‘Heimwee naar vrouw en telg?’ vroeg ik schertsend, om hem op te wekken. Jog
knikte afwezig. En ik wist meteen, Julie kennend, dat hier meer achter stak. Toen na
den eten Leo en Connie zaten te schaken - Ma Ralandt had Connie in haar prille
jeugd gedwongen om schaken te leeren, waar Connie nu de zoete vruchten van plukte
- schoof ik naar Jog, die verscholen in de erker boven zijn krant uitstaarde. Ik tikte
hem op zijn knie.
‘Is er iets Joachim?’
Jog schrok op.
‘Vertel het je zuster maar. Heb je 't niet prettig gehad in Bergen?’
‘Hoe weet je dat?’ vroeg Jog onhandig.
‘Helderziendheid. Wat mankeert er aan?’
‘Och met dit weer vindt Julie het zoo triest in Bergen. Daar schijnt ze onder te
lijden. En ja, dat slaat op mij terug natuurlijk.’
‘Is er iets Joachim?’
‘Mol was toch goed, he?’
‘Best. 't Is alleen - Julie ziet er ook niets goed uit. Heb jij dat ook Joost, dat dit
weer,’ - en Jog knikte naar buiten, waar onze laan reeds in een gezellige modderpoel
herschapen lag - ‘invloed heeft op je stemming?’
‘Ik voel me inwendig als een brieschende leeuw,’ zwoer ik. ‘Maar ik kan me
beheerschen.’
‘Nu, en dat lukt Julie niet, blijkbaar.’ Jog zuchtte. ‘Ja, en wat kan ik er aan doen? Ik
heb haar al voorgesteld om een week in Noordwij k te gaan logeeren. Maar ze zegt,
dat ze daar nog triester wordt. Dwaasheid natuurlijk, doch wat geeft het, dat ik al
tracht haar dit aan het verstand te brengen? Julie wil niet naar rede luisteren.’ Jog
zuchtte.
‘Nee, dat heb je meer met vrouwen,’ troostte ik hem. ‘Ga nooit voorgoed met Julie
buiten wonen Joachim. Want dan lijdt ze een heel jaar onder de wispelturigheid der
elementen.’ Ik dacht even na. ‘Zegt Julie ook niet, wat ze dan wel het liefst wil?’
‘Nee... ee,’ Jog aarzelde.
‘Jawel Jog!’
‘Nu, het liefst wil ze, dat ik probeer het huis weer te verhuren. Dan komt ze weer
in de stad terug, en wil in mijn vacantie met Mol en Nurse naar Scheveningen en
pension.’
‘En jij dan?’
‘Ja, ik ook natuurlijk,’ zei Jog wat lamlendig.
‘Wacht nu eerst nog een weekje, tot het weer misschien opnieuw gaat opbloeien.
Dan trekt Julie wel bij. Of leer biljarten dan kun je het Julie weer leeren, en kan ze
zich gedurende je afwezigheid oefenen.’
Jog glimlachte triest. ‘Je maakt er een grapje van Joost.’
‘Jongen, ik ben in bittere ernst. Ik verzin middelen om je te helpen. Heusch! Ik
wou dat ik een familie wist, waaraan je het huis met winst kon overdoen. Dan zou
je nog een lichtelijke huizemakelaar kunnen worden Joachim.’
‘Ik wou, dat ik het Julie niet had toegestaan om dat enorme huis te huren.’ Jog
vouwde zijn krant dicht.
‘Maar lieve jongen, dan had je een andere hartewensch moeten vervullen. Zoo
zijn wij nu eenmaal.’
‘Spreekt Julie wel eens intiem met je Joop?’
‘Nooit!’ zei ik.
‘Maar de laatste keer, dat we hier waren, heb je toch zeker ook wel gemerkt, dat Julie
ontevreden was. Zoo is ze al een heele tijd. Niets schijnt haar blijvend te voldoen.’
Opeens had ik een heldere ingeving. ‘Jog, leer dansen. Leer in elk geval dansen.
En tracht Julie dan lichtelijk jaloersch te maken. Ja, dat hoeft meteen niet, maar over
een paar maanden bijvoorbeeld, als jij je in het mondaine leven hebt gestort. Je zult
eens zien, hoe gauw Julie dan weer tevreden met jou wordt.’
‘Dus je denkt, dat ze ontevreden met mij is?’ Jog keek onthutst.
‘Och, ik zeg het misschien een beetje raar. Maar, ik bedoel het goed. En ik zal je
wel helpen.’
‘Maar, moet ik Julie jaloersch maken?’ vroeg Jog weer, en hij had een ontdaan
gebaar, alsof ik hem voorstelde Julie meteen een kopje kleiner te maken.
‘Ja!’ knikte ik. ‘Is dat zoo erg? Je kunt je misschien voor mij gaan interesseeren,
en mijn lof zingen bijvoorbeeld.’
‘O, maar dat doe ik al,’ zei Jog blij.
‘Nu, dat geeft dan niet voldoende, omdat ik in de familie ben. Maar we zullen wel
een ander uitpikken voor jou. Laat dat maar aan mij over,’ knikte ik bemoedigend.
‘Joop, je bent een gevaarlijke vrouw,’ zuchtte Jog. ‘En de ellende komt over jouw
hoofd hoor.’
‘Afgesproken,’ stemde ik toe. En toen stak ik beide armen omhoog, want door de
laan kwam Kit aanbaggeren, Kit met een koffertje aan de hand en een parapluie onder
de armen, terwijl het water van haar schouders stroomde.
‘Ja,’ zei ze, toen ze in onze zitkamer stond, en haar ondeugende oogen tintelden,
‘ik heb een onverwacht vierdaagsch extra verlof, omdat ik mijn vacantie pas in
September krijg. En ik verlangde zoo naar jullie allemaal,’ - Kit had een breed
armgebaar - ‘dat ik op de eerste de beste trein ben
gestapt om jullie te verrassen. Vin je 't erg Joop?’
‘Kind, ik vind het heerlijk. Je kunt bij Connie in het lits-jumeaux sluimeren, je
kunt voor ons zingen, en je kunt Jog leeren dansen. We hadden je bitter noodig.’
‘En, hoe vindt de heer des huizes het?’
‘Ik sluit me volkomen bij Jopie aan.’
‘Gelukkig,’ zuchtte Kit. ‘Ik wist niet, dat je al twee logé's had Joost, anders...’
‘Anders was je ook gekomen hè?’ En Kit lachte. Toen zei Connie: ‘Zou je je huis
maar niet herdoopen in de “Zoete Inval” Joost?’
En Leo zei: ‘Als nu morgen de andere clubleden ook zoo onverwacht verschijnen,
heeft Jog weer bijna zijn oude H.B.S.klas, compleet.’
‘Mijn liefste H.B.S.klas bedoel je,’ verbeterde Jog, en hij bloosde. En ik trapte
hem tegen zijn voetzool, en fluisterde: ‘Zoo ben je op de goede weg Joachim.’
Hoofdstuk V.
De zomer vloog voorbij. We hadden een lange wisselende reeks logé's, die allen
Hans Willem aanbaden. We leerden Jog dansen, Connie en ik - Julie was toch in
Bergen gebleven, waar ze gelukkig kennis gemaakt had met een Barones - en ik
smaakte paradijsvreugden, als ik met Jog over de parketvloer van de Hall hopste, en
Jog een angstige vinger in mijn rug prikte en een meter van me af een fox-trot danste
van eigen vinding. Leo op de Halltafel gezeten gaf luide instructies en Connie trachtte
piano te spelen en tegelijk naar ons te kijken, wat een onwelluidend resultaat had.
‘Jog, je moet me beter vasthouden,’ smeekte ik. ‘Nee, ik dring me niet op. Maar
je doet net, of ik je partner niet ben. Zoo zullen wij nooit in de moderne dancings
kunnen optreden.’
Jog veegde over zijn voorhoofd. ‘Joost, ik leer het nooit.’
‘O, toch wel. Dat zijstapje doe je al heel aardig.’
‘Ik verfoei het zijstapje,’ tierde Jog lichtelijk. ‘Ben ik erg ondankbaar Joop?’
‘Heelemaal niet. Je bent slechts eerlijk. Leo, laaf ons asjeblieft.’
Maar, na zoo'n dolle avond slipte ik soms uit mijn bed naar de wieg van Hans. En
dan ging ik in het donker bij zijn bedje zitten, en luisterde naar zijn ademhaling, die
zacht en regelmatig was. Een avond
vond Leo me daar. Hij was beslist ontdaan de lieve engel.
‘Joop, wat beteekent dat? Kindje, wat is er?’
Ik trok mijn kimono dichter om me heen. ‘Er is niets. Ik keer alleen maar tot mezelf
in.’
‘Maar wat zoek je daar een rare tijd voor uit.’
‘Ja, overdag is er geen gelegenheid tot zelfinkeer,’ zuchtte ik.
‘Joost, kom nu eerst eens mee naar onze kamer. Dan praten wij wel verder.’
‘Jongetje, er is niets meer te praten.’
‘Toch wel.’
‘Ja maar niet op dit misdadige uur.’ Want, ik dacht er gelukkig aan, hoe druk Leo
het overdag had.
‘Als je me dan belooft onmiddellijk te gaan slapen.’
‘Als een os,’ zei ik grif.
De volgende avond zei Leo: ‘Ik kan zeer waarschijnlijk de heele Septembermaand
vacantie nemen Joost. Hoe zou je het vinden om dan nog eens samen een
buitenlandsche reis te maken?’
In document
Cissy van Marxveldt, Joop en haar jongen · dbnl
(pagina 54-60)