• No results found

3.4 Analyse uitspraken

3.4.4 Motivering voldoende

Het lijkt er echter op dat rechters niet altijd de lijn van de wetsgeschiedenis volgen. In twee zaken oordeelden rechters dat de motivering voldoende was onderbouwd terwijl de motiveringen van de werkgevers tamelijk algemeen waren geformuleerd en niet specifiek waren toegesneden op de functie of de werkzaamheden van de betreffende werknemer. In de zaak van de zwembadmonteur192 had de werkgever een

concurrentiebeding opgesteld waarin de werknemer een verbod werd opgelegd om twee jaar na einde van de arbeidsovereenkomst in een straal van 30 kilometer soortgelijke werkzaamheden te verrichten. In het beding werd gemotiveerd dat de werknemer kennisnam van alle klantenprijzen, prijslijsten, kostprijzen,

leveranciersgegevens, werkwijzen en knowhow. De werknemer had een

arbeidsovereenkomst gesloten met een andere werkgever en met het oog daarop eiste hij schorsing van het beding. Het betoog van de werknemer dat de formulering van de bedrijfsbelangen specifiek gericht had moeten zijn op de zwembadbranche zelf, strandde. De werkgever had aangetoond dat de werknemer in zijn hoedanigheid als zwembadmonteur regelmatig onderhoudswerkzaamheden verrichtte bij significante klanten van de werkgever. De werknemer was als zodanig op de hoogte van de daar aangebrachte installaties. Deze werden door zowel de werkgever als de beoogde

191 Ktr. Utrecht 6 februari 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:415 r.o. 3.6

192 Ktr. Arnhem 9 februari 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1385. Zie ook Hof Arnhem-Leeuwarden 2 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6261

45

nieuwe werkgever afgenomen. Daarnaast meende de werkgever dat de werknemer wetenschap had van prijsstellingen, omzetten, bedrijfsresultaten en klantinformatie.

De kantonrechter heeft hiermee geoordeeld dat de motivering voldoende was onderbouwd, waardoor de werkgever de werknemer kon houden aan het concurrentiebeding.193

Quist zet hier zijn vraagtekens bij omdat de motivering eerder passend lijkt voor een werknemer met een commerciële functie. Daarbij meent hij dat de motivering uitgebreid is, maar redelijk algemeen blijft. De gegevens kunnen voor ieder

commercieel bedrijf gelden. Verder verdient het de aandacht dat de werkgever tijdens de zitting zijn zwaarwegend belang nader heeft toegelicht. De vraag is of dit in lijn is met de bedoeling van de wetgever, die eraan hecht dat wat direct op schrift is gesteld en waar de werknemer kennis van heeft genomen, het overeengekomen

concurrentiebeding rechtvaardigt.194 Verhulp heeft in dit verband geschreven dat de motivering gelijktijdig moet plaatsvinden en niet later mag worden gemotiveerd.195 Deze zaak werd opnieuw door het Hof behandeld.196 Het hof was samen met de ex-werkgever van mening dat het risico bestond dat de nieuwe ex-werkgever zich samen met de werknemer op dezelfde markt begaf, ook al was dat nog niet het geval.197 Ook oordeelde het hof dat de betreffende werknemer in zijn hoedanigheid als

zwembadmonteur regelmatig onderhoudswerkzaamheden verrichtte bij significante klanten en de werknemer goed op de hoogte was van de aldaar aangebrachte

installaties. Ook De Laat zette hier zijn vraagtekens bij.198 Enerzijds omdat de rechter het verweer van de werknemer afwees, omdat de werkgever zijn afweging voor het opnemen van het beding voldoende aan de werknemer kenbaar had gemaakt.

Anderzijds was de motivering niet in lijn met de wetsgeschiedenis die laat zien dat de werknemer specifieke werkzaamheden dient te verrichten of in een specifieke functie werkzaam is, aldus De Laat.199

193 Ktr. Arnhem 9 februari 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1385

194 J.P. Quist, annotatie bij 9 februari 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1385

195 E. Verhulp, T&C, commentaar op art. 7:653 BW, aant. 2.

196 Hof Arnhem-Leeuwarden 2 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6261

197 Hof Arnhem-Leeuwarden 2 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6261 r.o. 5.12

198 J.J.M. Laat, ‘Het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’, ArbeidsRecht 2016/48, p. 3.

199 J.J.M. Laat, ‘Het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’, ArbeidsRecht 2016/48, p. 3.

46

In een andere zaak bestonden de werkzaamheden van een sales representatieve vooral uit het acquireren van nieuwe pakketshops en relatiebeheer van bestaande

pakketshops.200 Hiervoor had hij toegang tot alle bedrijfsgegevens. Weer oordeelde de rechter dat de motivering voldoende concreet was omschreven en voldoende

inzichtelijk was gemaakt. Het bedrijfsbelang was voldoende omschreven, gelet op de informatie waar de werknemer toegang tot had en de wijze waarop het bedrijf werd gevoerd, aldus de rechter. Hier besteedde de rechter geen aandacht aan de specifieke functie van de werknemer noch de specifieke werkzaamheden.201

In 2016 boog het Hof zich voor het eerst over de vraag of een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd rechtsgeldig was.202 Het betrof hier een accountmanager van een koffiebranderij die een dienstverband kreeg aangeboden als accountmanager bij een andere koffiebranderij. Aangezien de werknemer vanuit zijn functie met zeer vertrouwelijke informatie te maken kreeg van werkgever en

kennisnam van cijfers, prijsafspraken, marges en strategieën, had werkgever een zwaarwichtig belang bij het overeengekomen concurrentiebeding. De werknemer was bij alle salesvergaderingen uitgenodigd en ontving alle notulen. Het hof oordeelde, aansluitend op het oordeel van de kantonrechter, dat vanuit het concurrentiebeding verband werd gelegd tussen de functie van de werknemer en het verkrijgen van vertrouwelijke informatie. Het beding was daarmee rechtsgeldig. In deze zaak komt duidelijk naar voren dat de werkgever specifiek ingaat op de aard van de functie van de werknemer in verhouding tot zijn zwaarwegende bedrijfsbelang.

Uit de geanalyseerde uitspraken van dat jaar is in één zaak het concurrentiebeding rechtsgeldig verklaard. Het betrof twee medewerkers die in dienst waren bij een vastgoedbedrijf.203 Beiden hadden de functie van adviseur, met als enige verschil het type contract. De ene werknemer had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de andere werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Het opvallende aan deze zaak was dat voor beide werknemers exact hetzelfde concurrentiebeding gold, inclusief de schriftelijke motivering. In de uitoefening van hun functie deden zij

200 Ktr. Midden-Nederland 19 februari 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:1216

201 J.J.M. Laat, ‘Het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’, ArbeidsRecht 2016/48, p. 3.

202 Hof Arnhem-Leeuwarden 27 december 2016, AR-Updates 2017-0020. Zie ook C.C. Zillinger Molenaar, ‘Kroniek concurrentiebeding en onrechtmatige werknemersconstructie 2016’, ArbeidsRecht 2017/41, p. 1.

203 Ktr. Haarlem 6 juli 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:10006

47

kennis op van financiële, organisatorische en technische informatie die de werkgever onderscheidde van zijn concurrenten. Daarbij hadden de werknemers volledig inzicht in de locatie waar hun werkgever actief was en van de concurrenten. Het feit dat het concurrentiebeding gelijk was voor beide werknemers doet geen afbreuk aan de motivering, aldus de rechter.

3.5 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk heeft analyse van de gevonden jurisprudentie plaatsgevonden ter beantwoording van de derde deelvraag: hoe wordt door de rechtspraak invulling gegeven aan de motiveringsplicht van art. 7:653 lid 2 BW als een van de partijen daar een beroep op doet. Er zijn nog niet veel uitspraken geweest over de verplichte motivering die als vereiste geldt om een rechtsgeldig concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 oktober 2019 zijn in totaal 31 uitspraken geanalyseerd. Hierbij werd in elf gevallen een beroep gedaan op art. 7:653 lid 2 BW wegens het ontbreken van de verplichte motivering. In twee zaken waren de bedingen nietig verklaard, omdat de motiveringen niet gelijktijdig en niet op de juiste wijze zijn opgenomen. Verder zijn in twaalf zaken de opgenomen motivering onvoldoende gemotiveerd. Tot slot zijn in vijf zaken de overeengekomen concurrentiebedingen gehandhaafd.

Voor de inwerkingtreding van de Wwz hadden werkgevers meer ruimte om een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Sinds 2015 geldt als hoofdregel dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verboden is. Art. 7:653 lid 2 BW kent de uitzondering dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd slechts geldig is, indien uit dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend belang. De regering heeft geen voorbeelden gegeven wat een zwaarwegend belang kan zijn. Het dient te gaan om specifieke werkzaamheden die de werknemer verricht, of het werkzaam zijn in een specifieke functie. Dit houdt in dat per geval een specifieke afweging moet worden gemaakt. Al vier jaar lang is het een vaag criterium wat leidt tot onduidelijkheid voor werkgevers en werknemers.

48

Uit analyse blijkt dat bij het ontbreken van een gehele motivering, het beding nietig wordt verklaard. Toch werd in de afgelopen jaren door werknemers regelmatig om vernietiging van het beding gevorderd. In sommige gevallen wordt om schorsing van het beding gevraagd. Deze vordering werd niet altijd toegewezen. Wel werd in twee zaken waarin een motivering ontbrak, de bedingen geschorst. Opvallend is dat rechters verschillen in de interpretatie van woorden uit de arbeidsovereenkomst. In eerste aanleg heeft een rechter geoordeeld dat een verleningsovereenkomst in juridische zin een nieuw arbeidsovereenkomst is, omdat er sprake is van een aanbod en aanvaring. Dit betekent dat het concurrentiebeding opnieuw moet worden

opgenomen. Dat de betreffende arbeidsovereenkomst als verleningsovereenkomst wordt aangeduid, is niet relevant. Echter, had het Hof hier een ander mening over. Die oordeelde juist dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn geldigheid behoudt in opvolgende arbeidsovereenkomsten, zonder dat de eerste arbeidsovereenkomst opnieuw is bijgevoegd. Het soortgelijke speelde in een zaak waar de rechter oordeelde dat een ronselbeding een inbreuk maakte op het recht op vrije arbeidskeuze. De rechter in eerste aanleg had opnieuw naar de bedoelingen van de partijen gekeken in plaats van de benaming van het beding zelf.

Verder blijkt dat de motiveringsplicht een zware toetst betreft. In 35 procent van de geanalyseerde uitspraken hebben rechters bij het ontbreken van de motivering, het beding nietig verklaard. Het maakte voor rechters niet uit of werkgevers onvoldoende op de hoogte waren van de gewijzigde wetgeving. De meeste rechters benadrukken ook dat het geven van een opsomming van werkzaamheden te algemeen en vage bewoordingen bevat. Verder zijn in slechts vijf zaken geoordeeld dat de opgenomen motivering voldoende was. Het beding blijft zijn geldigheid behouden. Opvallend aan in de zaak van de zwembadmonteur, is dat door de werkgever een tamelijk algemeen motivering was opgesteld. De werkgever motiveerde dat een zwaarwegend belang aanwezig was, omdat de werknemer onder andere kennisnam van diverse prijslijsten, werkwijzen en leveranciergegevens. Er werd hier geen specifieke afweging gemaakt.

Dit was niet in overeenstemming met de elementen uit de wetsgeschiedenis. Het was zo bijzonder dat de betreffende zaak aanhangig werd gemaakt bij het gerechtshof. Het Hof achtte de motivering ook voldoende, maar meer vanwege het risico die bestaat dat de nieuwe werkgever samen met de werknemer op dezelfde markt zou begeven.

49

Geconcludeerd kan worden dat rechters verschillend de motivering toetsen. Uit dit onderzoek blijkt dat de invulling van art. 7:653BW door rechters als maatwerk kan worden beschouwd.

50

4 Rechtsvergelijking

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft antwoord op de derde deelvraag: op welke wijze is het

concurrentiebeding in België wettelijk geregeld en wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen het Nederlands en Belgisch recht? Gekozen is voor een

rechtsvergelijkend onderzoek met België omdat het interessant is hoe het concurrentiebeding wettelijk is geregeld in een buurland. België kent net als Nederland een westers continentaal rechtstelsel. Hierdoor is de verwachting dat aanbevelingen kunnen worden gedaan door de overeenkomsten en verschillen van beide rechtstelsels in kaart te brengen.