• No results found

EINDBESCHOUWINGEN EN VOORSTELLEN

Gezien het in de vorige hoofdstukken besprokene mag verondersteld worden, dat voldoende werd aangetoond dat het thans in Ned.-Indië vigeerend stelsel, moge het dan niet volmaakt zijn, toch in ieder geval de voorkeur verdient boven het Nederlandsche. Behoefte om over te gaan tot

een geheel ander stelsel bestaat er voorhands niet en de algemeene indruk is, dat het huidige stelsel met de daaraan klevende gebreken in de praktijk zeer goed voldoet. Voor verbetering is dat stelsel natuurlijk vatbaar. Mocht nu be-sloten worden het oude stelsel te handhaven, zoo waren meteen de terzake geldende bepalingen, voorzoover dit gedeelte van het materieele privaatrecht betreffend, geheel te herzien en op de leest van dat stelsel te schoeien en zullen zeker de destijds door Jhr. Mr. Engelbrecht inge-diende voorstellen (zie blz. 2) van groote practische waarde blijken. Als gevolg van die omwerking zal dan de strijd betreffende de lezing van art. 24 Ov.Bep. eindelijk beslecht

zijn. Bovendien zal 't dan aanbeveling verdienen een vaste bepaling in het leven te roepen aangaande de bewijskracht van de eigendomsakte, opdat ook aan dien langdurigen strijd een einde kome, hetzij men een rechtsvermoeden ten voordeele van den ingeschreven rechthebbende wil schep-pen of niet. (Zie blz. 64/65). Juist met het oog daarop zal het aanbeveling verdienen het onderzoek van den over-schrijvingsambtenaar, voorafgaande aan het opmaken der gerechtelijke akte, nog nauwkeuriger te regelen,

bijvoor-beeld in den zin van het ontwerp B. W. der Staatscommissie van 1898 (zie biz. 471/472 van dat ontwerp).

Daarnaast zullen wellicht in het belang der rechtszeker-heid en ten gerieve van het publiek verschillende wette-lijke bepalingen aangevuld kunnen worden, welke aanvul-lingen allen gericht moeten zijn op de vermindering der uitwinningskansen. Op blz. 33 e.v. werd reeds in het kort aangegeven welke richting daarbij kan worden ingeslagen.

Want het blijft mijn oordeel, dat er niets tegen een z.g.

tusschenstelsel bestaat, aangezien het juist die tusschen-stelsels zijn die aan de bezwaren van beide zijden kunnen tegemoet komen. In ons geval kan er dus geen bezwaar bestaan tegen de verrijking van ons negatief stelsel met positieve elementen, zoo maar aan het hoofdprincipe van het negatieve stelsel wordt vastgehouden.

Ter illustratie in welken geest die aanvullingen kunnen plaats hebben, worden hieronder eenige voorbeelden ge-geven; onder aanmerking dat die artikelen waaromtrent bepalingen zijn getroffen in de Ov.Bep., stilzwijgend zullen worden voorbijgegaan, omdat het daar bepaalde bij de her-zienning toch in bepalingen van 't B. W., W. v. K., W. v. B.

Rv. enz. zal worden verwerkt.

1. Art. 119 I. B. W. zou aangevuld kunnen worden met de bepaling die voorschrijft dat wanneer op naam der vrouw onroerende zaken in de openbare registers staan vermeld, de man, onder overlegging van een extract der huwelijks-akte, zijn naam moet stellen onder dien van zijn echt-genoote. Zoolang dit niet heeft plaats gehad, blijft de vrouw bevoegd, ook zonder bijstand van haar man of machtiging van den rechter, vrijelijk over die goederen te beschikken en zullen haar handelingen van kracht zijn tegenover derden.

2. Art. 152 I, B. W. zou aangevuld kunnen worden met

de bepaling dat de uitsluiting of beperking der wettelijke gemeenschap ten aanzien van onroerende zaken eerst w e r k t tegenover derden vanaf het oogenblik dat de huwe-lijksche voorwaarden, voorzoover die uitsluiting of beper-king betreffende, door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters zijn openbaar gemaakt.

3. Art. 187 I. B. W. ware aan te vullen met de bepaling dat indien onroerende goederen in de gemeenschap waren, de eisch bovendien door inschrijving in de daartoe bestem-de eigendomsregisters moet worbestem-den openbaar gemaakt, bij gebreke waarvan het vonnis, voorzoover het betreft die onroerende zaken èn dezulke na den eisch aan de vrouw opgekomen, niet tegen derden zal werken.

4. Als gevolg van het sub 3 voorgestelde zal de tweede alinea van art. 189 I. B. W. moeten worden herzien en wel in dier voege dat het vonnis bij niet openbaarmaking door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters, wat de onroerende zaken betreft, niet tegen derden zal werken, doch overigens een terugwerkende kracht zal hebben, t e rekenen van den dag der rechtsvordering.

5. Ook art. 198 I. B. W. ware aan te vullen met de be-paling dat indien onroerende zaken in de gemeenschap aanwezig zijn, de akte, bedoeld in art. 196 I. B. W., door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters moet worden openbaar gemaakt, bij gebreke waarvan zij, wat de onroerende zaken betreft, niet tegen derden zal werken.

6. Art. 221 I. B. W. ware nog met een alinea aan te vullen, bepalende dat indien onroerende goederen in de gemeen-schap waren, behalve de in de vorige alinea's bedoelde in-schrijving, het echtscheidingsvonnis tevens door inschrijving i n d e daartoe bestemde eigendomsregisters moet worden openbaar gemaakt, bij gebreke waarvan het, voorzoover de onroerende zaken betreft, niet tegen derden werkt.

7. In het geval van art. 232a L B . W. zal weer het voor-gestelde ten aanzien van art. 119 I. B. W. (zie sub 1) van toepassing zijn.

8. Indien in het geval van art. 243 I. B. W.( onroerende zaken in de gemeenschap waren, is wederom van toepas-sing het onder sub 6 voorgestelde ten aanzien van art. 221 I. B. W.

9. Aan art. 249 I. B. W. ware toe te voegen de bepaling dat ten aanzien van de onroerende zaken het herstel der gemeenschap tegenover derden eerst werkt vanaf het oogenblik dat de echtgenooten een authentieke akte, hou-dende de verklaring hunner verzoening, door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters hebben gepubli-ceerd.

10. Het bepaalde bij art. 479 I. B. W. ware aldus te redi-geeren, dat de beschrijving en de akte in het voorgaande artikel vermeld, ingeval zich onroerende zaken in den boedel bevinden, door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters moet worden openbaar gemaakt, terwijl zij daarna met de akte waarbij zekerheid is gesteld, moeten worden overgebracht en bewaard ter griffie van den Raad van Justitie, die het vonnis van vermoedelijk overlijden heeft gewezen.

11. Art. 584 I. B. W. ware te lezen: Eigendom van zaken kan onder meer worden verkregen door toeëigening, door natrekking, door verjaring, door wettelijke of testamentaire erfopvolging, door opdracht of levering ten gevolge van een rechtstitel van eigendoms-overgang, afkomstig van dengene die gerechtigd was over den eigendom te beschikken, als-mede door het vonnis van den bevoegden rechter, een zoo-danige eigendomsovergang uitdrukkende.

Nochthans zal ten aanzien van onroerende zaken de eigendomsverkrijging niet ten opzichte van derden werken

dan na openbaarmaking in de betrekkelijke eigendoms-registers.

12. Art. 706 I. B. W. ware aan te vullen met de bepaling dat de erfdienstbaarheid mede teniet gaat door openbaar-making der akte van afstand in de betrekkelijke eigendoms-registers. Ook de verjaring in het eerste lid van art. 707 I. B. W. vermeld zal bewezen moeten zijn en door inschrij-ving openbaar gemaakt.

13. Ook art. 718 I. B. W. ware aan te vullen met een ten 5e. ,,door openbaarmaking van de akte van afstand in de openbare registers", terwijl ten 3e. moet worden aangevuld met de woorden: „bewezen en openbaar gemaakt door in-schrijving in de daartoe bestemde registers".

14. Eveneens kan art. 754 I. B. W. zoodanig gewijzigd worden dat in stede van het bepaalde sub 2 en 3 komt het voorschrift: „door openbaarmaking van de akte van afstand of afkoop door inschrijving in de daartoe bestemde eigen-domsregisters." Aan het bepaalde sub 4 ware toe te voegen de woorden: „bewezen en door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters openbaar gemaakt."

15. Het bepaalde sub 4 van art. 807 I. B, W. ware aan te vullen met de woorden: „en met betrekking tot onroerende goederen na openbaarmaking van de akte van afstand door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters."

16. Het tweede lid van art. 833 I. B. W. ware aan te vullen met de woorden: „en, voor zoover onroerende zaken tot de nalatenschap behooren, dat zijn uitspraak zal worden openbaar gemaakt door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters".

17. Instede van het huidige artikel 925 ware te bepalen dat de teruggave van onroerende goederen, welke naar aan-leiding van het voorgaande artikel moet plaats hebben, ge-schiedt door overdracht van de zaak zelve aan de

gezamen-lijke erfgenamen, bij akte, die door inschrijving in de daar-toe bestemde eigendomsregisters moet worden openbaar gemaakt, indien die overdracht kan plaats hebben zonder dat nadeel wordt berokkend aan wettig verkregen rechten van derden en anders wordt zij vervangen door uitkeering in geld van hetgeen den legitimarissen toekomt.

Artikel 928 ware te wijzigen in dier voege, dat de on-roerende goederen die uit kracht van vermindering in den boedel terugkeeren, door den begiftigde moeten worden vrijgemaakt van schulden of hypotheken, door hem in strijd met zijn bevoegdheid daartoe volgens de akte van schen-king er op gevestigd- Indien derden uit de door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters openbaar ge-maakte akte van schenking zijn onbevoegdheid niet konden weten, worden hun rechten door deze bepaling niet verkort en moet in dat geval de waarde van het goed worden in-gebracht.

19. Het eerste lid van artikel 929 I. B. W. ware zoo te lezen, dat de rechtsvordering tot vermindering of teruggave van onroerende goederen, dan alleen door de erfgenamen vervolgd kan worden tegen derde bezitters, wanneer uit de door inschrijving in de daartoe bestemde eigendoms-registers openbaar gemaakte akte van schenking de moge-lijkheid van de verplichting tot weder-inbreng blijkt.

20. Het artikel 959 I. B. W. ware uit te breiden met een alinea, bepalende dat de eigendom van de gelegateerde onroerende zaken eerst door den legataris wordt verkregen na openbaarmaking door inschrijving in de daartoe bestem-de eigendomsregisters van een uittreksel van bestem-den uitersten wil en een akte van toestemming of machtiging van of een akte van afgifte door de met de uitkeering belaste erfge-namen of legatarissen.

21. Het tweede lid van artikel 1093 I. B. W. ware aan

t e vullen met de woorden: „en kan de inbreng nimmer werken ten nadeele van derden, wier wettig verkregen rechten zijn openbaar gemaakt in de daartoe bestemde eigendomsregisters.

22. Artikel 1265 ware aan te vullen met de bepaling dat een ontbindende voorwaarde ten aanzien van onroerende goederen echter niet tegen derden werkt, die op die goederen rechten hebben verkregen, dan voor zoover de voorwaarde, in de overeenkomst uitgedrukt of daarin vervat zal zijn openbaar gemaakt door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters.

23. Artikel 1519 I. B. W. ware aan te vullen met de be-paling dat dit beding ten opzichte van onroerende zaken niet de werking, die de wet daaraan toekent jegens derden verkrijgt dan vanaf het oogenblik dat het door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters is openbaar gemaakt.

24. Artikel 1548 I. B, W. ware aan te vullen met het be-ding dat de overeenkomst van huur en verhuur door in-schrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters moet worden openbaar gemaakt:

1. indien zij is aangegaan of vernieuwd twee jaar voor den aanvang van den daarbij bedongen termijn;

2. indien daarbij vooruitbetaling der huurpenningen voor meer dan één jaar is bedongen;

3. indien daarbij huizen voor langer dan vier, landerijen voor langer dan zeven jaar in huur zijn gegeven.

Bij gebreke van de openbaarmaking als boven bedoeld werkt zoodanige overeenkomst niet tegen derden, waar-onder ook begrepen zijn zij die later recht van eigendom of zakelijke rechten op die goederen verkregen.

25. Artikel 1625 I. B. W. ware aan te vullen met de bepaling dat de eigendom van het ingebrachte eerst over-gaat door levering op de wijze als aangegeven in de arti-kelen 612, 613 en 616 I. B. W.

26. Artikel 1675 I. B. W. ware aldus aan te vullen, dat ten aanzien van onroerende zaken de schenking noch de bepalingen der artikelen 1669 en 1672 tegen derden werken, voordat de akte van schenking en die bedingen zijn open-baar gemaakt door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters.

27. Het eerste lid van art. 1689 ware aan te vullen met de woorden: ,,mits voor zoover onroerende zaken betreft de voorwaarde is openbaar gemaakt door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters.

28. Aan artikel 1851 ware de bepaling toe te voegen, dat indien de dading onroerende zaken ten onderwerp heeft, zij ten opzichte dier zaken niet tegen derden werkt dan vanaf het oogenblik der openbaarmaking door inschrijving in de daartoe bestemde eigendomsregisters.

29. Onder den vierden titel van het vierde boek I. B. W-, handelende over de vermoedens, ware een artikel op te nemen bepalende dat de openbare eigendomsregisters een wettelijk vermoeden opleveren voor het recht van hem, die daar ingeschreven staat, totdat de eisch tot verandering is ingesteld en ingeschreven.

30. Artikel 1955 ware aldus aan te vullen dat met be-trekking tot onroerende zaken dit bezit den eigendom niet doet ontstaan, in strijd met de aanwijzing van dien eigen-dom in de openbare eigeneigen-domsregisters, doch zal daartoe noodig zijn de openbaarmaking eener akte, waarbij zoo-danig bezit is bewezen. De vorm dezer akte wordt bij ordonnantie bepaald.

COMMENTAAR OP DE