• No results found

Welke concrete gebeurtenissen ervaren Marrons als spanningsrijk?

In document Ketens van het heden (pagina 125-128)

Hoofdstuk 3 Empirisch onderzoek naar een oververtegenwoordiging van Marrons in

4 Het kwalitatieve luik: de leefwereld van gedetineerde Marrons

4.3 De zachte analyse

4.3.1 Welke concrete gebeurtenissen ervaren Marrons als spanningsrijk?

Uit bovenstaande uiteenzetting kan men concluderen dat op het vlak van gemeenschapskarakteristieken er inderdaad sprake is van (1) economische deprivatie op gemeenschapsniveau. De positie van Suriname als een ontwikkelingsland draagt hiertoe bij. Maar zelfs binnen Suriname lijken Boslandcreolen vaak op te groeien in buurten met een concentratie van armoede en weinig mogelijkheden voor economische groei. Wat (2) ongelijkheid betreft kan men stellen dat deze buurten zich juist laten kenmerken door gelijkheid, de inkomensgraad en behuizing werden als gelijk ervaren. Maar de beperkte grootte en dichtbevolktheid van Paramaribo zorgt ervoor dat vergelijking met andere rijkere buurten voor de hand ligt. Ze liggen immers maar enkele straten verder. Uit de analyse volgde ook dat de meeste Boslandcreoolse woongebieden benoemd kunnen worden als overbevolkt en dichtbevolkt. (3) Dit zowel op niveau van het ouderlijk huis waarin ze opgroeien als op niveau van de buurt. De grootte van deze gebieden is niet bevraagd. Aangezien het leven van elke respondent gekenmerkt werd door een hoge frequentie van verhuizen van buurt of door het schipperen tussen het binnenland en de stad, is het aannemelijk te veronderstellen dat deze buurten een hoge graad van migratie (4) kennen. Deze gemeenschapsfactoren zouden volgens de GST drie verbanden tonen met de productie van criminaliteit, 1 ervan vertoont een direct verband, de 2 andere vertonen eerder een indirecte connectie. Ten eerste hebben deze gemeenschapskarakteristieken een directe invloed doordat ze zelf spanning genereren, zo vergroten ze de kans op victimisering. De

respondenten maakten dan ook melding van slachtoffer geweest te zijn van geweld en diefstal. Ten tweede hebben ze een meer indirecte invloed door het produceren van interveniërende mechanismen enerzijds en door het beïnvloeden van conditionerende variabelen anderzijds. In wat volgt wordt de aanwezigheid van interveniërende mechanismen besproken. Op de invloed uitgeoefend op de conditionerende factoren wordt later ingegaan.

Respondenten maakten ten eerste duidelijk dat ze vaak in buurten terechtkwamen, waar mensen in hetzelfde schuitje zaten als zij met gemeenschappelijke kenmerken als dezelfde etniciteit en armoede. Dat het buurten zijn die aan selectie en behoud doen van gespannen leden kan men concluderen uit dit feit gecombineerd met de beperkte financiële mogelijkheden die respondenten zeiden te hebben. De onaantrekkelijkheid van de buurt voor niet gespannen personen werd aangeduid door ze te omschrijven als een aan criminaliteit onderhevige, arme buurt.

Wat betreft doelverhindering kan men stellen dat de gemeenschap waarin de respondenten verbleven inderdaad haar leden druk oplegde teneinde financieel succes te halen. Zoals naar voren kwam in de interviews menen respondenten inderdaad gehinderd te worden in het streven naar dit succes.(1) Zo vermelden ze minder kans te hebben om terecht te komen in goede jobs die tegemoet zouden komen aan deze financiële druk. Ze worden hierin volgens hen ten eerste benadeeld door discriminatie, maar erkennen ook hun onderwijstekorten. Deze zijn inderdaad vaak te wijten aan onder andere lage kwaliteitsscholing in het binnenland maar ook aan het moeten of willen vroegtijdig beëindigen van de school. Tevens komen ze minder in aanmerking voor bepaalde jobs vanwege het ontbreken van zekere sociale vaardigheden en attitudes. Zo kwam naar voren dat ze onder andere gemakkelijk gezag lijken te weigeren, wantrouwig staan ten opzichte van stadsbewoners en menig respondent worstelde met een beperkte kennis van het Nederlands. In hun streven naar status en respect (2) worden ze gehinderd door vooroordelen die er heersen tegen hen. Het zijn vooroordelen, die hen labellen als een domme, achtergestelde, criminele groep. Met deze vooroordelen werden alle respondenten geconfronteerd wat de vorm aannam van de Djukapesterijen en dit al vanaf erg jonge leeftijd. (3) Maar ook in hun wens rechtvaardig behandeld te worden ondervonden de meeste geïnterviewden druk en hinder. Het bleek dat zij meerdere keren met miskenning van de waarden die zij belangrijk achtten, zijnde respect en eerlijkheid, geconfronteerd werden. Respondenten meenden niet alleen gediscrimineerd te worden op werkgebied, maar voelen zich geviseerd en gediscrimineerd door justitie en politie. Dit zowel op het vlak van handhaving, opsporing, strafrechtbedeling als op vlak van strafuitvoering. Daarnaast voelen ze zich achtergesteld door de stadsbevolking. Hoewel de discriminerende

instanties van bovenstaande discriminatievormen verschillen, hebben ze een sterke gelijkenis. Marrons voelen zich gediscrimineerd niet omdat ze arm zijn (klasse) of omdat ze een donkere huidskleur hebben (het negroïde ras waartoe immers ook Stadscreolen behoren), maar omdat ze Marron zijn (etniciteit).

Wat het verliezen van positieve stimuli en het presenteren van negatieve stimuli betreft, stelt Agnew dat de gemeenschapskarakteristieken zowel de gevoeligheid van haar leden voor aversieve stimuli als de kans dat ze ermee geconfronteerd worden, verhoogt. Economische deprivatie wordt door Agnew gezien als een grote bron van spanning, die bijkomende spanningsvormen genereert. Dat economische deprivatie een kenmerk is van het leven van de meeste respondenten werd hierboven reeds aangetoond. Het levert bijgevolg gronden voor ten eerste economische en job aversie. Boslandcreoolse respondenten gaven aan onderhevig te zijn aan economische moeilijkheden, zoals werkloosheid, onvoldoende financiële middelen en het tewerkgesteld worden in secundaire jobs. Agnew stelt dat het hebben van economische moeilijkheden op 2 manieren bijdraagt tot spanning. Ten eerste worden deze levenscondities als aversief ervaren. Ten tweede zijn volgens Agnew economische problemen de grootste bron van gescheiden families. Dit laatste werd tevens bevestigd in de interviews. Maar gebroken familiebanden is volgens Agnew ook een spanningsbron op zich en creëert daarbovenop nog bijkomende problemen die elk op zich weer spanning veroorzaken.

Het fenomeen van gescheiden families is dus naast economische en job aversie een tweede spanningsbron waaraan Marrons onderhevig zijn. Deze spanning was alom aanwezig in het leven van respondenten. Bijkomende problemen waren, druk op de kinderen als kostwinner, overspanningen in het gezin en geweld in gezinrelaties. Alhoewel Agnew stelt dat het leidde tot een derde spanningsbron, namelijk daling in sociale controle, leek het bij respondenten, slechts gedeeltelijk te kloppen. Er was geen sterke controle meer van de werkende moeder, maar familie nam dit makkelijk over. Er werd voorgaand gesteld dat het vooral de manier waarop sociale controle werd uitgeoefend was, die spanning veroorzaakte.

Het op de hoek staan van de respondenten zelf werd herkend als onderdeel van een vierde spanningsbron, tekens van inciviliteit. De andere 3 tekens van inciviliteit: verlaten gebouwen & huizen, vuil & afval op straat en slechte straatverlichting & vandalisme zijn

contextuele predictors die niet in de interviews aan bod kwamen, maar die uit eigen ervaring en krantenartikels 131wel afgeleid kunnen worden.

De aanwezigheid van een vijfde spanning, sociale kloven, bleek ook toepasbaar te zijn op het sociale leven van Marrons. Ze gaven aan dat bepaalde vrienden uit waren op status, bescherming en vaak aanleiding gaven tot problemen. Vriendschaprelaties kwamen er functioneel en relatief naar voren. Wat betreft een zesde en laatste factor van het presenteren van negatieve stimuli en het weglaten van positieve stimuli werd plaatsvervangende spanning bevraagd. Alle respondenten maakten melding van het delen van frustraties met vrienden en het geconfronteerd worden met hun problemen. Het samentroepen van Boslandcreolen door discriminatie- en racismebelevingen maakt creatie van deze spanning reëel.

Gronden van relatieve deprivatie bleken aanwezig te zijn en er werd aangetoond dat opwaartse vergelijking voor handen lag. Maar ook het verhogen van de frequentie van interactie met boze en gefrustreerde personen is iets wat door de isolerende houding van etniciteiten en de gedeelde frustraties van Marrons, toepasbaar blijkt te zijn.

In document Ketens van het heden (pagina 125-128)