• No results found

De afwijkende tijdsbepaling van een half jaar en een jaar in het eerste lid steunde waarschijnlijk op de

over-weging dat het aantal akten bij de Raden van Justitie op de hoofdplaatsen in bewaring, beduidend meer in aantal zouden zijn dan daarbuiten. Wellicht heeft de practijk anders geleerd en ware een uniforme regeling aan te bevelen.

44. In verband met art. la Ov. Ord. zijn in de daar ge-noemde afdeelingen de Griffiers der residentiegerechten verantwoordelijk voor de bewaring der minuten,

45. Bij I. St. 1895 :61 is bevolen: l e , de overbrenging der ter griffie van den Raad van Justitie te Batavia aanwezige eigendomsakten, welke dagteekenen van voor het jaar 1800, naar het oud-archief der Algemeene Secretarie ter bewaring door den Landsarchivaris en 2e. de overbrenging van de in het oud-archief der Algemeen-Secretarie aanwezige

eigendomsakten, welke dagteekenen van het jaar 1800 en volgende jaren, naar de Griffie van den Raad van Justitie te Batavia ter bewaring door den Griffier aldaar.

46. I. St. 1851 :36 regelt de taak van de Algemeene Rekenkamer in zake beschikkingen of overeenkomsten, voorschrijvende het leggen van hypothecair verband ten behoeve van het Gouvernement, zoomede inzake

eigen-domsbewijzen van vaste goederen, den Lande toebehoorend en effecten, Landseigendom zijnde.

A r t i k e l 2 6.

In de akte zullen niet alleen de namen van al de comparanten en belanghebbenden, maar ook de namen van allen (levend of dood), in wier plaats en naam zij compareeren, voluit geschreven en bekend gesteld moeten worden, zonder dat zulks door de letters q.a. of c.s„

dan wel door de woorden cum suis of op eenige andere wijze, bij verkorting, zal mogen aangeduid worden.

De koopsom en de geleende kapitalen zullen steeds in schrijfletters voluit moeten uitgedrukt worden, alles sub poene van een boete van f 25 tot f 100, door den Griffier of Secretaris, voor elke overtreding te verbeuren, ter bepaling van den Rechter. (42 Ov. Ord.).

47. Zie aanteekening 37.

48. Gelijk onder aanteekening 37 is opgemerkt, zal meer uniformiteit in de redactie moeten worden betracht door voor te schrijven de vermelding van de voornamen en den naam van ieder der comparanten enz., een wijze van uitdrukken die ook in het I. R. N. en het I. R. B. St. wordt ge-volgd. Het artikel zegt voorts niet duidelijk op welke wijze de namen vermeld moeten worden. Volgens dat voorschrift zou de vermelding: ,,Piet, Frans en Jacoba Domps" toege-staan zijn, hoewel een dergelijke wijze van vermelding geen aanbeveling verdient, omdat eventueele weglating van een komma of een verbindingsteeken twijfel kan doen rijzen.

Ook verdient afkeuring een vermelding: „Gerard Kramer, als vader en voogd over zijn kinderen Hendrik en Agnes,"

hoewel zij aan de voorschriften van de wet voldoet. Even-wel bestaat de mogelijkheid, dat de geslachtsnaam dier kin-deren veranderd is en omtrent dergelijke punten mag een akte geen twijfel overlaten. Hoewel nergens met zooveel woorden gezegd, is het in de practijk veelal gebruikelijk in de gerechtelijke akte alle soorten van getallen in schrijf-letters en niet in cijfers uit te drukken.

A r t i k e l 2 7 .

Ingeval van overschrijving van eenig vast goed, met bijzondere lasten of servituten bezwaard, hetzij die daarop reeds liggen, of nieuwelings gelegd worden, zullen dezelve in den nieuwen koop- of overschrijvingsbrief, duidelijk moeten omschreven worden, op gelijke

boeten, tegen den nalatigen Griffier of Secretaris, als bij het voor-gaande artikel is bepaald, met afschaffing mitsdien van het veelal bestaande gebruik, om van die servituten of lasten, blootelijk in on-bepaalde bewoordingen en met verwijzing tot vroegere koopbrieven, te gewagen. (42 Ov. Ord.).

49. L St. 1923 : 632 art. 2 bepaalt, dat met betrekking tot de inschrijving van de in het vorige artikel bedoelde on-roerende goederen (n.1. overeenkomsten tusschen zelf-besturende landschappen en gebiedsdeelen met eigen geld-middelen tot overdracht om niet van onroerende goederen, deel uitmakende van het gebied van dat landschap), vrij-stelling wordt verleend van het voorschrift, vervat in art. 27 Ov. Ord.; voor zoover de in genoemd artikel bedoelde lasten en servituten niet behooren tot de rechten, van welke ingevolge het K. B. van 6 Mei 1915 no. 23 (I. St. 1915 :474) een titel van aankomst op de aldaar vermelde wijze open-baar is gemaakt. Door deze verordening vervalt de regeling

van I. St. 1917:246.

A r t i k e l 2 8 .

De procuratiën of andere instrumenten en schrifturen, waaruit comparanten hunne bevoegdheid ontleenen, zullen in de akte duide-lijk worden omschreven, op geduide-lijke boete tegen den nalatigen Grif-fier of Secretaris, als bij de laatst voorgaande artikelen is bepaald.

Wanneer deze instrumenten speciaal tot het passeeren der akte ver-leend zijn, zullen zij aan de minuut van dezelve gehecht doch anders aan belanghebbenden teruggegeven worden (42 Ov. Ord.).

Klerken of andere geëmployeerden bij de Griffie of Protocol-kantoren der Raden van Justitie en op plaatsen waar de akten voor den Residentier-echter worden verleden, klerken of andere geëmplo-yeerden bij de Griffie of het Protocollenkantoor van het residentie-gerecht, zullen niet geadmitteerd worden, om, bij het passeeren van koop- en hypotheekbrieven of andere in deze ordonnantie genoemde

akten, anderen te vertegenwoordigen, dan alleen in het geval, dat zü als executeuren in sterfboedels of als generale procuratiehouders verschijnen.

50. Onder procuratiën of andere instrumenten of schrif-turen kunnen vallen de volmachten, aanstellingen, voogd-en executeursbvoogd-enoemingvoogd-en voogd-enz. De aanhechting der stuk-ken, voorzoover zij speciaal tot het passeeren der akten werden afgegeven, is noodzakelijk om latere verwisseling te voorkomen en opdat te allen tijde nagegaan zal kunnen worden in hoeverre comparanten tot de verrichte handeling bevoegd waren. In andere gevallen wordt van zoodanige stukken volledig melding gemaakt in de akten, waarin ze aan belanghebbenden worden gerestitueerd.

A r t i k e l 2 9.

Het is uitdrukkelijk verboden eenig gedeelte der akten onleesbaar te maken, maar zullen alle doorhalingen moeten worden bewerk-stelligd, door middel van een dunne streep, zoodanig, dat de door-gehaalde woorden, welker getal in margine der akten zal worden bekend gesteld, duidelijk leesbaar blijven.

Bijvoegingen of veranderingen zullen niet anders mogen plaats hebben, dan bij wijze van renvooi in margine onder vermelding van het getal bijgevoegde of veranderde woorden.

Wanneer de renvooyen of apostillen te uitgebreid zijn, om in margine gesteld te worden, zullen zij voor het sluiten der akte aan den voet of het einde derzelve worden geschreven.

De doorhalingen, bijvoegingen of veranderingen in margine of aan den voet der akten, zullen door al de onderteekenaren der akte goed-gekeurd, en ten blijke daarvan, alsmede door hen onderteekend worden.

De Griffier of Secretaris welke de voorschriften van dit artikel niet in acht neemt, zal telken reize verbeuren een boete van f 25 tot f 100, ter bepaling van den Rechter. (45 Ov. Ord.).

51. Zie de aanteekening 38, In dit artikel wordt een bepaling gemist als die welke voorkomt aan het slot van art. 34 I. R. N. en volgens welke aan het slot der akte moet worden vermeld of zij al dan niet met renvooyen, door-halingen of bijvoegingen is verleden en zoo ja, met hoevele.

Veel waarde behoeft aan een dergelijk voorschrift echter niet gehecht te worden, omdat ook verandering in de ver-melding van het aantal bijvoegingen enz, nergens verboden is. Alleen met een dergelijk verbod heeft die bepaling waarde, vermeerdert zij de authentieke waarde der akte en is haar opname in de wet aan te bevelen. Ten slotte missen we in dit artikel een bepaling als die van art. 26 I. R. N., volgens welke „de noodzakelijk overgebleven vak-ken in het lichaam der akte, vóór de onderteevak-kening door één of meer duidelijke inktstrepen, voor verdere beschrij-ving onbruikbaar gemaakt moeten worden." In de praktijk wordt het veelal gedaan.

A r t i k e l 3 0 .

Bij elke overschrijving en beleening van eenig vast goed, zal van dezelve door den Griffier of 'Secretaris zoo op de mimait, als op de gros van den laatsten eigendomsbrief, aan den voet, onder zijne handteekening, duidelijke aanteekening worden gehouden, met ver-melding, in het laatste geval, van den datum en het nummer van den verbandbrief, den naam van den verbandhouder, en de som in letters, voluit geschreven, waarvoor het goed verbonden is, een en ander op verbeurte dezelfde boete voor elke overtreding als bii het laatst voorgaande artikel is bepaald. (42 Ov. Ord.).

(Toeg. I. St. 1909 :212). Ingeval op tot het Staatsdomein behooren-de gronbehooren-den gevestigbehooren-de zakelijke rechten van opstal of erfpacht zijn vervallen verklaard, dan wel, hetzij door prijsgeving door den zake-lijk gerechtigde, hetzij doordat die rechten bij openbaren verkoop aan den Lande zijn toegewezen, of, ingevolge eene door den rechter ten

behoeve van den andere uitgesproken onteigening ten algemeenen nutte zijn teniet gegaan, zal hiervan een gelijke aanteekening als in het vorig lid bedoeld worden gesteld op de laatste van het zakelijk recht opgemaakte gerechtelijke akte, zoomede, indien het zakelijk recht met hypotheek was belast, op de minuut van den schuldbrief. De betrokken ambtenaar zal hiertoe overgaan:

ingeval van vervallenverklaring na ontvangst van een afschrift van het in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest van vervallen-verklaring, dan wel nadat hem zal zijn ter hand gesteld het besluit van den Gouverneur-Generaal tot vervallenverklaring en het relaas van beteekening daarvan;

(Aangev. I. St. 1910 :547) ingeval van prijsgeving, na ontvangst van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur van het daarop betrekking heb-bend, aan dezen uitgebracht exploit dan wel van het afschrift van het besluit van dien Gewestelijken Bestuurder, houdende constateering van de prijsgeving van rechten van opstal of van voor de uitoefening van den kleinen land- of tuinbouw verleende erf pachtsrechten;

ingevolge toewijzing bij openbaren verkoop, na ontvangst van het betrekkelijk authentiek uittreksel uit den vendurol; en

ingeval van onteigening ten algemeenen nutte, na ontvangst van een afschrift van het in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest van onteigening.

52. Jammer is het te noemen dat de waarborg in het eerste lid gegeven weer opgeheven is door het bepaalde bij I. St. 1853 :62a, hetwelk bepaalt dat de aanteekeningen op de gros van den laatsten eigendomsbrief slechts dan zullen behoeven plaats te hebben, wanneer de vertooning daar-van mogelijk is of niet geweigerd wordt, aangezien nu de overlegging aan het goeddunken van partijen is overgelaten.

Zoo de gros der gerechtelijke akte niet kan worden over-gelegd, zou altijd gehandeld kunnen worden overeenkom-stig de bepaling van art, 856 I. B. Rv., zoodat de werking van

I, St. 1853:62a ware op te heffen in het belang van den