• No results found

De kustregio versus het binnenland

In document Ketens van het heden (pagina 27-33)

Hoofdstuk 1 Suriname en bevolking

4 De kustregio versus het binnenland

De verhoudingen tussen de kustregio en het binnenland zijn doorheen de geschiedenis van Suriname steeds erg gespannen geweest. Begonnen in de periode van de marronage40 tot de dag van vandaag, met als hoogtepunt de Binnenlandse Oorlog. Die oorlog was olie op het vuur van een reeds bestaande vijandigheid tussen de stad en de kustregio.41 Deze sfeer is tot stand gekomen door een opeenvolging van zaken, waarin de Surinaamse regering het binnenland systematisch achterstelde of alleszins die indruk gaf. Zo startte zoals eerder vermeld in 1958 het Brokopondo-project met de bouw van de Afobakadam aan de

http://forestpeoples.gn.apc.org/Briefings/Indigenous%20Rights/suriname_pr_release_uncerd_16_mar 04_eng.htm#cerd_12_march_04 en E. DE VRIES, Suriname na de Binnenlandse Oorlog, Amsterdam, KIT Publishers, 2005, 199p.

38 A. ST-HILAIRE, “Global incorporation and cultural survival: The Surinamese Maroons at the Margins of the World-system”, Journal of world-systems research 2000, (4), 1, 101-131 en A. DE BRUIJNE, “ A City an a Nation, Demographic Trends and Socioeconomic Development in Urbanizing Suriname” in R. HOEFTE en P. MEEL (ed.), 20th Century Suriname: Continuities and discontinuities in a new world society, Leiden, KITLV Press, 2001, 365p.

39

CORDAID, NGO ontwikkelingshulp, Surinameboekje.

http://www.cordaid.nl/Upload/publicatie/mID_5707_cID_4715_Cordaid%20in%20Suriname.pdf 40 H. BUDDINGH, De geschiedenis van Suriname, Utrecht, Het spectrum, 1997, 424p.

Surinamerivier ten zuiden van Paramaribo, waardoor een groot Boslandcreools territorium overstroomde. De regering had geen overleg gepleegd met de stamhoofden, de traditionele leiders van de Marrons. De overstroming veroorzaakte een heuse volksverhuizing naar speciaal opgerichte dorpen nabij de Brownsweg.42 Deze dorpen werden echter niet voorzien van de elektriciteit die boven hun hoofden naar de stad liep, opgewekt uit een meer dat hun traditionele woongebied overstroomde.43 Deze gemeenschappen waren eerder een soort van transitdorpen naar de stad toe. Dit project was het begin van een reeks overheidsbemoeienissen in het binnenland waarbij de nationale belangen belangrijker werden geacht dan de belangen van de Boslandcreoolse gemeenschap. De beloofde ontwikkeling voor de Bosnegers kan bestempeld worden als “nauwelijks bestaande”. Er zijn zelfs stemmen die stellen dat de Surinaamse overheid sinds de onafhankelijkheid in 1975 een toenemend militant en destructief beleid voert gericht tegen de Marrons.44 De regering zou hen ontdoen van de potentiële rijkdommen aan grondstoffen in het binnenland en van hun recht op een bestaan met eigen volkscultuur. De grondrechten van de Marrons op hun traditioneel leefgebied werden eveneens in vraag gesteld, waarbij de overheid concludeerde dat heel Suriname van de regering is en Marrons geen recht op grond hebben. Zo werd de traditionele goudwinning van Marrons verdrongen door grote multinationals met wie de regering een overeenkomst maakte, zonder overleg met de verdreven volkeren.

Het Jungle Commando (JC) had tijdens de Binnenlandse Oorlog bijgevolg een goede basis voor het rekruteren van haar strijders. In deze oorlog werd er volgens de leider van het JC, Ronnie Bruynswijk, met de binnenlandse tradities gestreden. Ronnie Bruynswijk was een jonge Aukaner, die door ex-dictator Bouterse ontslagen werd als persoonlijk lijfwacht. Na verdenking van verscheidene bankroven op de bank van Moengo werd hij vastgezet. Een deel van het leger droeg hem een warm hart toe en bevrijdde hem. Bouterse reageerde erop met strikte controles specifiek op Marrons gericht. De Boslandcreolen voelden zich geviseerd en er is sprake van mishandelingen van Marrons door het leger ten einde Bruynswijk te vinden.45 Bruynswijk vluchtte naar Frans–Guyana en werd in contact gebracht met het

42 A. ST-HILAIRE, “Global incorporation and cultural survival: The Surinamese Maroons at the Margins of the World-system”, Journal of world-systems research 2000, (4), 1, 101-131.

43 B. SCHOLTENS, Bosnegers en overheid in Suriname: de ontwikkeling van een politieke verhouding 1651 –

1992, Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, vaco-press

n.v., 1994, 237p.

44 R. PRICE en S. PRICE, “Maroons under assault in Suriname and French Guiana”, Cultural Survival

Quarterly 2002, 38-45.

Surinaamse verzet dat naar Nederland was gevlucht na de decembermoorden46. Enige tijd later had Bruynswijk een leger rond zich verzameld met financiële en materiële steun van Nederland en pleegden ze hun eerst aanslag op Stolkertsijver. De overheid in de stad reageerde erop met onhandige en paniekerige razzia’s tegen iedereen die er Bosneger uitzag, met als hoogtepunt de massamoord op het Boslandcreools dorp Moiwana.47 Dit verhoogde de anti-overheidsgevoelens danig en dreef Marrons in de handen van Bruynswijk. De oorlog eindigde in 1992, maar deze gevoelens zijn er nog steeds. De toestand van de Bosnegers is er door de oorlog nog verder op achteruit gegaan. Dat komt duidelijk naar voren in een rapport van Moiwana ‘86, waarin ze concluderen dat de culturele integriteit en bestaan van Bosnegers ernstig bedreigd wordt.48

De relatie van de Marrons met de kustregio kan omschreven worden als die van “een kolonie naar de koloniale overheid” toe. Marrons doppen hun eigen boontjes, want de overheid is niet te vertrouwen.49 Dat deze binnenlandbewoners een behoorlijke graad van onafhankelijkheid hebben, kan men ook terugvinden in de eigen bestuurs- en rechtsystemen.50 Zoals eerder vermeld hebben de koloniale heersers vrede moeten sluiten met de Marrons. Deze vredestraktaten hebben rechtsgeldigheid. De verdragen.51 stellen dat blanken het recht hadden Bosnegers te berechten die overtredingen begingen op het door de blanken beheerste gedeelte van Suriname. Impliciet stelden de koloniale machthebbers hiermee dat die bevoegdheid buiten dat gebied toekwam aan de Boslandcreoolse gemeenschap zelf.52 Dus in Paramaribo en op de plantages gold het recht der blanken, erbuiten dat van de Boslandcreolen.

Het recht der Boslandcreolen is een gewoonterecht waarin de gezagshebbers tevens de rechters zijn en met gewoontes die sterk geïnspireerd worden door hun oorspronkelijke Afrikaanse cultuur. Hoe het ook zij, deze traktaten bieden tot op vandaag de schriftelijke legitimatie van het Bosnegerrecht. Men kan stellen dat Marrons hierdoor een eigen sociaal

46 In de nacht van 8 op 9 december 1982 werden 15 prominente opposanten van Bouterses’ regime in Fort Zeelandia geëxecuteerd. De zaak is tot op heden nog steeds niet onderzocht. Men verdenkt Bouterse ervan opdracht gegeven te hebben tot deze moorden.

47 E. DE VRIES, Suriname na de Binnenlandse Oorlog, Amsterdam, KIT Publishers, 2005, 199p. en R. PRICE, “Executing Ethnicity, the killings in Suriname”, Cultural anthropology 1995, 10, (4), 437-471.

48 MOIWANA ’86, Verslag 1998 omtrent de situatie van de rechten van de mens in de republiek Suriname

http://www.parbo.com/m86/rapportF98.html

49 B. SCHOLTENS, Bosnegers en overheid in Suriname: de ontwikkeling van een politieke verhouding 1651 –

1992, Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, vaco-press

n.v., 1994, 237p.

50 H.R.M. LIBRETTO, ,Het gezags- en bestuurssysteem in het binnenland van Suriname, Doctoraatscriptie, Anton De Kom Universiteit 1983, Paramaribo, 103p.

51 Art 11, Vredesverdrag der Saramakaners van 18 september 1762.

contract hebben opgebouwd onder de Boslandcreoolse gemeenschap. Het problematische van de zaak is dat dit contract geleefd wordt binnen een ruimer sociaal contract waaraan de Surinaamse bevolking geacht wordt te voldoen op basis van hun loutere aanwezigheid en burgerschap in de Republiek Suriname. Momenteel zijn Boslandcreolen aan een tweeërlei recht onderworpen en dat zorgt voor de nodige rechtsonzekerheid en verwarring. Het Bosnegerrecht en het Surinaamse recht kennen geen afgebakende territoria. Surinaams recht zou moeten gelden voor heel Suriname, maar het erkent tot op een bepaalde hoogte wel het Boslandcreools recht. Ten eerste is het immers de Granman (het opperhoofd) die de vergrijpen ter kennis moet stellen aan de Surinaamse overheid. Toch heeft deze zelf jurisdictie over de vergrijpen die begaan worden tegen het Bosnegerrecht. Ten tweede is de overheid niet in staat om de naleving van de Surinaamse wet af te dwingen in de moeilijk te bereiken gebieden van Suriname. Ten derde kan men stellen dat, alhoewel er geen wetsbepaling bestaat die het Bosnegerrecht erkent, het recht toch op erkenning kan rekenen in de rechtspraktijk. Wanneer een Marron immers terecht staat voor een feit dat strafbaar is voor zowel het Bosnegerrecht als voor het Surinaamse recht, dan moet de Surinaamse strafrechter rekening houden met de reeds in eigen kring opgelegde straf.53

Maar wanneer een Boslandcreool nu onder het Boslandcreools recht valt of niet, lijkt van toeval af te hangen. Dit veroorzaakt de nodige verwarring bij Bosnegers die een hosselbestaan kennen tussen het binnenland en de kustregio. Ze weten meestal wat strafbaar is in de stad, maar hun rechtvaardigheidsgevoel en trots ligt in het recht van de stam, waardoor ze vaker naar dat recht handelen. Men kan met andere woorden niet spreken van volledige acceptatie van het Surinaamse recht bij de Boslandcreoolse gemeenschap.54 Maar van opstand is er evenmin sprake. Het hoeft echter geen betoog dat het geschreven Europees geïnspireerd recht van Paramaribo op meerdere domeinen conflicteert met het tribaal gewoonterecht der Bosnegers. En alhoewel het Surinaams recht in opmars is naar het binnenland, blijken er toch nog bepaalde gebieden in Suriname te bestaan, die door de vernieling van de Binnenlandse Oorlog een soort staatsloze samenleving geworden zijn. Er zijn aanwijzingen dat het Bosnegerrecht er terug in ere hersteld is.55

53 M.R. WIJNHOLT, Strafrecht in Suriname, Kluwer-Deventer, Nederland, 1965, 221p. 54

M. MISIEDJAN, “The Ndyuka Treaty Of 1760: A Conversation with Granman Gazon”, Cultural Survival

Quarterly 2002, Issue 25.4.

55 D. KRUIJT en W. HOOGBERGEN, “Peaceful relations in a stateless region: the post-war Maroni River borders in the Guianas”, Tijdschrift voor Sociale en etnografische geografie 2005, (96), 2, 199-208.

5 Besluit

Suriname is een land getekend door een verleden van kolonisatie en dekolonisatie. Die dekolonisatie ging gepaard met vele strubbelingen, waaronder een burgeroorlog, economische crisissen en sociale spanningen. De bevolking is ingekleurd door een langdurige proces van migratie en emigratie en heeft weinig sociale binding met elkaar. Etniciteit speelt een belangrijke rol in de verdeling van de sociale stratificatie en dat tekent zich tevens op religieus, economisch, politiek en ruimtelijk vlak.

Suriname is op te splitsen in twee delen: de kustregio en het binnenland. De kustregio en vooral de hoofdstad Paramaribo kunnen gezien worden als de toegangspoort van Suriname naar de rest van de wereld en als het sturend centrum. Het binnenland is in zekere mate onthouden van deze internationale dimensie en ontwikkeling is er sterk afhankelijk van actie vanuit de kustregio. In dit binnenland wonen de inheemse volkeren, hoofdzakelijk Marrons en Indianen. De focus op Marrons schetst een beeld van een volk dat langzaam toetreedt tot een internationaler bewustzijn, maar de vaardigheden, middelen en het vertrouwen ontbreekt om er aan deel te nemen. De keuze van Marrons, die wel deelnemen aan dit internationaal perspectief is niet altijd gebaseerd op vrijwilligheid. De Surinaamse overheid heeft hierin een zeker aandeel onder meer door de bouw van het Afobakameer en het uitbesteden van goudconcessies aan multinationals. Marrons worden van hun traditionele goudwinningsgebieden verdreven of moeten verhuizen uit traditionele woongebieden. Ook de Binnenlandse Oorlog, een sterke demografische groei onder Boslandcreolen en een beperkte werkgelegenheid in het binnenland veroorzaakten een emigratiestroom van Marrons naar de kustregio, meer bepaald naar Paramaribo en omstreken. De middelen om zich aan te passen en te kunnen functioneren in deze regio zijn echter uitgedund door de Binnenlandse Oorlog enerzijds en ongunstige overheidsbeslissingen en nalatigheid vanuit de Surinaamse Overheid anderzijds. Door gebrekkig diplomatiek overleg en een als onrespectvol overkomende houding van de overheid ten aanzien van de traditionele Boslandcreoolse leiders is de band tussen beide landsdelen erg verzwakt. De houding en het gedrag van de kustregio ten opzichte van Marrons heeft geleid tot een moeizame en vaak haperende communicatie tussen beiden. Dit reflecteert zich in een aan traditie vasthoudende attitude van de binnenlandbewoners met een sterke achterdocht naar inmengingen vanuit de stadsregio toe. Het is te definiëren als een houding van een kolonie naar een koloniale overheid toe. Boslandcreolen kenden door de eeuwen heen een autonoom bestaan en hebben bijgevolg eigen rechtsinstanties en bestuurssystemen, die erkend worden door vredestraktaten uit de koloniale tijd. Die mogelijkheid om op zichzelf te kunnen functioneren en op sommige

plaatsen in het binnenland de verplichting om op zichzelf te opereren gecombineerd met de eerder negatieve indruk die ze hebben van de stad bewerkstelligt eerder isolatie- dan assimilatiepolitiek aan de zijde van de Marrons naar de Surinaamse overheid toe. Deze houding van zowel de Marrongemeenschap als van de centrale overheid zorgt ervoor dat individuele Marrons, die vaker een hosselbestaan kennen tussen de stad en het binnenland, heel wat moeilijkheden ondervinden in de aanpassing aan twee verschillende culturen. De cultuur van Paramaribo met haar Westers getinte consumptiewijze, een inkomensgraad van een ontwikkelingsland maar met selectieve sponsering door geldstromen uit het buitenland is een veel complexere en ongelijke wereld dan het binnenland met een relatieve inkomens- en bezitsgelijkheid. Maar ook het verschil in recht, opvattingen over rechtvaardigheid en rechtspleging kunnen bevreemdend overkomen bij Marrons. De Marrongemeenschap kan men nauwelijks een volk binnen de republiek Suriname noemen. Het lijkt meer op een staat in een staat.

Hoofdstuk 2 Het theoretisch raamwerk

In document Ketens van het heden (pagina 27-33)