• No results found

Berichtgeving en propaganda

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 160-181)

Wij vermeldden al dat van M ook in het besluit waarmee hij begin april '42 de Nederlands-Indische Com m issie voor Australië en N ieu w -Z ee­ land in het leven riep, haar de taak gaf om zorg te dragen voor een ‘informatiedienst’ en dat deze onder leiding werd geplaatst van Loekman Djajadiningrat. Toen die dienst in de vorm van de Netherlands Indies

Government Information Service, de Nigis, was opgericht, liet evenwel

Loekman Djajadiningrat de zaken spoedig over aan degeen die tot hoofd was benoemd: het vroegere hoofd van de M arinevoorlichtingsdienst in Indië, luitenant-ter-zee eerste klasse H. V. Quispel. De situatie verander­ de pas, toen van der Plas in december '42 in M elbourne terugkeerde: hij had zowel voor de berichtgeving als voor de propaganda grote belang­ stelling en besteedde dus veel tijd en aandacht aan de Nigis.

D e Nigis was een dienst waarin de Com m issie, de Koninklijke Marine en het Knil samenwerkten — de marine en het Knil hadden geen eigen voorlichtingsdienst maar gaven alles wat hunnerzijds te berichten viel, aan de Nigis door. Quispel was een harde werker, zijn inspirerende inzet werd door zijn staf zeer gewaardeerd. D ie staf bestond in augustus '42 uit dertig personen: tw aalf Nederlanders en Indische Nederlanders en voorts een Brit, een Griek, een Tsjech, een Hongaar — de veertien overigen waren Australiërs o f Indonesiërs. Later werd dat personeel aanzienlijk uitgebreid, verm oedelijk (precieze cijfers ontbreken) tot ver over de honderd, van w ie alleen al bijna dertig behoorden tot een film ­ en foto-afdeling die in ju li '44 werd opgericht.

Uiteraard had de Nigis een persafdeling — zij onderhield het contact met de Australische pers en de Australische nieuwsagentschappen alsmede met internationale nieuwsagentschappen als Reuter, Associated Press en

United Press en met de voortzetting van het vroegere Nederlands-Indi-

sche persbureau Aneta, dat een vestiging had in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië samenwerkte met het daar in '40 opgerichte persbu­ reau Anep maar in Australië aanvankelijk geen vertegenwoordiging had. Daarnaast gaf de Nigis een Nederlands tijdschrift uit, Oranje (het ver­ scheen oorspronkelijk veertiendaags, maar van september '44 af, toen de

Nigis een eigen drukkerij had gekregen1, tweemaal per week), alsmede

het eerder genoemde Indonesische blad Penjoeloeh, dat driemaal per week uitkwam. Zij had ook afdelingen voor het uitwerken van uit Indië 1 M acArthur had er zorg vo o r gedragen dat enkele in Australië ontbrekende hulp­ m iddelen per vliegtu ig uit Am erika waren aangevoerd.

D E ‘ N I G I S ’ / j O R I S I V E N S

opgevangen radio-uitzendingen (wij maakten daar al melding van) en voor het samenstellen van programma’s die naar Indië moesten worden uitgezonden. Zij kende voorts public relations officers die aan de Nica-teams werden toegevoegd (zoals bleek, kreeg Sardjono die functie op Morotai) en dan was er, sinds ju li '44, de film - en foto-afdeling.

D ie afdeling werd geleid door een Australische cineast; er werden foto’s en films gemaakt over de Nederlandse oorlogsinspanning in en bij Australië. Begin '45 nu werd besloten, daar twee andere soorten films aan toe te voegen: films over de heropbouw van Nederlands-Indië en films, in Australië opgenomen, die gebruikt zouden kunnen worden bij de voorlichting en de scholing van de Indonesiërs in de straks bevrijde delen van Indië. Het was voor die twee laatste soorten films dat contact werd opgenomen met Joris Ivens die vóór de oorlog naam had gemaakt met zijn documentaires en in de oorlogsjaren als assistant-producer werkzaam was geweest bij de filmproductie-maatschappij United Artists in H olly­ wood. Hij had enkele films gemaakt voor het Amerikaanse leger, voor de National Film Board van Canada en voor de Shell maar eind '44 verklaarde hij zich bereid, in Australië films te gaan maken voor de Nigis. Hij gaf er een royaal contract voor op — van der Plas deed een persoonlijk beroep op een Amerikaanse generaal om een snel vertrek van Ivens naar Australië m ogelijk te maken en deze kwam eind maart '45 aan, evenwel zonder re-entry permit voor de Verenigde Staten. Dat zou hem trouwens verm oedelijk niet zijn verstrekt — hij stond er bekend als een actief sympathisant met het communisme en de Sow jet-U nie.

In mei o f ju n i '45 leidde dat tot een probleem omdat aan Ivens, die toen deed weten dat hij voor de technische afwerking van de films die hij in Australië zou maken, een tijdlang in H ollyw ood zou moeten werken, bleek dat het State Department de afgifte van een re-entry permit had geweigerd. Van M ook wendde zich daarop in ju li tot de Nederlandse ambassade in Washington — dit probleem was nog niet opgelost, toen Japan capituleerde.

Een nieuw probleem met Ivens zou volgen.

Wij schreven eerder dat Aneta aanvankelijk in Australië geen eigen agentschap had. Dat agentschap is er pas medio '42 gekomen in de persoon van de Indische journalist G. A. van Bovene, die als radio-spreker vóór

de oorlog in Nederland bekendheid had gekregen met zijn door de Avro uitgezonden ‘Gesproken m ailbrief’ — een programma dat door Radio Oranje in Londen was voortgezet.1 Hij was in Indië meer dan twintig jaar journalist geweest bij Aneta, en hij was, zoals in ons deel u a vermeld, in novem ber '41 door de directie van Aneta in overleg met Pelt, het hoofd van de Londense Regeringsvoorlichtingsdienst, samen met zijn vrouw, een Indisch-Nederlandse, naar Amerika gezonden, waar hij in N e w Y o rk hoofdredacteur werd van Aneta. In april '42 nu besloten Pelt en van M ook, van Bovene in Australië een Aneta-kantoor te laten openen — dat zinde de Nederlands-Indische Com m issie niet: er was in Australië al een Nigis, waarom dan ook nog een Aneta-kantoor? Er ging een protest naar Pelt en van M ook, maar dezen handhaafden hun beslissing. Van Bovene en zijn vrouw kwamen eind ju n i in Australië aan, waar Brisbane de standplaats van het Aneta-kantoor werd: daar zou namelijk in ju li MacArthur zijn hoofdkwartier vestigen; talrijke correspondenten waren er bij geaccrediteerd.

Noch van de Commissie, op w ier loonlijst hij stond, noch van de Nigis kreeg van Bovene enige medewerking. Dat droeg er toe bij dat hij steeds kritischer ging denken over wat hij onder verantwoordelijkheid van de Com m issie in Australië zag gebeuren: hij ergerde zich aan de hoge salarissen die uitbetaald werden — en elke mogelijkheid om daar in het publiek protest tegen aan te tekenen ontbrak! De Nigis bood hem een functie aan — hij wilde vrij blijven en weigerde (wèl sprak hij herhaaldelijk in de programma’s welke de Nigis naar Nederlands-Indië deed uitzen­ den). Hij constateerde dat Anep-Aneta in Engeland en in de Verenigde Staten onafhankelijk kon werken en dat ook de twee in Nederlandse kring veelgelezen weekbladen die in Londen en N ew Y ork verschenen:

Vrij Nederland en The Knickerbocker Weekly, vrij waren in het uiten van

kritiek — waarom werd dan in Australië geen vrije journalistieke arbeid geduld, waartoe, meende hij, alle reden was?

Van maand tot maand werden de verhoudingen slechter. Contact met van der Plas, die in december '42 in Australië aankwam, bracht geen verbetering teweeg. Kort nadien kreeg van Bovene een lichte beroerte. Toen hij vrij spoedig zijn werk kon hervatten, werd zijn salaris zonder enig overleg met hem per 1 mei '43 gehalveerd. Erger nog: de Commissie

1 D e inhoud van deze paragraaf is hoofdzakelijk gebaseerd op de stukken die van B o v en e’ s w eduw e, L. E. C. van B oven e-B eyn o n , overgedragen heeft aan de Indische afdeling van het Rijksinstituut voo r O orlogsdocum entatie. (IC, 31 704 en 40 842)

D E Z A A K - V A N B O V E N E

droeg het Aneta-werk in Brisbane aan een kracht op, van w ie zij geen moeilijkheden te duchten had.

Inmiddels was in overleg met Pelt besloten, van Bovene uit Australië te verwijderen: hij zou als persattaché verbonden worden aan de pas- geopende ambassade te Tsjoengking. N o g voor hij via Ceylon daarheen was vertrokken, drong tot de Nefis door dat hij met een onderofficier van een Nederlandse onderzeeboot over de geheime landingsoperaties had gesproken en zich door de Haas had laten vertellen van diens ervaringen op Java voor zijn ontsnapping. Het gevolg was dat toen van Bovene en zijn vrouw in novem ber '43 in Perth arriveerden met de trein uit M elbourne (een passagierstrein die eenmaal per week reed), zij op hun hotelkamer gefouilleerd werden door een officier van de Nefis die ver­ gezeld werd door twee functionarissen van de Australische Security Ser­

vice, dat ook hun kamer werd doorzocht en dat tenslotte hun bagage die

in Fremantle al aan boord was van het schip dat hen naar C eylon zou brengen, grondig werd bekeken. De A/ie/w-officier beweerde dat hij wilde controleren o f van Bovene militaire geheimen het land uit w ilde smok­ kelen — waarschijnlijker is dat hij opdracht had, te onderzoeken o f van Bovene aantekeningen meenam waarin hij zijn kritische observaties over handel en wandel van de Com m issie had neergelegd. Er werd niets bezwarends gevonden, maar van Bovene en zijn vrouw waren door het onderzoek zo diep geschokt dat zij de boot naar C eylon zonder hen lieten vertrekken en zelf per trein naar M elbourne terugkeerden. Van Bovene w ilde maar één ding: nagaan waarom hij als potentiële verrader behan­ deld was en protest aantekenen tegen de ondervonden behandeling. Hij had geen succes: nu verweet van der Plas hem dat zijn contact met de marine-onderofficier en met de Haas een ongeoorloofd karakter had gedragen.

Het hele jaar '44 door had van Bovene, die zijn gehalveerd salaris bleef ontvangen, niets van belang om handen. Bij w ie hij ook per brief o f telegram zijn protest herhaalde, hij vond geen gehoor — de ontvangers van zijn brieven en telegrammen legden ze terzijde, afgaande op de niet te controleren inlichtingen van de Commissie. Een Com m issie die, meende van Bovene, in menig opzichten b lééf falen: hij hoorde details over de ondeskundige wijze waarop geheime agenten naar Indië waren gezonden en hij achtte het in het bijzonder onjuist dat de Digoelisten in vrijheid waren gesteld — hij wist dat menigeen hunner in contact kwam met Australische communisten. Hij poogde een eigen blad uit te geven, maar ook dat had geen succes: de Com m issie bewerkstelligde dat de Australische autoriteiten een papiertoewijzing weigerden.

Eind '44 stelde Slotemaker van N ew Y o rk uit voor, van Bovene opdracht te geven, zonder zijn vrouw naar bevrijd Zuid-Nederland te gaan teneinde daar nieuwe krachten voor Aneta aan te werven. De Raad van departementshoofden in Brisbane had geen bezwaar tegen die reis, maar als van Bovene niet zonder zijn vrouw w ilde vertrekken, ‘zal’, aldus de notulen van de vergadering van 2 januari '45, ‘zijn dienstverband met Aneta definitief moeten worden beëindigd en zal hem een onderstand als evacué moeten worden toegekend.’ Inderdaad weigerde van Bovene zonder zijn vrouw te vertrekken; zij kregen de onderstand die aan alle vluchtelingen werd uitbetaald. In een van de laatste maanden van '45 konden zij passage naar Nederland vinden; van Bovene overleed daar in december.

Aldus de feiten.

Het kan zijn dat persoonlijke elementen een rol hebben gespeeld in de verdere ontwikkeling en toespitsing van deze kwalijke zaak, maar bepalend achten wij het feit dat de Com m issie van meet a f aan de activiteit, in Australië, van een onafhankelijke journalist heeft trachten te voorkomen. Zij wilde slechts werken met een orgaan dat zij volledig controleerde: de Nigis.

Terug dan naar de in opdracht van de Com m issie bedreven voorlich­ ting en propaganda.

M et twee middelen werd getracht, de publieke opinie in Nederlands- Indië te beïnvloeden: met radio-uitzendingen en met luchtpamfletten. Luchtpamfletten werden daarbij effectiever geacht dan radio-uitzendin­ gen: zij konden van hand tot hand doorgegeven worden en vormden een tastbaar bewijs dat Geallieerde vliegtuigen in het Indonesisch lucht­ ruim hadden kunnen doordringen — daar stond tegenover dat luchtpam­ fletten slechts van tijd tot tijd konden worden afgeworpen en dat de radio dagelijks in de lucht kon zijn. D e autoriteiten buiten Indië wisten dat het luisteren naar Geallieerde uitzendingen door de Japanners was verboden — zij wisten daarentegen verm oedelijk niet dat dezen getracht hadden, de ontvangst van die uitzendingen onm ogelijk te maken door de radio’s te ‘castreren’ , zoals dat heette,, en evenmin dat de Nederlanders en Indische Nederlanders al hun toestellen eind '42 hadden moeten inleve­ ren. N a die Japanse maatregelen waren er slechts twee groepen potentiële

R A D I O - U I T Z E N D I N G E N N A A R I N D I Ë

luisteraars overgebleven: de Indonesiërs en de Vreemde Oosterlingen (de Chinezen en de Arabieren). Volgens de officiële gegevens hadden er in '40 ruim 30000 toestellen bij Indonesiërs gestaan en ca. 20000 bij de Chinezen en Arabieren — de groepen potentiële luisteraars waren dus betrekkelijk klein.

Wat werd naar Indië uitgezonden? Daar weten wij maar heel w einig van: de teksten van vrijw el alle uitzendingen zijn verloren gegaan. Wat wij weten, is het volgende.

Van Australië uit vonden zow el in het Nederlands als in het Indone­ sisch uitzendingen plaats. D e Nigis droeg daar zorg voor. Het leeuwen­ deel van de programma’s bestond uit nieuwsberichten — daarnaast werden toespraken gehouden waarvan enkele nog aan de orde zullen komen. De bij dat alles te volgen richtlijnen werden van begin '43 a f opgesteld door van der Plas die lid was van een in Australië gevormd Geallieerd orgaan: het door ons in ander verband al genoemde Allied Political Warfare

Committee. In dat Committee heerste er eenstemmigheid over dat in de

radio-uitzendingen moest worden onderstreept dat Japan, nederlaag op nederlaag lijdend, steeds zwakker kwam te staan en tenslotte verslagen zou worden, dat de Japanse berichtgeving een travesti was van de w er­ kelijkheid, dat ‘Groot-Oost-Aziatische W elvaartssfeer’ en ‘Azië voor de Aziaten’ slechts leuzen waren ter bemanteling van het Japanse imperia­ lisme en dat tal van maatregelen die de Japanners in Indië namen, de voorgeschreven keizerverheerlijking bijvoorbeeld, dwars tegen de in­ heemse cultuur, speciaal ook tegen de Islam ingingen. Ten aanzien van de strekking van datgene wat met betrekking tot de naoorlogse periode naar Indië moest worden uitgezonden, rezen in Australië geen m oeilijk­ heden — de in de 7 december-toespraak vervatte beloften waren voor het

Allied Political Warfare Committee voldoende.

M oeilijkheden rezen er w èl in de Verenigde Staten. Uitzendingen naar vijandelijk gebied kwamen daar onder de controle te staan van het Office

o f War Information, dat geleid werd door een journalist, Elmer Davis, die

als radiocommentator naam had gemaakt. Rechtstreekse uitzendingen naar Japan en de door Japan bezette gebieden vonden plaats van San Francisco uit — die zender bracht van april '42 a f een voor Nederlands- Indië bestemd programma in de lucht dat een half uur duurde: een kwartier nieuws, v ijf minuten muziek, een vijf-m inuten toespraak in het Indonesisch door Abdoelkadir (zijn toespraken werden in N ew Y o rk op een grammofoonplaat vastgelegd) en een vijf-m inuten toelichting daarop in het Nederlands. Een probleem was daarbij dat Abdoelkadirs teksten in Washington door het Office o f War Information moesten worden goed­

gekeurd en dat het ongeveer een week duurde voordat daaromtrent bericht was ontvangen — Abdoelkadir kon in wat hij zei, dus nooit actueel zijn. In augustus '42 nu ging het Office o f War Information aanzienlijk verder. Davis behoorde, als Sumner W elles, tot de Amerikanen die vonden dat de Verenigde Staten duidelijk afstand moesten nemen van de Britse, Franse en Nederlandse koloniale regimes — hij droeg de controle over de uitzendingen van Radio San Francisco over aan een gelijkgezinde: de leidende figuur uit de kringen van het in het vorig hoofdstuk genoemde Institute o f Pacific Relations, dr. O wen Lattimore. Toen nu Abdoelkadir in die tijd zijn m edewerking aan de radio-uitzen­ dingen moest beëindigen omdat voor hem andere taken aan de Am eri­ kaanse oostkust belangrijker werden geacht, was de Com m issie voor Nederlands-Indië, Suriname en Curafao niet in staat, Lattimore een o f m eer andere voor het radiowerk geschikte krachten ter beschikking te stellen — Lattimore koos ze z e lf uit: drie Indonesiërs en een Nederlander. Nadien werd in de uitzendingen van Radio San Francisco voortdurend onderstreept dat na de oorlog het zelfbeschikkingsrecht van Indonesië diende te worden erkend. Dat werd hoog opgenomen: van der Plas en Slotemaker schreven een memorandum dat er toe leidde dat ambassadeur Loudon, zonder dat nog met de leiding van het Office o f War Information een woord gewisseld was, naar president Roosevelt stapte om zijn beklag te doen. Davis, kwaad dat achter zijn rug om bij de president over zijn beleid was geklaagd, kon zich verdedigen met er op te wijzen dat Lattimore had moeten roeien met de riemen die hij had; er veranderde niets in de situatie.

Natuurlijk trachtte van M ook, toen hij eind '42 en begin '43 in W ashington en N ew Y o rk was, haar te verbeteren. Wijzend op de eigen radioprogramma’s die de Nederlandse regering in Londen van eind ju li '40 a f via de B B C had kunnen uitzenden, kreeg hij van Roosevelt de vage toezegging dat het ‘Nederlandse’ programma van Radio San Fran­ cisco zou worden hersteld, mits er van Nederlandse kant een commissie kwam die teksten zou kunnen opstellen. D ie commissie werd prompt door van M ook opgericht: Loekman Djajadiningrat werd er voorzitter van en tot de leden behoorden o.m. Slotemaker, Abdoelkadir, Sitsen en een ingenieur van de Indische PTT, H. van der Veen, die in '40 naar Amerika was gezonden om de Netherlands Purchasing Commission bij te staan. In mei '43 kon deze laatste zich naar San Francisco begeven, maar begin ju li was er nog steeds geen ‘ Nederlands’ programma — wèl bleek toen aan Warners, die op w eg was naar Australië en Ceylon, dat Lattimore bereid was, van der Veen te betrekken bij het opstellen van directieven

R A D I O S A N F R A N C I S C O

voor de teksten die Lattimore’s eigen Netherlands East-Indies Scction zou blijven uitzenden; ‘zelfs zouden ze’ (Lattimore en de zijnen) ‘er graag voor voelen’, berichtte Warners aan van M ook, ‘van der Veen hoofd van de N E I-sectie te maken.’ 1

O f deze inderdaad hoofd is geworden, weten wij niet, wèl dat de door van M ook ingestelde commissie danig werd verzwakt doordat de enige twee Indonesische leden: Loekman Djajadiningrat en Abdoelkadir, spoe­ dig de Verenigde Staten verlieten. Wij nemen aan dat de Nederlandse en Nederlands-Indische autoriteiten in de Verenigde Staten wèl weer greep gekregen hebben op wat Radio San Francisco naar Nederlands- Indië uitzond — ware dat niet zo geweest, dan zou van M ook, die (zoals in hoofdstuk i vermeld) in februari '44 San Francisco passeerde, hier in zijn reisverslag w el enkele opmerkingen over hebben gemaakt; nu be­ perkte hij zich er toe, in een van de bijlagen te schrijven over ‘de Maleise uitzending van San Francisco . . . die bij alle goede bedoelingen’ (de harmonie was dus, schijnt het, hersteld) ‘onder een tekort aan werkelijk geschoold personeel lijdt.’2

N u de luchtpamfletten.

In hoofdstuk 1 vermeldden wij dat generaal Blamey, opperbevelhebber van de Australische strijdkrachten en van de landstrijdkrachten onder MacArthur, eind april '42 het Interallied Services Department oprichtte, het

ISD, dat onder leiding kwam van Egerton M ott (in hoofdstuk 1 al

genoemd), een topfunctionaris van de Britse Special Operations Execntive

(SOE). Die opzet beviel MacArthur niet — begin ju li deed zijn hoofd­

kwartier weten dat alle inlichtingen-activiteiten in de South- West Pacific

Area voortaan rechtstreeks door het hoofdkwartier operationeel geleid

en gecoördineerd zouden worden. Er was daartoe onder een Australische

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 160-181)