

Alvorens het algemeen overzicht over het Ned.-Indische stelsel te beëindigen, moeten hieronder worden opgegeven eenige kwesties die in de praktijk tot veel strijd en mee-ningsverschil aanleiding geven:

1. bij erfopvolging komt eveneens overschrijving te pas,

doch zijn de voorstanders van de ruime en enge opvatting van art, 24 Ov.Bep. het niet eens over de gevallen waarin (zie blz. 23). Zie in verband hiermede ook art. 28 Ov.Bep.

2, evenmin zijn zij het eens over het al of niet opnemen in de gerechtelijke akte van de obligatoire overeenkomst, zooals die welke de verplichting tot levering schept, de schuld waaraan de hypotheek accessoir is (zie blz. 22/23) en in verband hiermede ook over de al of niet werking van art. 1 al. 2 Ov.Ord. (blz. 55 en 56).

3. de bewijskracht van de eigendomsakte.

Algemeen is men het er over eens dat door de gerechte-lijke akte op authentieke wijze wordt geconstateerd wie voor den ambtenaar verschenen en wanneer zulks geschied-de, alsmede het door partijen voor den overschrijvings-ambtenaar gesloten zakelijk contract. De groote vraag blijft nu over of de eigendomsakte, daargelaten of ook het obligatoire contract er in is opgenomen, meer kan bewijzen, m.a.w. of die akte ook bewijst dat de verkrijger nu ook inderdaad de eigenaar is.

Hiervoor eischt art. 584 I. B. W., gelijk we zagen, dat de titel afkomstig moet zijn van dengene die gerechtigd was over den eigendom te beschikken en hierover laat de akte zich niet uit. Daarentegen schrijft de Ov.Ord. een ambtelijk onderzoek voor (art. 12, 18, 19 Ov.Ord.), terwijl zooals op blz. 61 e.v. bleek, in die ordonnantie tal van waarborgen zijn gegeven om zooveel mogelijk te voorkomen dat de overschrijving onrechtmatig plaats vindt. Niettegenstaande dit alles heerscht er nog steeds groote verdeeldheid onder de schrijvers en wil de jurisprudentie er niet aan in de gerechtelijke akte een bewijs van eigendom te zien. Dit gaat naar mijn meening wel wat al te ver. Immers kan terzake het volgende worden opgemerkt:

a. de gerechtelijke akte bewijst op authentieke wijze de levering zelve;

b. Is de obligatoire overeenkomst daarin opgenomen, zoo wordt die eveneens bewezen, want zelfs al wordt de authenticiteit betwist, dan nog blijft de akte terzake een

b. Is de obligatoire overeenkomst daarin opgenomen, zoo wordt die eveneens bewezen, want zelfs al wordt de authenticiteit betwist, dan nog blijft de akte terzake een