• No results found

3 Jurisprudentieonderzoek

3.1 Inleiding

Zoals uiteengezet in de methodologie van het eerste hoofdstuk wordt door middel van een jurisprudentieonderzoek onderzocht hoe de rechtspraak invulling geeft aan het criterium zwaarwegend belang. In het tweede hoofdstuk is het wettelijk kader van het concurrentiebeding uiteengezet. Het blijkt dat het beding een onderwerp van discussie is. De wetgever heeft bepaald dat het in beginsel verboden is om een

concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hier kan alleen een uitzondering op worden gemaakt als de werkgever schriftelijk

motiveert wegens welke zwaarwegende belangen het voor hem noodzakelijk is om het beding op te nemen. De wetgever heeft geen voorbeelden kunnen geven van zwaarwegende belangen. Dit vraagt om een nadere analyse. In dit hoofdstuk staat de volgende deelvraag centraal: hoe wordt door de rechtspraak invulling gegeven aan de motiveringsplicht van art. 7:653 lid 2 BW als een van de partijen daar een beroep op doet?

3.2 Selectiecriteria

Het eerste selectiecriterium omvat de periode waarin naar rechtelijke uitspraken is gezocht. Als startpunt is 1 januari 2015 gekozen. Vanaf dit moment is het voor werkgevers mogelijk gemaakt om concurrentiebedingen op te nemen in

arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Als eindpunt is 2019 gekozen, op deze manier bevat het onderzoek ook recente uitspraken.133 Het tweede criterium is de Nederlandse rechtspraak, omdat het onderzoek zich voornamelijk toespitst op de Nederlandse wettelijke bepalingen. De uitspraken zijn in eerste instantie gezocht via de website rechtspraak.nl. Niet alle rechtelijke uitspraken zijn gepubliceerd via rechtspraak.nl, daarom is ook gebruikgemaakt van de websites ar-updates.nl en opmaat.sdu.nl. Tevens is gekeken of de uitspraken die gevonden zijn, aangevuld konden worden met jurisprudentie genoemd in de literatuur. Het derde criterium zijn de gebruikte zoektermen: motiveringsplicht, concurrentiebeding, zwaarwegend belang en art. 7:653 lid 2 BW.

133 Dit onderzoek is afgerond op 8 oktober 2019.

33 3.3 Algemeen

Middels de verschillende zoektermen zijn in totaal 31 rechtelijke uitspraken gevonden die binnen het bereik van het jurisprudentieonderzoek vallen. Met alleen de zoekterm <<art. 7:653 lid 2>> zijn tientallen uitspraken gevonden die niet van toepassing waren op dit onderzoek. Hierbij kan worden gedacht aan zaken waarin het

concurrentiebeding was opgenomen in een contract voor onbepaalde tijd of waar het oud art. 7:653 lid 2 BW van toepassing was. Het onderzoek betreft ook uitspraken waar de motivering geheel ontbrak of niet gelijktijdig werd opgesteld.134 Werknemers hebben spoed bij de uitkomst van gerechtelijke procedures inzake

concurrentiebedingen. Dit komt door de beperking die het beding maakt op het recht op vrije arbeidskeuze die het beding maakt.

3.4 Analyse uitspraken

De rechtelijke uitspraken die zijn geanalyseerd zijn opgenomen in de literatuurlijst.

Bij de analyse is onderzocht hoe rechters omgaan met de motivering conform art.

7:653 lid 2 BW. De bevindingen uit dit onderzoek zijn samengevat in onderstaande paragrafen. Allereerst vindt een analyse plaatst naar uitspraken waarin het

concurrentiebeding nietig werd verklaard wegens het ontbreken van een motivering.

Vervolgens vindt een korte analyse plaats naar zaken waarin de motivering later of niet op de juiste wijze is opgenomen. Dan worden uitspraken behandeld waar geen sprake was van een zwaarwegend belang. Ten slotte worden zaken behandeld waar bedingen worden gehandhaafd.

3.4.1 Nietigheid I

De hoofregel is dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verboden is.135 Art. 7:653 lid 2 BW kent de uitzondering dat een

concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd slechts geldig is, indien uit dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend belang. Indien een dergelijke

motivering in het geheel ontbreekt, aldus niet is voldaan aan de formele vereisten, dan

134 Dit onderzoek betreft ook een jurisprudentieanalyse naar concurrentiebedingen die zijn opgenomen in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd waarbij de schriftelijke motivering ontbrak of niet gelijktijdig is opgesteld.

135 Art. 7:653 lid 1 BW.

34

is het beding nietig.136 In de geselecteerde periode zijn elf zaken door rechters behandeld waarbij het concurrentiebeding nietig werd verklaard, omdat er geen motivering was opgenomen. Hieronder wordt inhoudelijk ingegaan op de betreffende zaken.

3.4.1.2 Verlening van de arbeidsovereenkomst

Op een verlening van de arbeidsovereenkomst na 1 januari 2015 is het gewijzigde art.

7:653 BW van toepassing. Dit betekent dat bij een tijdelijke arbeidsovereenkomst met een concurrentiebeding die na 1 januari 2015 wordt verlengd, het concurrentiebeding moet zijn voorzien van een schriftelijke motivering. In een zaak kwamen een

werkgever en een werknemer een tijdelijke arbeidsovereenkomst overeen voor de periode van 31 maart 2014 tot 31 maart 2015 met een concurrentiebeding voor de duur van een jaar met een geografische beperking van 50 kilometer.137 Op 27 februari 2015 is de arbeidsovereenkomst verlengd voor de duur van negen maanden. De werknemer had de overeenkomst per 1 augustus 2015 opgezegd om bij een concurrent te gaan werken. De werkgever beriep zich op het beding, maar de werknemer betwiste dit omdat niet was voldaan aan de geldigheidseisen, zoals de meerderjarigheid, schriftelijkheid en de verplichte motiveringsplicht.138 De kantonrechter oordeelde dat op arbeidsovereenkomsten die na 1 januari 2015 zijn gesloten, het gewijzigde art. 7:653 BW van toepassing is. Dit betekent dat in de tweede arbeidsovereenkomst het concurrentiebeding niet rechtsgeldig is

overeengekomen.139 De rechter oordeelde dat in het eerste arbeidsovereenkomst het concurrentiebeding wel rechtsgeldig is overeengekomen omdat voor het jaar 2015 het beding schriftelijk met een meerderjarige moest zijn overeengekomen. Dit beding gold een jaar, waardoor dat op 1 april 2015 zijn werkingsduur had verloren.140 De werknemer was naar oordeel van de rechter door het beding onbillijk benadeeld en wees schorsing van het beding toe.141

136 Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 91; Zie ook Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 7, p. 27-28.

137 Ktr. Enschede 15 september 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:4400

138 Art. 7:653 lid 2 BW.

139 Ktr. Enschede 15 september 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:4400 r.o. 4.4

140 Ktr. Enschede 15 september 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:4400 r.o. 4.4

141 Ktr. Enschede 15 september 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:4400 r.o. 4.5

35

Over de vraag of een concurrentiebeding opnieuw moet worden overeengekomen bij verlenging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst verschillen de meningen.142 Uit een uitspraak van rechtbank Oost-Brabant blijkt dat een verleningsovereenkomst in juridische zin een nieuwe arbeidsovereenkomst is. Dit betekent dat bij een verlengde arbeidsovereenkomst na 2015, ook het nieuwe art. 7:653 BW van toepassing is. Dat het verlengde contract wordt aangeduid als een ‘verlenging’ is hierbij niet relevant.143 Hiermee lijkt de kantonrechter aan te willen sluiten bij de ratio van de Wwz, zodat de rechtspositie van tijdelijke werknemers wordt versterkt.

In 2017 oordeelde het Arnhem-Leeuwardse Hof echter dat een formeel juist

overeengekomen concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn geldigheid behoudt in opvolgende arbeidsovereenkomsten, waarin naar de voorwaarden van de eerste arbeidsovereenkomst wordt verwezen, ook zonder dat de eerste overeenkomst opnieuw is bijgevoegd.144 Verder blijkt uit de geanalyseerde uitspraken van dit onderzoek dat in drie zaken werknemers aan rechters verzochten om het concurrentiebeding te vernietigen.145 In twee van deze zaken ging het om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer in de procedure vorderde om het beding met een geldigheidsduur van een jaar te vernietigen omdat het niet was voorzien van een motivering.146 Uit Kamerstukken blijkt dat een niet rechtsgeldig concurrentiebeding alleen nietig kan worden verklaard omdat het beding wordt geacht nooit te hebben bestaan. De rechter volgde hier de lijn van de wetgever en heeft in alle drie de zaken het beding nietig verklaard. In een ander zaak werd door de werkgever gemotiveerd dat bij verlening van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alle overige bepalingen van de eerder gesloten arbeidsovereenkomst van kracht blijven.147 Dat de werkgever zich niet bewust was van de gewijzigde Wwz, mocht niet baten, aldus de rechter.148

142 Zie bijv. Houweling & Loonstra 2011, p. 61-72.

143 Rb. Oost-Brabant, 28 december 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:6797.

144 Hof Arnhem-Leeuwarden 22 augustus 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7282.

145 Ktr. Rotterdam 23 oktober 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:7559; Ktr. Enschede 27 september 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:3728; Rechtbank Gelderland, 5 april 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2723.

146 Ktr. Rotterdam 23 oktober 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:7559; Ktr. Enschede 27 september 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:3728

147Rb. Gelderland, 5 april 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2723

148 Rb. Gelderland, 5 april 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2723 r.o. 4.5

36 3.4.1.2 Schorsingsverzoek

Werknemers vorderen geregeld schorsingen van het concurrentiebeding.149 In een zaak nam een werkgever het beding zonder motivering in een

vaststellingsovereenkomst op in plaats van in een arbeidsovereenkomst. De uitzondering op de hoofdregel dat een concurrentiebeding wel in een

arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden opgenomen, was daarom niet van toepassing. Hier kon de gevorderde schorsing niet worden toegewezen omdat het beding nietig was verklaard.150 Verder blijkt dat rechters in sommige gevallen toch overgaan tot schorsing, terwijl sprake moet zijn van nietigheid. In twee zaken waarin beëindiging van de arbeidsovereenkomst centraal stond, zijn de concurrentiebedingen geschorst.151 Het beding was zonder motivering opgenomen in een

arbeidsovereenkomst die een werkingsduur heeft van een jaar.152 Naast een verzoek tot schorsing of vernietiging werd ook om een verklaring voor recht gevraagd omdat het beding niet voorzien was van een motivering.153

3.4.1.3 Bewoordingen van het beding

Zoals in paragraaf 2.5 is besproken maakt het concurrentiebeding inbreuk op het recht op vrije arbeidskeuze. Het concurrentiebeding is echter geen wettelijke term. Art.

7:653 lid 1 BW spreekt van ‘een beding tussen de werkgever en werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn’. De relevantie van deze opmerking is dat ook andere bedingen inbreuk kunnen maken op het recht op vrije arbeidskeuze. Zo heeft een kantonrechter geoordeeld dat een ronselbeding ook onder de reikwijdte van art.

7:653 BW kan vallen.154 Door rechters wordt gekeken of de beperkingen die het beding hebben, betrekking hebben op de bevoegdheid van de werknemer om na zijn tijdelijke dienstverband elders werkzaam te zijn. 155 Gekeken moet worden of de beperkingen van het beding betrekking hebben op de bevoegdheid van de werknemer

149 Ktr. Arnhem 16 juni 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3560; Ktr. ’s-Hertogenbosch 28 december 2017,

ECLI:NL:RBOBR:2017:6797; Ktr. Rotterdam 27 juni 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:5116; Ktr. Enschede 20 augustus 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3898; Ktr. Enschede 20 augustus 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3899.

150 Ktr. Arnhem 16 juni 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3560 r.o. 5.5.

151 Ktr. Enschede 20 augustus 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3898; Ktr. Enschede 20 augustus 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3899.

152 Ktr. Enschede 20 augustus 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3898; Ktr. Enschede 20 augustus 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3899.

153 Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 18 januari 2017 ECLI:NL:RBMNE:2017:308 r.o. 4.19

154 Ktr. Breda 17 januari 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:1947.

155 Ktr. Breda 17 januari 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:1947.

37

om na zijn tijdelijke dienstverband elders werkzaam te zijn en beperkt wordt om zijn nieuwe werk volledig vrij uit te voeren.156 Uit deze analyse kan de conclusie worden getrokken dat rechters de lijn van de wetsgeschiedenis volgen.

3.4.2 Nietigheid II

De wetgever heeft bepaald dat het concurrentiebeding voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd expliciet in de arbeidsovereenkomst moet zijn opgenomen. De motivering kan in het concurrentiebeding, onder het concurrentiebeding of in een ander document worden opgenomen. Het is noodzakelijk dat de motivering gelijktijdig met het concurrentiebeding wordt opgesteld en gelijktijdig aan de werknemer bekend wordt gemaakt.157

3.4.2.1 Motivering later opgesteld

Dit komt duidelijk naar voren in een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam waarin een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nietig werd geacht, omdat de motivering pas na het aangaan van de arbeidsovereenkomst werd opgesteld en kenbaar werd gemaakt.158 De werknemer had op 18 februari 2015 de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd getekend, waarin een concurrentiebeding was opgenomen. Het was de werknemer verboden om binnen een jaar na einde van zijn dienstverband werkzaam te zijn als zelfstandige of bij een concurrent in de regio Den Haag-Haaglanden. Na het tekenen van de arbeidsovereenkomst werd op een later tijdstip, op 30 maart 2015, de motivering voor het beding opgesteld en door de werknemer getekend.159

3.4.2.2 Motivering niet op de juiste wijze opgenomen

Uit Kamerstukken volgt dat de motivering in het beding kan worden opgenomen, maar dat het ook volstaat als het onder het beding of in een ander document is opgenomen. Het lijkt erop dat niet alle rechters dit op de juiste manier toepassen. Zo heeft een kantonrechter van de rechtbank in Overijssel een andere invulling gegeven aan de wijze waarop de motivering dient plaats te vinden. In casu ging het om de

156 Ktr. Breda 17 januari 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:1947.

157 Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 7, p 129.

158 Ktr. Rotterdam 18 oktober 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7885

159 Ktr. Rotterdam 18 oktober 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7885 r.o. 4.6.

38

vraag of het overeengekomen concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd rechtsgeldig was overeengekomen. Partijen hebben een

arbeidsovereenkomst gesloten voor de periode van 1 mei 2015 tot en met 30 april 2016. Na einde van de arbeidsovereenkomst is de werknemer in dienst getreden bij een concurrerende werkgever. Zijn voormalige werkgever beriep zich op het

concurrentiebeding, dat een verbod inhield voor de werknemer om binnen een jaar na einde van zijn dienstbetrekking binnen heel Nederland als zelfstandige of bij een concurrent soortgelijke werkzaamheden te verrichten. De motivering voor het beding heeft de werknemer in overgelegde verklaringen getekend, waaruit het zwaarwegend belang van de werkgever blijkt.160 De rechter was van mening dat dit niet in lijn is met de wetsgeschiedenis. Hij oordeelde dat de zwaarwegende belangen duidelijk in het beding moeten zijn omschreven en omdat dat niet het geval bleek, heeft de rechter het beding geschorst.161

3.4.3 Motivering onvoldoende

Op grond van art. 7:653 lid 3 sub a BW heeft de wetgever aan de rechter een ruime vrijheid gegeven om te beoordelen wanneer sprake is van een zwaarwegend belang.

De rechter kan een concurrentiebeding geheel vernietigen als het beding niet noodzakelijk blijkt vanwege een zwaarwegend belang.162 Zoals eerder besproken heeft de regering geen uitspraken willen doen over wanneer dan sprake kan zijn van een zwaarwegend belang. De wetgever zegt daarover alleen dat het kan voorkomen dat een tijdelijke werknemer specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is.163 De rechter heeft daardoor aanzienlijke ruimte voor een belangenafweging. Daarnaast mag de rechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen als hij van mening is dat in verhouding met het beschermen belang van de werkgever, de werknemer onbillijk wordt benadeeld.164 Het is duidelijk dat het formuleren van een zwaarwegend belang een zware toets betreft.

De eerste uitspraak over de vraag of de zwaarwegende belangen voldoende concreet waren gemaakt bij de motivering van een concurrentiebeding in een

160 Ktr. Enschede 31 mei 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:2003 r.o. 3.2.2

161 Ktr. Enschede 31 mei 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:2003 r.o. 4.2.1.

162 Art. 7:653 lid 3 sub a BW

163 Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 28.

164 Art. 7:653 lid 3 sub b BW

39

arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, werd gewezen door de rechtbank Amsterdam.165 In casu ging het om een werknemer die in dienst was bij

detacheringsbureau DPA in de functie van consultant Banking & Insurance. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar die was ingegaan op 1 maart 2015 waarin een relatie- en een concurrentiebeding waren opgenomen. Het was de werknemer verboden om gedurende de periode van een jaar na beëindiging van het dienstverband soortgelijke activiteiten te verrichten bij een onderneming die soortgelijke activiteiten verricht. Het verbod kende geen geografische beperking. Op initiatief van de werknemer werd de arbeidsovereenkomst opgezegd voor 1 juli 2015, omdat hij bij een ander detacheringsbureau in dienst kon treden met een hoger salaris en zicht op een vast dienstverband. De werkgever beriep zich op het

concurrentiebeding. Hij motiveerde dat het noodzakelijk was vanwege zwaarwegende belangen. De zwaarwegende belangen waren onder andere de tijd en de investering in opleidingen. Verder motiveerde de werkgever dat zijn werknemer door de uitoefening van zijn functie kennis had verworven van de opgebouwde netwerk, het marktgebied en de behoeften en de werkwijze van DPA. DPA vreesde dat de werknemer door de specifiek verworven kennis en kunde concurrerende activiteiten kon verrichten.166 De vraag is of deze motivering in lijn is met wat de wetgever heeft bepaald in

Kamerstukken. Daarover oordeelde de rechter als volgt. De zwaarwegende belangen zijn onvoldoende concreet gemaakt. Het was voor DPA niet noodzakelijk om de werknemer te binden aan het concurrentiebeding. De werkgever had ter

onderbouwing van zijn belangen de nadruk gelegd op de investeringen in

opleidingen.167 Dit pareerde de rechter door aan te geven dat deze belangen konden worden beschermd door een geheimhoudings- en studiekostenbeding. Ook ontbraken bij de werknemer de specifieke kennis en de bedrijfsinformatie die moesten worden beschermd door het beding. De opgenomen motivering had hier de toets niet

doorstaan. In deze zaak kwam duidelijk naar voren dat de rechter de lijn van de wetgever volgde.168 Het feit dat de rechter van oordeel was dat de

werkgeversbelangen op een minder ingrijpende manier konden worden beschermd, maakt duidelijk dat het een zware toets betreft.169 Een degelijk beding is de meest

165 Ktr. Amsterdam 23 juli 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:4864.

166 Ktr. Amsterdam 23 juli 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:4864 r.o. 2.

167 Ktr. Amsterdam 23 juli 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:4864 r.o. 5.

168 Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 17.

169 A.F. Bungener, annotatie bij Rb. Amsterdam 23 maart 2015 ECLI:NL:RBAMS:2015:4864 JAR 2015/211

40

verregaande beperking op de vrije arbeidskeuze die minder rigoureuze maatregelen, zoals een geheimhoudings- of studiekostenbeding, overslaat.

De kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland oordeelde in vergelijkbare zin in de zaak waarin de werkgever een opsomming gaf van bedrijfsgegevens waarin de werknemer tijdens zijn dienstverband inzicht had.170 Werkgever en werknemer sloten een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar. In de arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen dat de werknemer, in uitoefening van zijn functie als accountmanager, verbood om voor de duur van tien maanden na beëindiging van het dienstverband in heel Nederland soortgelijke werkzaamheden te verrichten. Reden voor het beding was volgens werkgever dat de werknemer kennisnam van

vertrouwelijke informatie en alle essentiële bedrijfsgegevens, zoals het netwerk van klanten en relaties, klantmanagementsystemen, klantprijzen, kostprijzen en

handelstactieken. De kantonrechter passeerde de motivering en oordeelde dat deze opsomming onvoldoende specifiek was. De werkgever had onvoldoende concreet gemaakt om welke bedrijfsinformatie het precies ging die maakte dat een

concurrentiebeding noodzakelijk was.171

Kantonrechter Groningen oordeelde in een vergelijkbare casus hetzelfde.172 Daarin gaf de werkgever als motivering aan dat de werknemer in zijn functie als

salesintercedent gezien de vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens en de specifieke kennis die hij daaraan had ontleend, moest worden gebonden aan het beding. Het beding hield een wettelijk verbod in van twee jaar om soortgelijke activiteiten te verrichten in een straal van 100 kilometer. Ook hier vond de rechter de motivering van het zwaarwegende belang onvoldoende specifiek geformuleerd.173 Werkgevers stellen vaak een motivering op zodat aan de formele vereisten van art. 7:653 BW is voldaan. De motiveringsplicht van de wetgever vergt echter ook een inhoudelijke beoordeling, in de zin dat moet worden beoordeeld of het concurrentiebeding noodzakelijk is wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De rechtbank Amsterdam was van oordeel dat de motivering onvoldoende was onderbouwd. De

170 Ktr. Midden-Nederland 4 december 2018 ECLI:NL:RBMNE:2018:5960

171 Ktr. Midden-Nederland 4 december 2018 ECLI:NL:RBMNE:2018:5960 r.o. 4.6

172 Ktr. Groningen 8 maart 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2296

173 Ktr. Groningen 8 maart 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2296 r.o. 3.8.

41

werkgever vond het noodzakelijk omdat de werknemer toegang had tot belangrijke informatie, onder andere tarifering en marges. Ook hier ging het om een te algemene strekking die niet voldoende was toegesneden op de betreffende werknemer.174 In deze geanalyseerde uitspraken komt naar voren dat rechters de lijn van de wetgever – een tijdelijke werknemer die specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is175- nauwkeurig volgen. De motivering is in veel gevallen van een te algemene strekking of is volgens de rechter in te algemene bewoordingen

werkgever vond het noodzakelijk omdat de werknemer toegang had tot belangrijke informatie, onder andere tarifering en marges. Ook hier ging het om een te algemene strekking die niet voldoende was toegesneden op de betreffende werknemer.174 In deze geanalyseerde uitspraken komt naar voren dat rechters de lijn van de wetgever – een tijdelijke werknemer die specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is175- nauwkeurig volgen. De motivering is in veel gevallen van een te algemene strekking of is volgens de rechter in te algemene bewoordingen