• No results found

VOORDEELEN VAN HET THANS IN NED.-INDIE VIGEEREND STELSEL BOVEN DAT NEERGELEGD

IN HET NED.-INDISCH B. W.

Wat het karakter van het thans in Ned.-Indië vigeerend stelsel aangaat, zoo doet het aanstonds denken aan een negatief stelse^ want het laat uitwinning in de derde en verdere hand toe. Aan de andere zijde echter vertoont het onmiskenbaar trekken die aan het positieve stelsel doen denken en wel in de volgende opzichten:

1. het ambtelijk vooronderzoek met de actieve rol van den overschrijvingsambtenaar;

2. voorkoming van boekingen die den waren rechtheb-bende in een negatief stelsel zouden nopen een uitwinnings-actie in te stellen en hem in een positief stelsel na een hernieuwde overdracht van zijn recht zouden berooven;

3. eenheid van boeking.

Wat dit laatste beteekent dient nader te worden toe-gelicht. Bij het Indische stelsel van boeking wordt het amb-telijk onderzoek naar de gevallen waarin de in te schrijven titel den ingeschrevene niet tot rechtsverkrijger van den eigenaar zou stempelen, doch van een derde die zelf niet gerechtigd was of wel naar de gevallen waarin inschrijving zonder eenigen titel zou plaats hebben, vergemakkelijkt door het feit dat alle boekingen ten aanzien van een bepaald perceel een keten vormen met een onverbrekelijk causaal verband, hetwelk daarin bestaat, dat de rechtsauteur van den laatsten verkrijger zijn recht zelf weer afleidt van een

vroeger geboekte, enz. Elk perceel heeft zijn eigen doorloopende geschiedenis en kunnen de boeken dus op een gegeven oogenblik slechts één persoon als den waren eigenaar aanwijzen, t.w. den laatste van den ganschen keten (of meerdere gemeenschappelijk). Door het feit nu, dat bij de boeking van dezen laatste tevens alle door zijn voorganger of door hemzelf gevestigde of nog te vestigen zakelijke rechten kortelijk vermeld worden, is degeen, die inzage der stukken neemt, bij wijze van spreken, in staat op de laatste bladzijde der geschiedenis een volledig in-zicht te krijgen van den waren rechtstoestand van het perceel op dat tijdstip. Bij het systeem der Nederlandsche registratie, overgenomen in het I. B. W., is dit niet zoo eenvoudig, omdat daarbij die causale keten ontbreekt, althans geen waarborg bestaat dat die gevormd is. Deze eenheid van boeking nu wordt wel aangetroffen in het thans nog geldend Ned.-Indische stelsel, omdat daarbij ten allen tijde de rechtstoestand der perceelen is na te gaan uit de minuten der laatste eigendomsacten, waarop n.1. in eigen-handig door den overschrijvingsambtenaar onderteekende

aanteekeningen alle zakelijke rechten, op die perceelen rustende, staan vermeld.

Heeft het Ned.-Indische stelsel dus op een zuiver negatief stelsel voor, dat het de kansen op uitwinning zoo gering mogelijk maakt, op het positieve stelsel heeft het voor, dat geen rechtmatig eigenaar zijn recht kan verliezen zonder zijn toedoen en buiten zijn schuld (spoliatie). Mocht een vergissing in de boeking zijn begaan, zoo betaalt toch de nieuwe verkrijger het gelag in plaats van den ouden recht-hebbende. Dat dit een gezond beginsel is, zal ieder moeten toegeven, want al acht men de spoliatie een groot kwaad, ook de uitwinning is een euvel, zich kenmerkende in een groote hardheid des rechters, welker voorkoming gewenscht

is, omdat daardoor een bonafide verkrijger zich zijn goed ontnomen ziet tengevolge van de gebreken die aan het recht zijns auctors kleefden. Het Ned.-Indische „tusschenstelsel"

ondervangt dus gedeeltelijk de hoofdbezwaren welke tegen het zuiver positieve en zuiver negatieve stelsel worden aangevoerd.

Gaan we nu na en trachten we te weerleggen de argu-menten, aangevoerd tegen de handhaving van het thans in Ned.-Indië vigeerend stelsel.

1. Het Concordantiebeginsel, neergelegd in art. 75 R. R, en overgenomen in art. 131 van de Wet op de Staatsinrich-ting van Ned.-Indië, eischt de volledige doorvoering van de bepalingen van het I. B. W., hetwelk grootendeels een afspiegeling is van de regeling in het N. B. W. gelijk we reeds zagen.

2. Art. 139 I. R. O. verzet zich tegen de toepassing van verordeningen, die de strekking hebben om de overschrij-vingsordonnantie, wat de na te leven formaliteiten betreft, in stand te houden. Door dit artikel, hetwelk de Ned. R. O.

niet kent, heeft de wetgever duidelijk willen doen uitkomen, dat hij wenschte te breken met het thans in Ned.-Indië geldend stelsel, krachtens hetwelk de rechterlijke macht geroepen is om mede te werken tot de vestiging en opdracht van onroerende zaken en schepen en het verleenen van hypothecaire verbanden.

3. Het Ned.-Indische stelsel zou niet toelaten dat on-roerende goederen in verschillende residentiën gelegen, bij één en dezelfde acte hypothecair worden verbonden.

4. Het ambtelijk vooronderzoek brengt belemmering in het verkeer teweeg en een trage wijze van boekhouding en is in strijd met den vrijen Nederlandschen Volksaard, die niet

„gemaszregelt" wil zijn.

5. Waarom zou een notaris niet even nauwgezet deze

functie van den overschrijvingsambtenaar kunnen vervul-len? Trouwens, in de praktijk heeft het vooronderzoek meest plaats door een geroutineerden klerk.

De argumenten sub 1 en 2 zijn van zuiver formeelen aard en mogen niet overwegend genoemd worden. Met het Con-cordantiebeginsel werd alleen beoogd het belang van Ned.-Indië, en diende dat beginsel om te voorkomen dat de koloniale wetgeving ten achter bleef en de verbeteringen in de wetgeving van het moederland aangebracht, daar buiten toepassing zouden blijven. Het kan echter nimmer de bedoeling zijn geweest in de grondwet van Ned.-Indië een bepaling op te nemen die ten doel zou hebben een b e t e r e aldaar geldende regeling voor een slechtere te ver-ruilen, alleen ter wille van de gelijkheid van wetgeving. In deze moeten de eischen van de praktijk den doorslag geven en deze eischen zijn gericht op een zoo groot mogelijke rechtszekerheid ten aanzien van den eigendom van den grond en alles wat daarmede samenhangt, omdat zulks een goedkoop grondcrediet schept, hetgeen in Ned.-Indië een eerste vereischte mag heeten, Bovendien is die rechts-zekerheid daarom te meer urgent, omdat in een land als Ned.-Indië een deel der bevolking vlottend genoemd kan worden, zoödat mutaties meer nog dan in Nederland aan de orde van den dag zijn.

Ook het tweede argument moet voor de meer practische overwegingen van de voorstanders tot handhaving van het thans in Ned.-Indië vigeerend stelsel, welke nader zullen worden besproken, wijken. Gebleken is, dat bij alle pogin-gen, die in de laatste driekwart eeuw gedaan zijn om te geraken tot de volledige doorvoering van het stelsel van het I. B. W., men in Ned.-Indië zelf, zoowel van ambtelijke als van particuliere zijde er weinig voor voelde en aan-drong op de bestendiging van het oude systeem, dat in den

loop der jaren zijn deugdelijkheid heeft bewezen en hetwelk de volle sympathie geniet van degenen, die de werking ervan hebben leeren kennen en waardeeren.

W a t het argument sub 3 aangaat, zoo is dat van zeer ondergeschikt belang te noemen, wanneer men in aanmer-king neemit dat zulke gevallen vrijwel ondenkbaar zijn, omdat zoowel de registratie als de verponding residentie-gewijze geschiedt, terwijl ook de kadastrale afdeelingen binnen diezelfde residentiegrenzen blijven, zoodat geen on-roerend goed dat zich over meer dan één residentie uit-strekt in één en dezelfde eigendomsakte zal zijn om-schreven.

Blijven ten slotte over de argumenten sub 4 en 5, beide het ambtelijk onderzoek betreffend. In de eerste plaats moet er dan op gewezen worden dat het gedeelte van het argument, uitgaande van het standpunt, dat genoemd onder-zoek in strijd zou zijn met den vrijen Nederlandschen volks-aard, voor Ned.-Indië niet opgaat. Niet alleen is men daar sinds jaren aan dat onderzoek gewend, doch zooals reeds boven was gezegd, zou men het zelfs ongaarne zien ver-dwijnen. Integendeel, de hardnekkige doorvoering van het stelsel van het I. B. W., tegen alle uitdrukkelijke argumen-ten en verzoeken in, zou een door niets gerechtvaardigde inbreuk zîjn op dien vrijen volksaard, waaraan de Neder-landsche wetgever niet mag medewerken. Daarbij mag men vooral niet uit het oog verliezen dat een groot voordeel van het ambtelijk onderzoek reeds dadelijk opvalt wanneer men bedenkt dat niet alleen Europeanen, doch ook In-landers en Vreemde Oosterlingen aan het stelsel van over-schrijving kunnen zijn onderworpen, en dat dezen, vooral wat de Inlanders betreft, nog meer behoefte hebben aan

„ b e l a n g e l o o z e n" en „ n i e t k o s t b a r e n " rechts-bijstand dan de Europeanen.

W a t nu betreft de belemmering van het verkeer en de trage wijze van boeking, door het ambtelijk vooronderzoek veroorzaakt, zoo mag men vooral niet uit het oog verliezen dat ook in Nederland voor het sluiten van transacties als hier bedoeld ,wel degelijk een onderzoek moet plaats heb-ben, al is het dan niet door een ambtenaar. Dat onderzoek nu is in het Nederlandsche stelsel zonder verificatie, zonder eenheid van boeking, veel en veel lastiger en ingewikkelder dan in een stelsel waar die beide factoren wel bestaan. Dat onderzoek kost dus ook veel aan tijd, doch die tijd aan dat vooronderzoek besteed, wordt nooit gerekend.

Voorts mag men niet vergeten dat de overschrijvings-ambtenaar aan vaste voorschriften gebonden is, zoodat er geen enkel bezwaar tegen bestaat om hun plichten jegens het publiek eventueel nog strenger voor te schrijven en te omlijnen dan tot nu toe reeds het geval was. Men begrijpe mij hierbij niet verkeerd. Het ligt niet in mijn bedoeling rechtstreeks of zijdelings te kennen te geven, dat zij hun plichten thans niet naar behooren zouden vervullen; in-tegendeel, want in spoedeischende gevallen staan zij steeds klaar voor het publiek, ook op andere dan de vaste zittings-dagen 1).

Het sterkste argument tegen bovenstaande bewering, als zou het ambtelijk onderzoek den gang van zaken'vertragen en belemmeren, is echter wel gelegen in het feit dat zelfs de handel in Ned.-Indië aandringt op het behoud van het huidige stelsel.

Een andere vraag is natuurlijk, aan wien dat onderzoek bij voorkeur zal zijn op te dragen, hoewel dit niet het principe der kwestie raakt, doch slechts de wijze van uit-voering betreft. Door notaris Moll werd op de

Nederland-1) Zie over de werking van het N. I. stelsel nog het opstel van Mr. J. H.

A b e n d a n o n ; T. R. N. I. dl. 73, blz. 1 e.v.

sehe Juristen Vereeniging in 1893x) opgemerkt, dat de notaris dit onderzoek veel beter zou kunnen doen dan een ambtenaar, omdat hij door zijn jarenlange werkzaamheden in dezelfde gemeente meer dan iemand anders bekend is met de familiebetrekkingen en de rechtsbevoegdheid van personen, op grond van huwelijksche voorwaarden, uiterste willen, verlies van en herstel in de voogdij enz. Dit argu-ment verliest in Ned.-Indië reeds dadelijk zeer veel van zijn kracht, want daar rouleeren zoowel het publiek als de notarissen en tijdelijk-vervangende notarissen veel sneller dan in Nederland. Bovendien heeft een notaris geen regis-ters, waaruit de rechtstoestand van perceelen kan blijken.

Als gevolg daarvan heeft de praktijk aangetoond dat bij examinatie door het kadaster van stukken, benoodigd voor de overschrijving, meermalen fouten in notarieele akten werden aangetroffen betreffende opgave van verpondings-nummers, data, nummers van meetbrieven, kadastrale kenmerken enz. Alle gegevens, die de notaris voor zijn overdrachtsakte volgens de nieuwe wetgeving noodig heeft, kan het kadaster direct verstrekken. Overigens werd er in dit verband nog op gewezen, dat de vraag zou kunnen rijzen of het publiek niet beter of althans sneller bediend zou worden door personen die bij een snelle bediening van dat publiek belang hebben en die, waar zij geen vaste kan-tooruren hebben, meer op ieder oogenblik van den dag voor het publiek bereikbaar zijn. Hierboven gaven wij reeds aan dat ook de overschrijvingsambtenaren hun taak breed op-vatten. Bovendien is hun hulp èn belangeloos, hetgeen óók veel vóór heeft, èn kosteloos, zoodat van genoemd argument weinig overblijft.

Dat het ambtelijk vooronderzoek plaats heeft door een

1) Handelingen. Ned. J u r i s t e n Vereeniging 1893, I blz, 252 e.V.; blz. 307.

geroutineerden klerk, doet niets terzake, daargelaten nog dat het sterk overdreven is, want alle voorafgaande be-moeiingen blijven gedekt door de verantwoordelijkheid van den overschrijvingsambtenaar.

Uit het bovenstaande kan genoegzaam blijken dat het ambtelijk onderzoek op zichzelf niet verwerpelijk is, trou-wens geen der critici heeft kunnen volhouden dat de werking ervan verkeerd was. De noodzakelijkheid van een verandering van stelsel bestaat derhalve niet; integendeel valt een verandering onder de huidige omstandigheden nog om twee redenen af te raden:

1. De strijd tusschen de voorstanders van het positieve en negatieve stelsel is nog steeds niet beslecht ten voordeele van één der stelsels en zou het op grond daarvan verkeerd zijn reeds op dit oogenblik tot de toepassing van het zuivere negatieve stelsel van het I. B. W. over te gaan, nu daarvoor bovendien in Ned.-Indië zelf weinig enthousiasme bestaat.

Doch te meer klemt dit, omdat zooals de zaken nu staan, de toekomst schijnt weggelegd voor het positieve stelsel, gezien het aantal landen met het positieve en het negatieve stelsel. Tot het positieve stelsel zal men later, zoo noodig, gemakkelijker kunnen overgaan als men het huidige tusschenstelsel behoudt, dan dat men nu overgaat tot het zuivere negatieve stelsel van het I. B. W.

2. Overigens zij opgemerkt dat dezelfde argumenten, welke de Staatscommissie van het jaar 1887 in Nederland voor het behoud van het negatieve stelsel aanvoerde, v.n.1.

vervat in de zinsnede:

„Het is niet de eenige vraag of het besproken stelsel (n.l. het

„positieve), voordeelen aanbiedt van meer gewicht dan de daar-aan klevende bezwaren, maar bovendien, en nog meer, of het

„geraden is op dien grond omver te werpen dat, waarmede tal

„van jaren is gewerkt, waaraan men gewoon is en waarvan men

„de gebreken kent, zoodat men deze dan ook zooveel mogelijk

„kan neutraliseer en."

voor Ned.-Indië met evenveel klem pleiten ten voordeele van het behoud van het daar vigeerend stelsel. Mogen er dan gebreken aan dat stelsel kleven, daartegenover staan groote verdiensten en voordeelen boven het stelsel van het I. B. W. Enkele dier voordeelen leerden we reeds kennen, t.w.:

1. het tusschenstelsel ondervangt voor een groot deel de hoofdbezwaren zoowel van een zuiver positief als van een zuiver negatief stelsel;

2. de eenheid van boeking en openbaarheid aan het Ned.-Indische stelsel inhaerent;

3. het is minder kostbaar en voorziet in een behoefte aan belangeloozen rechtsbijstand v.n.1. ten opzichte van Inlan-ders en Vreemde Oosterlingen;

4. het bevordert de rechtszekerheid, ten aanzien van den eigendom van den grond, te meer urgent gezien het land met de vlottende bevolking en schept een goedkoop grond-crediet.

Doch er zijn meerdere voordeelen:

5. niet alleen overdracht van den eigendom door levering, doch elke eigendomsovergang wordt geboekt;

6. levering en openbaarmaking vallen samen. De levering geschiedt bij gerechtelijke akte in het openbaar. Hier dus geen inschrijving van een reeds geschiede levering zooals in het I. B. W., doch de levering zelf ten overstaan van den ambtenaar;

7. het is mogelijk de obligatoire overeenkomst in de akte te doen opnemen, al ware deze, bijvoorbeeld bij koop en verkoop, mondeling geschied. Hiermede wordt dus niet

beweerd dat de overschrijvingsambtenaar in de bevoegd-heden van den notaris mag treden en elke willekeurige koopacte mag opmaken, doch wel mag hij in de akte van levering, door hem ambtshalve opgemaakt, de plaats gehad hebbende koop opnemen. (Zie blz. 22/23; 64).