• No results found

COMMENTAAR OP DE OVERSCHRIJVINGS- OVERSCHRIJVINGS-ORDONNANTIE

In het laatste hoofdstuk van dit werk wordt het doel nagestreefd weer te geven wat nog van de Overschrijvings-ordonnantie in werking is gebleven na de afsplitsing der financieele bepalingen, terwijl bij de korte artikelsgewijze bespreking alle wettelijke regelingen en bescheiden zullen worden vermeld, wier inhoud in verband met de toepassing dier artikelen nog van belang is.

ORDONNANTIE

op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en het inschrijven van hypotheken

op dezelve, in Nederlandsch-Indië S 1834:27 ])

CONSIDERANS.

In naam en vanwege den Koning, De Gouverneur Generaal ad interim in Rade, aan allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut!

1) Wijzigingen en aanvullingen hebben achtereenvolgens plaats gehad bij de navolgende Staatsbladen:

-I St 1 8 4 1 - 4 5 - 1 8 4 3 : 1 0 ; 1 8 4 5 : 2 6 ; 1853:62a; 1 8 5 7 : 4 9 ; 1 8 6 1 : 4 7 ; en 48; 1862 100- 1871 : 87 1872 : 141; 1875 : 37; 1878 : 175 en 293; 1879 : 92 1882 : 30; 1883 : 149, 256 en 257; 1885 : 103, 103a en 179; 1886 : 53 en 114

1887 : 129; 1888 : 32; 1889 : 3 en 252; 1891 : 67 en 84; 1895 : 179 en 299 1897 : 265; 1898 : 303; 1899 : 142; 1900 : 80; 1901 : 64 en 420; 1902 310- 1903 : 224- 1904 : 405; 1905 : 318; 1907 : 291, 364 en 509; 1908 389 en 651-, 1909 : 212 en 485; 1910 : 547; 1911 : 184 en 661; 1912 : 464 en 585; 1914 : 234; 1915 : 184; 191« : 598; 1921 : 590 en 625; 1923 : 353;

1924 : 291; 1925 : 435 en 666; 1927 : 122, 158 en 159.

Bij § 1 van I. St. 1885 : 103 is deze ordonnantie van toepassing verklaard op het Recht van Opstal.

Voor overdracht van erf pachtsrechten, zie bijblad 3251 juncto 3366.

Voor Agrarisch Eigendom, zie I. St. 1 8 7 3 : 3 8 ; 1 8 8 1 : 5 2 ; 1 8 9 7 : 2 6 5 ; 1 9 0 3 : 2 2 5 en 1907 : 98.

In ervaring gekomen zijnde, dat de bestaande bepalingen op het stuk der overschrijving van vaste goederen en de inschrijving van hypotheken, niet overal met gelijke nauw-keurigheid worden opgevolgd of gedeeltelijk in onbruik zijn geraakt;

Willende op dit punt een gewenschte eenvormigheid voor den vervolge verzekeren en tevens de heffing der belasting, op de overschrijving van vaste goederen, bekend onder den naam van „'s Heeren Gerechtigheid", op een gelijk-matiger grondslag regelen, dan daarvoor tot nu toe heeft bestaan;

Heeft goedgevonden en verstaan, na ingewonnen advies van het Hoog-Gerechtshof en van de Generale Directie der Financiën, te arresteeren de navolgende:

Ordonnantie op de overschrijvingen van den eigendom van vaste goederen en het inschrij-ven van hypotheken op dezelve in Neder-landsch-Indië.

Artikel 1.

(Gew. 1. St. 1845 :26; 1908 : 651). De bewijzen van eigendom en overgang van alle vaste of onroerende goederen (waaronder worden verstaan: landerijen, huizen, tuinen en erven, met al hetgeen op of in dezelve aard-, grond- en nagelvast is), zoo ook van schepen en vaartuigen, zonder onderscheid, open of overdekt, van de grootte van vier lasten of koyangs en daarboven met derzelver toebehooren en inventaris; voorts alle akten, waarbij zoodanige onroerende goe-deren of schepen worden verhypothekeerd of verbonden en eindelijk alle akten van cessie van zoodanige hypotheken, zullen op poene van nulliteit, worden verleden, in de gewesten, alwaar Raden van Justitie gevestigd zijn, voor één of twee Commissarissen uit die Raden, bijgestaan door derzelver Griffier, en in de gewesten, waar

zoodanige rechtbanken niet gevestigd zijn, voor het Hoofd van Ge-westelijk Bestuur, bijgestaan door den Secretaris van het gewest, of, waar geen Secretaris is, door een commies van het kantoor van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur. (Ov. Ord. 42; I. B. W. 1179 v;

Ov.bep. 24 v, 30, 31 v, 48, 50).

Akten van borgtocht voor reeds bestaande hypotheken, zullen, op de vordering van partijen, alsmede voor genoemde autoriteiten kunnen worden gepasseerd.

(Toeg. I. St. '23 :353.)x) In de gewesten, alwaar geen Raden van Justitie gevestigd zijn, worden bij afwezigheid, belet, ontstentenis of verhindering wegens anders ambtsbezigheden van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur en van den ambtenaar die dat Hoofd bij over-lijden, ziekte of wettige verhindering vervangt, de akten bedoeld bij dit artikel verleden ten overstaan van den Secretaris van het gewest.

(Toeg. I. St. '23 :353). In de gevallen waarin de akten, bedoeld bij dit artikel, worden verleden ten overstaan van den Secretaris van het gewest, wordt deze bijgestaan door een commies van het kantoor van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur.

Artikel la.-)

De Gouverneur-Generaal is bevoegd, met afwijking van het be-paalde in artikel 1, op de door Hem aan te wijzen plaatsen en voor de door Hem vast te stellen ressorten, Residentierechters, bijgestaan

1) I. S. 1923: 353 i. w. g. 22 Juli 1923, bepaalt bij art. 3, dat akten die voor 22 Juli 1920 zijn verleden in de gevallen, bedoeld bij art. 1 al. 3 Ov. Ord., en ten overstaan der aldaar genoemde ambtenaren, bijgestaan op de wijze als aan-gegeven in art. 1 al. 1 en 4 Ov. Ord., geacht worden in geldigen vorm te zijn verleden.

Zie nopens de bevoegdheid tot het verlijden van de in art. 1 bedoelde akten, van andere dan de bij dat artikel daartoe aangewezen ambtenaren: I. St. 1845 : 26;

1 8 5 7 : 4 9 ; 1 8 7 8 : 1 7 5 ; 1 8 8 7 : 1 2 9 ; 1889 : 3 en 252; 1895:299; 1901:64; 1902:

310; 1907:291; 1911: 184 en 661; 1913:592; 1914:460; 1915:184; 1916:

613; 1917: 543; 1918: 613 en 1922: 442.

2) Toegevoegd bij I. St. 1925 : 435, gewijzigd I. St. 1925 . 666.

door den Griffier van het residentiegerecht, aan te wijzen als de autoriteiten voor welke de in dat artikel bedoelde akten worden verleden.

Hetgeen bij deze ordonnantie met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde verrichtingen is bepaald voor de Hoofden van Gewestelijk Bestuur en de hun terzake van die verrichtingen bijstaande ambte-naren, is op de plaatsen, waar een Residentierechter als overschrij-vingsambtenaar optreedt van toepassing onderscheidenlijk op dien rechter en zijn Griffier.

Op de in het vorige lid bedoelde plaatsen wordt op de gros der akte in stede van het zegel van het gewest, bedoeld in artikel 23, dat van het residentiegerecht gesteld en vindt het bepaalde in artikel 43 dezer ordonnantie geen toepassing.

1, Hoewel in het eerste lid van dit artikel wordt aan-gegeven wat onder vaste of onroerende goederen moet worden verstaan, dient in verband met de heffing van het overschrijvingsrecht nog gelet te worden op art. 1 al. 2 van I. St. 1924:291. Overigens bepalen de I. St. 1834:41 en

1838 :46, dat niet onder onroerende zaken mogen worden verstaan houten of steenen pedakken, gebouwen, loodsen e.a. opstallen, van welke grootte of constructie ook en tot welk doeleinde ook gebezigd, waarvan de grond behoort aan het Gouvernement of een derde en waarbij dus die gebouwen of opstallen niet met den grond gezamenlijk kun-nen worden verkocht. Zij zijn dus niet onderworpen aan de formaliteiten en de belasting op de overschrijving en worden daarvoor geen eigendomsbewijzen als hier bedoeld verleend (zie ook Bijblad 1722). Heeft men dus op ander-mans grond gebouwd en wil men ingeschreven eigenaar van het gebouwde worden, dan zal men tevens van het grond-vlak, waarop gebouwd is, het zakelijk recht van opstal of eenig ander zakelijk recht daartoe geschikt, moeten hebben bekomen en dit opstalrecht of ander zakelijk recht op het

grondstuk, waarop men gebouwd heeft, moeten doen in-of overschrijven.

2. W a t onder lasten of koyangs moet worden verstaan, zie art. 1 van het Reglement op de zeebrieven in I. St. 1858 :

134. Bovendien kan terzake worden verwezen naar de Circulaire van het Departement van Financiën d.d. 8 Sep-tember 1906 no. 685/19019: 1 last of koyang — 3 M3.

Uit Bijblad 4569, art. 5 al. 1 sub a, laatste zinsnede, volgt dan 1 last of koyang = 2 ton; uit bijlage D § C volgt dat

1 koyang = 2Vi M3.

Volgens de Regeerings Almanak is 1 last of koyang •—

1976,362 K.G. of 1,976 M3.

1 Register Ton (scheepsruimte) — 2.83 M3.

3. Bij I. St. 1909:469 zijn de Hoofden van Gewestelijk Bestuur gemachtigd om het Gouvernement van Ned.-Indië te vertegenwoordigen, hetzij in persoon, hetzij door middel van een door hen aan te wijzen ambtenaar, bij overdracht van het eigendomsrecht of de vestiging van andere zakelijke rechten ten name van derden, aan dezen op domeingrond in hun ressort toegezegd, zoomede bij de overschrijving van eigendomsrechten ten name van den Lande op binnen hun ressort gelegen gronden.

4. Bij Bijblad 2586 wordt den Hoofden van Gewestelijk Bestuur aangezegd nauwkeurig op te letten op de behoor-lijke naleving der voorwaarden, welke voor de in- en over-schrijving bedongen worden in de beschikking, waarbij recht van eigendom of een ander zakelijk recht op den grond wordt verleend en om, zoo aan de gestelde voorwaarden niet binnen den bepaalden termijn mocht zijn voldaan, daaraan terstond aan de Regeering mededeeling te doen, vergezeld van een voorstel terzake.

5. Bij Bijblad 3737 wordt bevolen de kennisgeving aan den Legercommandant van iedere plaats gehad hebbende

overschrijving in de daartoe bestemde registers van in eigendom, met het recht van opstal of van vruchtgebruik enz. afgestane Gouvernementsgronden behoorende tot militair terrein.

6. Bij de missive van den Procureur-Generaal van 29 September 1887 no. 2056 wordt uitdrukkelijk bevolen elk zakelijk recht, waarvan een gerechtelijke akte wordt ge-passeerd, bij een afzonderlijke akte over te schrijven. Nim-mer mogen twee of meer zakelijke rechten in een akte worden samengevat, tenzij het vereeniging van perceelen tot één geldt.

7. Met het oog op de eigendomsuitwijzing kan worden verwezen naar de Circulaire van den Procureur-Generaal d.d. 7 Juli 1893 no. 323, de Hoofden van Gewestelijk Be-stuur uitnoodigende om aan het verzoek tot eigendoms-uitwijzing plaatselijk de meest mogelijke bekendheid te geven. Zie ook de Circulaire van genoemden hoofdambte-naar van 15 Februari 1895 no. 340, waarbij in verband met de laatste alinea van art. 2 en 3 van I. St. 1894:262 den Hoofden van Gewestelijk Bestuur wordt verzocht, om aan het, van den Griffier van den Raad van Justitie ontvangen afschrift van het bevelschrift van den Raad van Justitie, houdende last tot het doen van aankondigingen van het gedaan verzoek tot eigendomsuitwijzing, zoomede van het vonnis, waarbij zoodanig verzoek is toegestaan, de meest mogelijke openbaarheid te geven. Zie verder de art. 800, 801, 807 en 808 I. B. Rv.

8. Voor het doen van tusschenoverschrijvingen kan ver-wezen worden naar Bijblad 509 en de missive van den Directeur van Financiën d.d. 16 Maart 1887 no. 3974. Het betreft hier dus gevallen waarbij de overgang op den nieuwen verkrijger heeft plaats gehad tengevolge van erf-opvolging of op andere wijze, waarbij het ontstaan van het

zakelijk recht voor verkrijger niet afhankelijk is van de in- of overschrijving, doch deze in- of overschrijving voor-geschreven is voor de openbaarmaking. In genoemd bijblad wordt het verzoek om zonder tusschenoverschrijvingen ten name van verschillende koopers, rechtstreeks ten name van den verzoeker, afgewezen omdat het een kwestie is van eigendom, welker beoordeeling bij de daartoe be-voegde rechterlijke of als zoodanig fungeerende administra-tieve ambtenaren behoort. De Regeering acht zich niet be-voegd de nietigheid dier handeling door een autorisatie tot overschrijving te dekken, hetgeen een inmenging in Justitie-zaken zou zijn, welke verboden is bij art. 81 R. R.

9. In de missive van den Algemeen Secretaris van 22 November 1852 no. 3146, opgenomen in Bijblad 547, wordt bevestigd dat overschrijving in Ned.-Indië kan plaats heb-ben van schepen en vaartuigen, in den vreemde gebouwd, zonder bijzondere vergunning van het Gouvernement en dat die overschrijving van zoodanige schepen kan plaats hebben op grond van de Overschrijvingsordonnantie.

Ten slotte zij opgemerkt, dat de bepaling van art. 309 I. W. v. K., gegrond op het voorschrift van art. 1 van het K. B. van 21 Juli 1836 (Ned. St. no. 41) de voorkeur verdient boven de Ov. Ord. ten aanzien van de grootte der schepen, onderworpen aan de formaliteit der overschrijving. Gezien het feit dat van de bevoegdheid om ook de kleine schepen t e verpanden en te verbinden, weinig gebruik wordt ge-maakt en in aanmerking nemende dat het gemiddelde cijfer der waarde van de overgeschreven schepen van 4—10 lasten of koyangs jaarlijks niet hoog is, zoodat de fiscus die daarvan 5 pet. geniet, bij aanneming eener grootte van 10 lasten als minimum, slechts een luttel bedrag aan inkomsten zal derven, zoo wordt daarmede een afwijking van het be-paalde bij art. 309 I. W. v. K. niet gewettigd.

Artikel 2.

(Gew. I, St. 1895 :179; 1903 : 224; 1908 : 651; 1919 : 598; 1927 : 122). Alle overschrijvingen van onroerende goederen en van schepen

— wat de laatste betreft echter alleen voor zoover de schepen gaan bij erfenis of legaat en wegens den overgang recht van over-schrijving verschuldigd is — geschieden binnen den tijd van zes maanden, te rekenen:

voor de goederen, in het openbaar gekocht, van den dag der ver-kooping;

voor die, onder de hand gekocht of op andere wijze dan door erfenis of legaat verkregen, van de dagteekening der deswege op-gemaakte akte, bij gebreke van zoodanige dagteekening of van zoo-danige akte, van den dag der in artikel 14 bevolen aangifte bij den landmeter en bij gebreke ook van zoodanige aangifte bij den dag der inbezittreding ;

voor die, door erfenis of legaat verkregen, van het overlijden des laatst en eigenaars (Ov.Ord. 8v).

De Inspecteur van Financiën, Hoofd der Inspectie, binnen wiens ressort de autoriteit gevestigd is, voor wie de akte van in- of over-schrijving moet worden verleden, kan den in het vorig lid gestelden termijn verlengen, indien daartoe naar zijn oordeel tijdig, vóór het verstrijken van dien termijn, door belanghebbende het verzoek wordt gedaan.

10. Aangezien door de inwerkingtreding der Ordonnantie op het Recht van Overschrijving (I. St. 1924:291) art. 8 Ov. Ord. is vervallen, heeft dit artikel alleen belang voor de werking van art. 9 Ov. Ord. Voor de termijnen, waarin het voor de overgangen verschuldigde recht betaald moet worden, heeft het alle beteekenis verloren, daar deze ter-mijnen thans geregeld zijn in I. St. 1924 : 291 en losgemaakt zijn van die overschrijving zelve.

11. Verlenging van den termijn voor de overschrijving

kan slechts worden toegestaan wanneer belanghebbenden in de onmogelijkheid verkeeren om de overschrijving tijdig te doen plaats hebben. (Bijblad 2777). In de laatste jaren is men met de toepassing van dit bijblad zeer vrijgevig.

12. Bij de missive van den Directeur van Financiën d.d.

14 November 1890 : 17067 wordt bepaald, dat bij overgangen van onroerend goed door overlijden de termijn voor in-schrijving ingaat met den datum van overlijden en dat de boedelscheiding, zoo deze plaats heeft, een nieuwe gebeur-tenis daarstelt, welke eveneens door overschrijving behoort te worden gevolgd en wel binnen zes maanden na dag-teekening der deswege opgemaakte akte of overeenkomst, moetende indien de overschrijving tengevolge der

boedel-scheiding niet plaats heeft, binnen zes maanden na het over-lijden, daaraan voorafgaan een overschrijving binnen dien termijn ten name der gezamenlijke erfgenamen.

13. Bij Bijblad 5949 wordt bevolen dat voor de termijnen bij overschrijvingszaken dezelfde berekening moet worden gevolgd als bij de termijnen voor de rechten van successie en overgang. De berekening van die termijnen zal n.1.

ge-schieden overeenkomstig de in Nederland te dien aan-zien gevallen beslissingen. Als gevolg daarvan zal bij de berekening van den termijn voor het indienen eener aan-gifte de dag van het overlijden zelf niet meer meetellen.

Verder zullen de termijnen niet bij dagen, maar bij maanden geteld moeten worden. Valt de laatste dag van den termijn tot het doen van aangifte op een Zondag of op een feestdag als bedoeld in Bijblad 2815, dan kan de formaliteit den daarop volgenden dag, zonder verbeurte van boete, worden vervuld (zie Sprenger van Eyk; Successiewet § 245).

A r t i k e l 3 e n 4.

14. Deze zijn ingetrokken bij I. St. 1903 :224, waardoor

een groote vereenvoudiging is verkregen, aangezien men instede van drie termijnen van respectievelijk zes, zeven en negen maanden, nu nog slechts den algemeenen termijn van zes maanden van art. 2 Ov. Ord. heeft te betrachten.

A r t i k e 1 5, 6, 7 e n 8.

Deze zijn als vervallen te beschouwen sedert de in wer-king treding van de Ordonnantie op het Recht van Over-schrijving. (I. St. 1924 :291 art. 26 al. 2).

A r t i k e l 9.

Wanneer eene overschrijving, van de betaling van het recht ont-heven, niet binnen den bepaalden termijn plaats heeft, zal worden verbeurd eene boete van twee ten honderd van de getaxeerde waarde van het goed. Wanneer het verzuim begaan wordt omtrent een schip of vaartuig, waarvan geen getaxeerde waarde bekend is, zal de boete van twee ten honderd berekend worden naar den prijs, waarvoor de laatste eigendomsovergang of verkoop is geschied. (22 v; 39 Ov. Ord.)

15. Artikel 12 van I. St. 1924:291 regelt het geval dat verlenging kan worden gegeven van den termijn gesteld voor de betaling van het overschrijvingsrecht. Bij de thans bestaande regels der Overschrijvingsordonnantie wordt dus alleen verlenging van den termijn van overschrijving zelve gevraagd, wanneer het geldt overschrijvingen, die van het overschrijvingsrecht zijn ontheven (c.q. van het recht zijn vrijgesteld), zulks om de boete bij dit artikel bedreigd te ontgaan.

Volgens de Toelichting op het ontwerp der Ordonnantie op het Recht van Overschrijving heeft de verlenging van den termijn van betaling van het recht automatisch ten

ge-volge de verlenging voor denzelfden duur van den termijn voor de overschrijving zelve, bedoeld in art. 2 Ov. Ord.

A r t i k e l 10.

16. Dit artikel is thans als vervallen te beschouwen, daar bij I. St. 1924:291 bepaald en dus voor den fiscus vast-staande is, wie „belastingplichtig" zijn en wie voor de

„betaling" van het recht van overschrijving en voor de eventueel verbeurde verhoogingen „aansprakelijk" zijn en voorts waartoe die aansprakelijk gestelde belastingplichti-gen „verplicht" zijn. Zie art. 13 en 14 I. St. 1924 :291.

A r t i k e l 1 1.

(Gew. St. 1908:651; 1912 : 585). Geen overschrijving (voor zoo-ver betreft schepen ook geen inschrijving) aan het recht van ozoo-ver- over-schrijving onderworpen, zal door de daartoe gestelde ambtenaren worden toegelaten, zoo niet vooraf de belasting, daaronder begrepen ook die voor eventueele vroegere overgangen, is gekweten, en zulks op verbeurte van eene boete, gelijk aan het bedrag van de belasting, te betalen door den Griffier of Secretaris, die ten deze in verzuim zal worden bevonden (42 Ov. Ord.).

17. Een bepaling van gelijke strekking is ook opgenomen in St. 1924: 291, zie art. 18.

18. In de missive van den Directeur van Justitie d.d. 11 Mei 1889 No. 2909 en die van den Procureur-Generaal van 21 November 1889 no. 2364 wordt in verband met art. 1813 I. B. W. de vraag behandeld of de bij verkoop van onroerend goed gevoegde clausule van onherroepelijke machtiging van den kooper om zich de levering te verschaffen namens den verkooper, ook na den dood van laatstgenoemde nog geldig is en dus de overschrijvingsambtenaar daarop tot de over-schrijving mag overgaan in weerwil van het protest der

96

erfgenamen. Beide autoriteiten komen tot de slotsom, dat de verstrekte onherroepelijke volmacht tot overschrijving niet vervalt door den dood van den verkooper-lastgever.

19. In het Indisch Weekblad voor het Recht no's: 589 en 655 vindt men twee arresten van het Hoog-Gerechtshof, waarbij den overschrijvingsambtenaar de bevoegdheid wordt ontzegd om als rechter op te treden en de overschrij-ving te weigeren, wanneer de stukken, voorzoover de vorm aangaat, geheel in orde zijn.

A r t i k e l 12.

(Gew. I. St. 1908 : 651). Om de in- dan wel overschrijving van vaste goederen en van schepen te bewerkstelligen, zal men zich moeten vervoegen op plaatsen, alwaar een Raad van Justitie gevestigd is, hij den Griffier van denzelven, en elders bij het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, welke ambtenaar, na de bewijzen van gerechtigheid om

tot de in- dan wel overschrijving over te gaan, de kwitantiën van de betaalde verponding en alle andere tot de in- dan wel overschrij-ving benoodigde stukken, te hebben nagezien en in orde bevonden, zal verleenen eene ordonnantie van storting in duplo, welke de be-langhebbende zal aanbieden aan den ambtenaar, belast met het in ontvangst nemen van het recht van overschrijving, van welke ordon-nantie, na gedane betaling, ééne expeditie, voor voldaan geteekend, aan den belanghebbende zal worden teruggegeven (1, 11, 13, 18 v, 38 Ov. Ord.; 29 Ov.bep.; I St. 1880 :147 § 2).

#

20. Aangezien de regeling voor de afgifte van de ordon-nantiën van storting sedert wordt beheerscht door art. 14/16 van I. St. 1924 :291, zal dit artikel geheel moeten worden herzien. Wellicht verdient het aanbeveling dit artikel t e -zamen met art. 11 dezer ordonnantie opnieuw te redigeeren en wel in dier voege, dat den overschrijvingsambtenaar op

verbeurte van een boete verboden wordt tot eenige in-dan wel overschrijving mede te werken, alvorens hem uit de overlegging der benoodigde bescheiden (in het artikel nauwkeurig aan te geven), gebleken is de gerechtigdheid der gevraagde in- of overschrijving. Mede ware alsdan te bepalen dat, indien de overschrijvingsambtenaar meent de in- dan wel overschrijving niet te kunnen bewerkstelligen, hij daarvan schriftelijk aan belanghebbenden mededeeling moet doen onder opgave van redenen, teneinde hen in staat te stellen de gegrondheid daarvan te beoordeelen en bij niet accoord-bevinding de beslissing van den bevoegden rechter te kunnen inroepen, waarbij dan de weg,

verbeurte van een boete verboden wordt tot eenige in-dan wel overschrijving mede te werken, alvorens hem uit de overlegging der benoodigde bescheiden (in het artikel nauwkeurig aan te geven), gebleken is de gerechtigdheid der gevraagde in- of overschrijving. Mede ware alsdan te bepalen dat, indien de overschrijvingsambtenaar meent de in- dan wel overschrijving niet te kunnen bewerkstelligen, hij daarvan schriftelijk aan belanghebbenden mededeeling moet doen onder opgave van redenen, teneinde hen in staat te stellen de gegrondheid daarvan te beoordeelen en bij niet accoord-bevinding de beslissing van den bevoegden rechter te kunnen inroepen, waarbij dan de weg,