• No results found

Weinig berichten uit Indië

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 121-132)

Terw ijl de regering in Londen van meet a f aan regelmatig berichten kreeg over gebeurtenissen en toestanden in bezet Nederland (een stroom, in '40 nog vrij smal, die evenwel nadien van jaar tot jaar breder werd), ontvingen de Nederlandse autoriteiten in Australië en op Ceylon maar heel weinig berichten uit o f over Indië.

In Londen werd van mei '40 a f elk woord dat Radio Hilversum uitzond, opgevangen en in dagelijkse luisterrapporten verwerkt; legale Nederlandse dagbladen en periodieken bereikten de regering via Lissa­ bon en Stockholm van de herfst van '40 af, illegale bladen en brochures van april '42 af; een groeiend aantal geheime agenten kon van augustus '40 a f militaire inlichtingen doorseinen — militaire zowel als civiele inlichtingen werden voorts aanvankelijk via Stockholm, later via Genève doorgegeven door inlichtingengroepen welker werkzaamheden van de lente van '43 a f belangrijke steun kregen van het eind '42 in Londen opgerichte Bureau Inlichtingen. Voorts kwamen in totaal ca. zestienhon­ derd Engelandvaarders in Groot-Brittannië aan, naar schatting tweehon­ derd door de Noordzee over te steken, ca. veertienhonderd door eerst naar Zw eden o f naar Spanje en Portugal te trekken. Waren er in '40, '41 en '42 nog tal van lacunes in het beeld van bezet Nederland dat men zich in Londen kon vormen, van de lente van '43 a f ontstond een situatie waarbij de regering en haar organen omtrent alle belangrijke ontwikke­ lingen in bezet gebied betrouwbare, veelal ook prompte inlichtingen ontvingen. Het werk van de uitgezonden geheime agenten en van de inlichtingengroepen is daarbij van kardinale betekenis geweest.

Zoals uit hoofdstuk 4 zal blijken, heeft het van Ceylon uit op Sumatra ondernomen geheime werk slechts van midden '45 a f enig succes gehad en van Australië uit is men er de gehele bezetting door niet in geslaagd, uit Java, Borneo o f Celebes van geheime agenten inlichtingen van betekenis te krijgen - alleen in het oostelijkste deel van de Grote Oost heeft het intelligence-'werk enige bescheiden successen opgeleverd. D ag­ bladen en periodieken zijn slechts bij één gelegenheid uit Indië ontvan­

gen 1 — wèl werden van april '44 a f in de gebieden die door MacArthurs strijdkrachten waren bevrijd, enkele Japanse stukken aangetroffen. Van belang was ook dat in die gebieden meer dan duizend romoesja's (geron­ selde arbeiders) en heiho’s (hulpsoldaten) werden aangetroffen, die gro­ tendeels van Java afkomstig waren. O ok gingen in de oorlog Geallieerde strijdkrachten er soms toe over, de bemanning van inheemse prauwen te dwingen mee te varen hetzij naar Ceylon, hetzij naar Australië, en in de oostelijke gebieden van de Grote Oost waren er in '44 o f '45 soms prauwbemanningen die eigener beweging naar Geallieerd gebied zeilden. Veel meer dan wat lokale inlichtingen konden al die opvarenden van Indonesische scheepjes niet verstrekken.

Zo was er, de gehele oorlog door, slechts één inlichtingenbron die, als zij met succes was aangeboord, dagelijks enige steun had kunnen geven: de Japanse radio-uitzendingen. In hoofdstuk 1 wezen wij er evenwel al op dat die uitzendingen in april en mei '42 in Australië nauwelijks konden worden gevolgd. Het opvangen vond toen plaats in Melbourne. Het was werk van de Australian Broadcasting Corporation en geschiedde, voorzover het Nederlands-Indië betrof, in samenwerking met de Monitoring Service, de Luisterdienst, van Quispels Netherlands-Indies Government Information

Service, de Nigis. Op Java gaf, zoals in het vorige deel vermeld, het Japans

militair bestuur zich speciale moeite om (met inschakeling o.m. van enkele Nederlandse journalisten en Geallieerde krijgsgevangenen) dage­ lijks teksten uit te zenden die speciaal voor Australië bestemd waren — dat had in '42 en in de eerste maanden van '43 geen enkel effect. ‘Het blijft’, zo rapporteerde de Nigis midden ju li '42, ‘met de ontvangst van de voor ons zo belangrijke zender Batavia . . . treurig gesteld. Ten gevolge van atmosferische storingen ontgingen ons enige door de Japanners in Indië uitgevaardigde verordeningen geheel.2 Van andere werden slechts brok­ stukken ontvangen.’3 D e ontvangst blééf slecht (midden oktober '42 bijvoorbeeld was van de uitzendingen van de zender Batavia ‘86% in het geheel niet verstaanbaar’4) — van april '43 a f verbeterde de situatie doordat

1 N l. begin '45, toen de eigenaar van een inheem se prauw, die naar Australië moest m eevaren, een aantal numm ers van op Borneo, Celebes en Java verschenen Indone­ sische dagbladen alsmede zeven exem plaren van het op Jav a uitkom end maandblad

Djawa Baroe (‘N ie u w Ja v a ’) bij zich bleek te hebben. 2 D ie verordeningen golden slechts op Java. W ellicht moet m en dus uit de gebruikte form ulering (‘ in Indië uitgevaardigde verordeningen’) afleiden dat de Nigis e r in ju li '42 nog geen denkbeeld van had dat Indië bestuurlijk in drieën was gedeeld. Korte tijd later was dat in elk geval w èl bekend. 3 Nigis: ‘O verzicht luisterrapporten . . . 6 -13 ju li 1942’. 4 A.v., ‘ 1 1 - 1 8 oktober 194 2’.

D E R A D I O - U I T Z E N D I N G E N U I T I N D I Ë

de Australian Broadcasting Corporation toen op aandrang van de Commissie een luisterpost geplaatst had in Broome, dichter bij Java dus (zie kaart II op pag. 17), die de door Bandoeng gerelayeerde uitzendingen van Radio Djakarta redelijk goed opving. Inderdaad zijn de monitoring reports van mei '43 a f rijker van inhoud geworden — volledig werden ze nimmer.1 Daartoe droeg bij dat, vreemd genoeg, in Australië ook in '45 niet naar de avonduitzendingen van de Japanse zenders op Java geluisterd werd, terwijl de Japanse autoriteiten juist daarin de meeste berichten lieten opnemen.

W elke inlichtingen kreeg men van personen die korte o f lange tijd in Japans gebied hadden vertoefd?

Wij kunnen daar het volgende overzicht van geven.

D e eersten die van Java ontsnapten, waren van der Star, Stokhuyzen en kapitein van der Veen. Wij weten dat van der Veen een uitgebreid rapport schreef waarin hij, zoals al weergegeven, o.m. vermeldde, verno­ men te hebben dat zich bezuiden Garoet en bij Buitenzorg guerrillastrij­ ders bevonden, en wij vermoeden dat ook Stokhuyzen een rapport heeft opgesteld, maar alleen omtrent de mededelingen van van der Star is een stuk bewaard gebleven2; daarin staat o.m. over de Nederlanders en Indische Nederlanders: ‘M oreel was zeer goed en vertoonde na vier maanden bezetting geen inzinking’ ; over de Chinezen: ‘O ver het alge­ meen waren de Chinezen fel anti-Japans. Daar de Chinezen een nauw contact hadden met de Indonesiërs, werd deze stemming hierop overge­ dragen’ ; over de Indonesiërs: ‘Terw ijl de Indonesiër in het begin in een afwachtende, zenuwachtige stemming verkeerde, zwaaide dat direct om in een anti-Japans gevoel toen zij zagen hoe de Japanner zich gedroeg. D e grote werkloosheid . . . en de lijfstraffen in het openbaar werkten de Japanse propaganda sterk tegen.’ M ededelingen van van der Star (en 1 B ehalve de Japanse zenders op Jav a w erden o ok Japanse zenders elders afgeluisterd. H et Australische Department o f Information stelde elke w e ek een overzicht samen van de opgevangen berichten. D ie overzichten zijn v o o r de periode m ei-decem ber 44 bewaard gebleven: rapporten van tien tot vijftien pagina’s, waarvan evenw el niet meer dan één o f anderhalve pagina aan N ederlands-Indië is gew ijd, hoofdzakelijk met propagandistische berichten in het econom ische vlak. 2 A R A , Alg. Secr., Eerste Zending, X X III, 57—1.

wellicht ook van Stokhuyzen en van der Veen) deden een correspondent van het Aneta-kantoor in Brisbane een stap verder gaan toen hij begin oktober ’42 aan de pers in de Geallieerde wereld een bericht doorgaf waarin stond: ‘M y informants expressed the conviction that the natives would

welcome Alliedforces when these arrive to drive the invaders from the Indies.''

Eind november '42 werd in de Indische Oceaan een Duitse blokka- debreker, de ‘Ramses’, die, van Japan naar West-Europa onderweg, in novem ber Tandjong Priok had aangedaan, onderschept door de Neder­ landse kruiser ‘Jacob van Heemskerck’ en een Australische kruiser. De gezagvoerder van de ‘ Ramses' bracht zijn schip tot zinken — de opvarenden gingen in de boten. Zij werden opgepikt en naar Australië overgebracht waar zij door Nefis I (de door kapitein Spoor geleide inlichtingen- afdeling) verhoord werden — de meeste Duitsers weigerden inlichtingen te geven, maar de Duitse gezagvoerder en enkele Deense, Noorse en Finse opvarenden (de Noren waren de bemanning geweest van een door de 'Ramses’ aangehouden N oors schip) deden dat wel en het gevolg was dat midden december uit M elbourne als ‘eerste resultaten’ van de ver­ horen (over de latere beschikken wij niet) aan van M ook geseind werd, ‘dat Eu rop ese v ro u w e n en k in d eren in Batavia gro te m ate van v rijh eid gen ieten en er g o ed gek leed en g e v o e d uitzien. H et d o o r hen b e w o o n d e deel van de stad is o m g e v e n m et prikkeldraad en in h eem se w achtposten te h u nn er bescherm ing. E u rop ese fa m ilies w aarvan de m an thuis is, w o n e n buiten deze con cen traties’ — kennelijk was aan de opvarenden van de ‘ Ramses’ niet bekend (althans: zij berichtten dit niet) dat op Java, afgezien nog van de krijgsgevangenen, vrijw el alle Nederlandse mannen waren geïnterneerd.

‘H et lev en h eeft een norm aal aanzien. In de stad w e rd e n Eu rop ese v ro u w en d ik w ijls w in k e le n d op de fiets gezien. Z ij beschikken blijkbaar o v e r ge ld m id d elen . . . D e prijzen zijn n o rm aal’ 2 —

in werkelijkheid verkeerden vele Europese vrouwen in financiële m oei­ lijkheden en waren de prijzen aanzienlijk gestegen. Niet geheel juiste inlichtingen dus.

D e volgende van w ie inlichtingen werden verkregen, was de M ena- donese Knil-m ilitair H. D. Pitoi, die op Java enkele maanden in een krijgsgevangenkamp bij Bandoeng opgesloten was geweest en als heiho

' Aneta-bericht, 3 okt. 1942 (a.v., C o ll-va n der Plas, B 3). 2 Telegram , 16 dec. 1942, van van Hoogstraten en van Aerssen aan van M oo k (a.v., M K , M 180, A 8 I).

M E D E D E L I N G E N V A N O N T S N A P T E N

op Guadalcanal de Amerikaanse linies had bereikt. Zijn mededelingen leidden begin januari '43 tot een telegram aan van M ook waaruit wij citeren:

‘ B u rgers geïn tern eerd . . . V erh o u d in g H ollan d ers o n d e rlin g en o o k m et M e - n ado nezen u itstekend, m et A m b o n n ez en o n gu n stig.' Ja v a n e n 2 allen losgelaten. H o u d in g [inheem se] b e v o lk in g o n d erd an ig en passief. V o ed selsitu atie [krijgsge- v an gen en ]k am pen zeer slecht . . . M aaltijden . . .ju is t v o ld o e n d e om in lev e n te b lijv e n . . . M ed isch e v e rz o rg in g praktisch o n m o g e lijk w e gen s geb rek aan m e d i­ cijnen. B eh an d elin g slecht, v e e lv u ld ig e m ish an d elin gen . In m aart drie Eu rop ea­ nen die tijdens fo u rageren pakjes van echtgenoten o n tvin gen , in het openbaar d o o d ge sto k en d o o r b ajonetsteken in de bu ik.3 Schoppen en slaan zijn n o rm ale tu ch tm id d elen . . . K le d in g na m aart niet aan gevoerd, zodat in lo m p en en op blo te v oeten . O p last Japan ners alle rangverschil en d istin ctieven op g eh even .4 V oertaal Japan s, bij niet begrijpen schoppen en slaan.’ 5

Behalve ‘burgers geïnterneerd’ (dat gold op Java slechts voor de Nederlanders, behoudens de Nippon-werkers, niet voor de meeste Indi­ sche Nederlanders) stond in dit telegram niets over het lot der burgers o f over de reacties der Indonesiërs — als heiho had Pitoi in Tandjong Priok slechts enkele dagen een, aldus het verslag van zijn ondervraging, ‘vluch­ tige aanraking’ gehad met Indonesiërs; datzelfde verslag vermeldde even­ w el dat er volgens hem ‘nog zeer vele pro-Hollandse Javanen zijn, maar toen eenmaal de Japanners de baas waren, lieten ze de Hollanders in de steek en waarschijnlijk uit vrees zochten zij in de gunst van de Japanners te komen.’6

De eerste die na van der Star, Stokhuyzen en van der Veen in Australië een meer uitvoerig beeld kon geven van de toestanden en gebeurtenissen op Java, was de Knil-sergeant-m ajoor H. J. de Haas, die er, zoals in ons vorige deel beschreven, eind september '42 in was geslaagd om samen met de douane-ambtenaar C. D. Schlette, de jazzdrummer J. C. Buxton en de Menadonese ex-marechaussees Danus en Mongan O ost-Java te verlaten — zij gingen na een gevaarlijke en moeilijke tocht op 13 december

1 In w erkelijkheid hadden op Java de meeste Am bonnezen zich pro-N ederlands getoond, terw ijl dat vo o r een deel van de M enadonezen niet gold. 2 D.w.z. Javaanse K n il-m ilitairen (behalve de officieren). 3 D it sloeg op een van de tw ee executiege-vallen die zich, met een andere achtergrond overigens, op 22 april '42 in kampen bij Bandoeng hadden voorgedaan. 4 Deze maatregel was na enige maanden door de Japanners ingetrokken. 5 Telegram , 4 jan. 1943, van van Hoogstraten en van Aerssen aan van M o o k (A RA , M K , M 180, A 8 I). 6 ‘V erslag ondervraging H. D. Pitoi’ (29 dec. 1942), p. 9 (a.v.).

bij een missiepost in noordwest-Australië aan land. Buxton bleef daar in Darwin, de Haas en de drie anderen werden op 7 januari '43 naar M elbourne overgevlogen, waar zij in eerste instantie door Nejis I voor mogelijke Japanse agenten werden gehouden — pas na weken was men overtuigd dat er voor dat vermoeden geen aanleiding was.

Wat de twee Menadonezen en Schlette in hun ondervragingen hebben verklaard, is ons niet bekend — wij beschikken slechts over gegevens met betrekking tot Buxton en de Haas.

Buxton kon mededelen dat er in Semarang een Chinese verzetsgroep bestond en dat er voorts een gepensioneerde onderluitenant van het Knil, Korff, en de vroegere commissaris van politie W. Haccou een illegale groep hadden gevormd waarvan Indische Nederlanders deel uitmaakten; die m ededeling was juist, behoudens dan dat de groep van K orff een van de F-groepen was, die hoofdzakelijk uit inheemse ex-Knil-m ilitairen bestonden (al die groepen werden begin '43 door de Kenpeitai opgerold); onjuist waren Buxtons mededelingen over Soekarno: deze ‘ well-known

Communist agitator' (aldus de w einig deskundige Afc/w-ondervrager) zou

in ju n i o f ju li '42 tot gouverneur van W est-Java zijn benoemd, in augustus zijn gearresteerd en kort nadien zijn ontsnapt.1

Uitvoeriger waren de mededelingen van de Haas die van maart tot eind september '42 over Java had getrokken, wist dat de krijgsgevangenen het er m oeilijk hadden, vage berichten had opgepikt over guerrillatroe- pen, mishandelende Japanners had zien optreden, een duidelijk beeld had gekregen van het moeilijke bestaan van Nederlanders en Indische Nederlanders, en pijnlijk getroffen was door het feit dat zoveel Indone­ siërs onder de bekoring waren gekomen van de Japanse propaganda en dat de inheemse politie tegen Nederlanders en Indische Nederlanders honds optrad; ook had hij eind ju n i '42 in Bandoeng in een dagblad gelezen dat alle Nederlandse mannen geïnterneerd zouden worden en dat de Japanners overwogen, aan de Nederlandse vrouwen en kinderen ‘de nodige bescherming te bieden’ (dat bericht had hij bij zich gestoken), en hij had tenslotte op O ost-Java gehoord dat in Kesilir, bij Ja va ’s uiterste zuidoost-punt, een interneringskamp voor mannen in opbouw was.

Er zijn met betrekking tot de Haas vier stukken bewaard gebleven: een kopie van enkele ‘eigenhandige aantekeningen uit (zijn) verslag’ d.d. 19 januari ’432, het in het Engels opgestelde verslag van zijn ondervra­ gingen d.d. 22 januari3, ‘enkele aantekeningen’ (vermoedelijk van Nefis I) 1 ‘lnterrogation J. C. B uxton’, 22-23 j an- 1943 (a.v.). 2 A.v., Alg. Secr., Eerste Zending, X X III, 56—1. '3 A.v., M K , M 180, A 8 I.

M E D E D E L I N G E N V A N O N T S N A P T E N

d.d. 25 januari ‘naar aanleiding van het verslag van zijn ondervragingen’ 1, en (van Nefis I) een ‘verslag van de vergelijking van gegevens en indruk­ ken van de sergeant-majoor Knil de Haas met de kapitein van der Veen’, eveneens d.d. 25 januari.2 Al deze stukken zijn in Melbourne opgesteld.

In het eerste stuk gaf de Haas vage berichten weer over ‘vrije troepen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger op Java’ , die zich bij Semarang en op W est-Java zouden bevinden; bij Semarang waren zij ongewapend maar op W est-Java was sprake van ‘gewapende troepen (Nederlanders en Australiërs), w .o .. vele officieren . . . De bevolking voorziet deze troepen van voedsel.’ In het tweede stuk, het in het Engels gestelde verslag van zijn ondervragingen, stond daar niets over, maar hierin klaagde hij over het gedrag van de inheemse politiefunctionarissen (‘pro-Japanese, disgracefully rude and insolent, particularly toward Europeans'), ga f hij o.m. weer wat hij van de krijgsgevangenenkampen en van de Europese mannen in Kesilir wist (‘ there are said to be rnany thousands') en schetste hij een beeld van de houding van Europeanen, Chinezen en inheemsen. O ver de Europeanen berichtte hij o.m. dat eind september '42 alleen in Batavia en M agelang ‘beschermde w ijken’ zouden worden ingericht, over de Chinezen dat zij allen ‘ rather anti-native' en dat de meesten hunner ‘pro-Dutch’ waren, over de inheemsen dat in steden en

dessa’s de meesten een grote onverschilligheid aan de dag legden, dat de

inheemse bestuurders ‘on the whole loyal to the Dutch' waren en dat 'a

number o f native intellectuals’ met de Japanners gemene zaak had gemaakt

— vooral Soekarno had dat gedaan. Het derde stuk, de ‘enkele aanteke­ ningen’, was curieus omdat de samensteller zijn best deed, alle medede­ lingen van de Haas die op animositeit van inheemsen jegens Europeanen wezen, te devalueren. ‘H ij’, zo heette het, ‘die een-en-twintig jaar in het kleine kringetje der beroepssoldaten leefde, kent de maatschappij niet. Hij wordt sterk gedreven door het Indo-com plex en haat de Inlander omdat de Europeaan van zijn voetstuk viel en de Inlander het nu beter heeft’. Vandaar ook de confrontatie van de Haas met kapitein van der Veen. Blijkens het vierde stuk: het verslag van die confrontatie, werd de Haas door van der Veen op een belangrijk punt in het gelijk gesteld: de Haas had óók bericht dat het feit dat de Europeanen, gouverneur-generaal van Starkenborgh incluis, in Indië gebleven waren, op de Indonesiërs geen indruk had gemaakt en van der Veen gaf toe, ‘geen enkele aanwij­ zing te hebben dat er van enige waardering door de inheemse gemeen­ schap wordt blijk gegeven.’

Dat de berichten van de Haas, hoe vaag ook, over de aanwezigheid van guerrillatroepen op W est-Java bij Egerton M ott en Quéré de be­ hoefte versterkten, geheime agenten op Java te infiltreren, spreekt van­ zelf; zij gingen daarbij aan het gegeven inzake Kesilir bijzondere bete­ kenis toekennen: daar zouden zich immers ‘vele duizenden’ Europese mannen bevinden; verondersteld werd dat men een aantal hunner zou kunnen bewegen, naar Australië te ontsnappen.

*

N a de mededelingen van de Haas en de zijnen verliepen meer dan zes maanden voordat weer een rapport over Java werd ontvangen: magere mededelingen van een Duitse matroos, wiens blokkadebreker begin maart '43 tot zinken was gebracht maar die in augustus '42 van Tandjong Priok uit één dag Batavia had kunnen bezoeken; hij had er kunnen spreken met uit hun internering bevrijde Duitsers en ‘volgens hen’, aldus Furstners staf (die door de Britse Admiralty was ingelicht) aan van M ook, ‘werden de zich in gevangenschap bevindende Nederlanders en andere gevangenen zeer slecht behandeld . . . De inlandse bevolking scheen over de van de Japanners ondervonden behandeling zeer ontevreden.’ 1

Dan werden begin novem ber '43 aan van M ooks departement door het Britse War Office mededelingen gezonden van vier Japanse krijgs­ gevangenen die op Java krijgsgevangenen van het Knil aan het werk hadden gezien — zij hadden niets van belang kunnen berichten.

W èl van belang leek w7at in januari '44 bericht werd door vier uit de Oostelijke M olukken afkomstige Indonesiërs2, door zeven krijgsgevan­ genen (van onbekende nationaliteit) en door één Javaan en één M adoe- rees die door een Geallieerd oorlogsschip van een Japans vissersvaartuig waren gehaald. Van der Plas seinde begin februari uit Australië aan van M ook dat de Japanners ‘in oosthelft Archipel’ ‘barbaars’ optraden en dat de gevolgen daarvan niet waren uitgebleven: ‘bevolking . . . ziet reikhal­ zend uit naar bevrijding’ (die laatste bijzonderheid werd door van M ook

1 Bericht, ju li 1943, van Furstners staf aan van M o o k (a.v., M K , M 180, A 8 I). 2 Dit waren bewoners van een klein eiland, ca. 300 km ten zuidoosten van Am bon, die, toen daar de bem anning van een Am erikaanse bom m enwerper die een noodlanding had gemaakt, door een Catalina-vliegboot werd opgehaald, naar Australië waren meegegaan.

onm iddellijk aan de koningin doorgegeven). O ver Java berichtte van der Plas dat de Japanners daar een ‘uiterst straf bew ind’ voerden, dat de ‘economische toestand veel ernstiger is dan verm oed’ (‘kleding is vrijwel

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 121-132)