• No results found

ijlde ik naar de rookkamer, waar Leo net de Piepert sigaren en sigaretten toeschoof. Ik bleef in de deuropening staan

‘Kijk die ontstelde oogen eens Papa.’ Leo stond op en kwam naar me toe. ‘Kom

nu eens rustig bij ons zitten, dan zullen we een moeilijk probleem voor je ontvouwen.

Hier op de divan naast mij. Behooren die slippen ook nog bij jou?’

‘Yes Sir,’ zei ik. ‘Piepert kijk niet zoo ernstig. Als U zoo kijkt, dan staat mijn

H.B.S.tijd weer levendig voor me. Ik behoef toch, hoop ik, geen examen meer te

doen?’

De Piepert schudde zijn grijze hoofd. Maar hij glimlachte. Ik vouwde mijn beenen

onder me als een Boeddhabeeldje. ‘Steek van wal asjeblieft.’

‘Joost, ik heb je verteld...’, begon Leo.

‘Nietwaar,’ interrumpeerde ik. Want Leo vertelt me bijkans nooit iets. De Piepert

fronste zijn wenkbrauwen. Dus voelde ik me geroepen mijn interruptie op te helderen.

‘Joost, ik heb je verteld,’ herbegon Leo genoeglijk, ‘dat de Directeur van onze

bijbank in Batavia gestorven is, nietwaar?’

‘Ja, twee maanden geleden.’

‘Je weet ook, dat er een waarnemend Directeur is benoemd.’

‘Ja, maar dat heeft Schoonpapa me verteld. Anders zou ik dat niet geweten hebben.

Ga door.’

‘Je weet dus vermoedelijk niet, dat het daar op het moment een groote warboel

is.’ Ik schudde mijn hoofd.

‘We hebben deze week al twee telegrammen gekregen, dringende telegrammen,

dat de overkomst van Papa of mij hoogst noodzakelijk is. Daarom keek ik straks

ernstig Joost, toen ik thuiskwam.’

Ik knoopte mezelf uit mijn Boeddha-houding.

‘En gaat Schoonpapa nu naar Indië?’ vroeg ik.

Toen zei Leo ernstig: ‘De beslissing is aan jou Joop. Papa heeft dadelijk voorgesteld

om zelf te

gaan, omdat hij begrijpt, dat het ellendig voor jou en voor mij is, als ik een half jaar

- misschien langer, daarvan is nu nog niets te zeggen - weg zal zijn. Maar daar staat

tegenover, dat ik Papa niet meer veerkrachtig genoeg vind om die groote reis te

ondernemen, temeer daar Papa in Batavia weken, misschien maanden, ingespannen

bezig zal moeten zijn om de zaken daar weer in het reine te brengen. En toch Joop,

als ik er aan denk, dat ik zoo lang weg zal zijn van jou en Hans, dan... neen, dan weet

ik werkelijk niet, wat het zwaarste weegt.’

‘Ik moet er even over nadenken,’ zei ik zacht. Ik gleed van de divan. ‘Ik moet er

alleen even over nadenken.’

Ik sloeg de gordijnen weg, en ging op het balcon staan. In de kamer achter me

wist ik de Piepert en Leo. Ik klemde mijn handen om de balconrand. Wat was daar

zoo opeens in mijn leven gekomen, dat alles veranderde? Ik dacht: ‘Ik kan Leo zoo

lang niet missen. Ik kan het niet. Ik zal ziek worden van eenzaamheid, als Leo weg

is. En Schoonpapa is nog zoo flink en nog krachtig. Schoonpapa wil toch immers

zelf ook gaan. Schoonpapa wil niet eens, dat Leo me alleen laat.’ Ik zuchtte. Een

bevrijdende zucht was het. Mijn borst zette zich uit: Ik kon Leo niet missen. Ik strekte

mijn hand al uit om de gordijnen terug te slaan, toen dacht ik: ‘En als Schoonpapa

ziek wordt op reis? Als dat groote werk in Batavia te zwaar blijkt? Dan zou ik mezelf

altijd, altijd moeten verwijten...’

Ik klemde mijn onderlip tusschen mijn tanden. Dan liep ik de kamer weer binnen.

Nu vroolijk zijn, dacht ik. Niets laten merken. Ik plofte op de divan neer. De Piepert

keek me aan. Leo keek me aan. Ik vertrok mijn mond op de manier, zooals Hans

lachte.

‘Natuurlijk moet jij gaan Leo,’ zei ik. De Piepert knikte een paar maal. ‘Flink zoo.’

Hij legde zijn sigaar neer. ‘Ik had niets anders van jou verwacht Joop.’

‘O, maar ik ga mee,’ zei ik. ‘Ik vind Indië wel een akelig mystiek land, maar in zoo'n

korte spanne tijds zal ik wel niet door een slang worden gebeten, of door een

inboorling worden vermoord. Denkt U ook niet Piepert?’

Leo nam mijn hand tusschen zijn beide handen. ‘En Hans dan?’ vroeg hij zacht.

‘O Hans!’ Mijn onderlip wilde trillen. ‘Die kan bij zijn diverse grootouders worden

ondergebracht.’

‘Meen je dat Joop?’

‘Ja, ja, ja!’

Toen zei de Piepert: ‘Ik vind je beslist heel ferm en heel loffelijk Joop. Maar wees

nu in alle opzichten flink. Je kunt niet mee Joop. Vooreerst zou je Leo in zijn werk

te veel belemmeren. Ja, lieve meid, onwillekeurig, al denk je van niet. Je zit

moederziel alleen op Batavia. Je voelt je daar eenzaam. Je mist je jongen, - je ziet,

dat ik mezelf nog heel bescheiden uitschakel Jopie - en dat werkt op Leo terug. Hij

zal jou zijn tijd moeten geven, die hij zoo hard noodig heeft. Vin je 't zelf wel

verstandig, dat je met hem mee zou gaan Joop?’

‘En zouden we Hans dan ook niet mee kunnen nemen?’

‘Wat is je eigen antwoord op die vraag?’ vroeg de Piepert.

‘Neen,’ zei ik zacht.

‘En wie hoort bij haar eigen jongen te blijven?’

‘U hebt gelijk Piepert. U hebt nog net als altijd vroeger, gelijk!’

Toen stond de Piepert op. Hij duwde zijn half-opgerookte sigaar in de aschbak.

‘Praat jullie er samen nog maar eens over. Nacht jongen.’ Hij gaf Leo een van zijn

bekende, ferme handdrukken. ‘Jopie.’ Ik liep mee naar de deur. Ik streek over zijn

grijze kuif, die nog zoo uitdagend omhoog kan staan. ‘Nacht wreede, verstandige

Piepert.’

Zacht liep Papa over de gang, om Hans. Heel zacht sloot hij de deur, om Hans.

Met een paar

gen was ik bij Leo. En als een kind sloeg ik mijn armen om hem heen, en drukte

mijn hoofd tegen zijn schouder. De tranen drupten in mijn hals. Lang zaten we zoo

samen zwijgend. Toen streelde Leo's hand mijn wang. ‘Liefste,’ zei hij. Anders niet.

En voorzichtig en teeder veegde hij met zijn zakdoek mijn tranen weg.

Het was me, alsof ik droomend door de dagen ging, die volgden. Ma vond een reis

naar Indië een heel gewoon uitstapje. Pa zei philosophisch: ‘Ja Joost, nu moet je

maar het beste maken van je eenzame tijd. Je komt natuurlijk met onze kleinzoon in

Noordwijk, nietwaar Mama?’

Connie liep met me over de hei, en somde alle lieve eigenschappen op van onze