• No results found

Australië — de eerste anderhalf jaar

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 185-200)

Wij herinneren er aan dat in Australië in april '42 het Interallied Services

Department (ISD ) werd opgericht dat door de Brit Egerton Mott werd

geleid: een officier, niet van de Britse Military Intelligence maat van SOE. Naast dat IS D bleven andere geheime diensten actief: de Australiërs hadden belangrijke verbindingen met de coastwatchers die zich op de eilanden benoorden en beoosten N ieuw -G uinea bevonden, en de

ligence-afdeling van MacArthurs hoofdkwartier trachtte onm iddellijk in

contact te komen met de meer dan twintig intelligence-groepen die tijdig op de Philippijnen waren gevormd. Iedere Geallieerde instantie werkte aanvankelijk min o f meer op zichzelf. Vandaar dat MacArthur ingreep: hij besloot de activiteiten van alle geheime diensten te coördineren en ze onder de operationele leiding van zijn eigen hoofdkwartier te brengen en richtte daartoe, zoals al in het vorig hoofdstuk vermeld, begin ju li '42 het Allied Intelligence Bureau (het A I B ) op dat onder een Australische

Controller werd geplaatst: Colonel Roberts. Dat A IB kreeg vier Sections,

welker aanduidingen wij hier w illen herhalen: Section A (Special Opera­

tions) onder Egerton M ott, Section B (Secret Intelligence) onder Captain

Kendall, Section C (Combined Field Intelligence) onder Commander Feldt,

Section D (Subversive Propaganda) onder Commander Proud. Feldt en Proud

waren officieren van de Australische marine, Egerton M ott en Kendall Britse officieren, die respectievelijk S O E en M I-6 vertegenwoordigden.1

Het was voor MacArthur niet bevredigend dat, met uitzondering van de positie van Deputy Controller die door een Amerikaans officier werd bekleed, alle topfuncties in het A IB in handen van Australiërs en Britten waren. D e gevolgen bleven niet uit: de Amerikanen maakten zich los van het A IB — alles wat zij aan geheim werk op de Philippijnen gingen ondernemen, deden zij buiten de Sections A en B om. Slechts met Section

C, de Combined Field Intelligence, werd door hen nauw samengewerkt,

zulks al daarom omdat het deze Section was bij welke de radioberichten van de coastwatchers binnenkwamen die geruime tijd zowel voor Mac­ Arthur als voor admiraal Nim itz van kardinale betekenis waren.

Hoe waren de Nederlandse diensten in dit geheel ingevoegd? Section

A, Egerton Motts Section dus, had een Nederlandse afdeling, geleid door

Quéré. M et Section D, later opnieuw het Felo, werkte Quispels Nigis samen. Dan was er tenslotte Salms Nefis die in ’42 en de eerste maanden van '43 slechts twee afdelingen had: Nefis I gaf wat men aan gegevens over Nederlands-Indië bezat (‘oude’ gegevens, geen ‘nieuw e’), aan alle Geallieerde militaire instanties door die daar belangstelling voor hadden, en Nefis II was werkzaam op het gebied van de security. Vooral op Nefis

I komen wij in dit hoofdstuk nog terug - hier onderstrepen wij opnieuw

dat de Nefis aanvankelijk niets te maken had met het uitzenden van

1 Zoals al verm eld, werd Section D spoedig uit het A IB losgemaakt om onder de oude naam: Far Eastern Liaison Office (het Felo), het w erk voort te zetten: aantasting van het m oreel der Japanners, versterking van het m oreel van de bevolking in de bezette gebieden.

geheime agenten naar Indië. Dat was, van Australië uit, het werk van Egerton Mott en Quéré.

*

T E C H N I S C H E P R O B L E M E N

Voordat wij nu verder gaan, w illen wij kort stilstaan bij drie punten die voor het onderhouden van geheime verbindingen van grote betekenis waren: de zenders waarmee de uit Australië vertrekkende geheime agen­ ten konden worden uitgerust, hun codes en hun z.g. security-checks.

Wat de zenders betreft, vermeldden wij in hoofdstuk I dat ir. Jansen er in M elbourne in geslaagd was, een apparaat te construeren waarmee men ontvangen en zenden kon in streken waar geen electriciteit was. Dat apparaat, de z.g. NEI-set, had een groot nadeel: het woog, verdeeld over drie metalen kisten, ca. 70 kg en kon dus slechts met moeite verplaatst worden. Bruikbaar was het eigenlijk alleen dan wanneer de geheime agent er met zijn helpers in was geslaagd, ergens een vaste zendpost in te richten. H oeveel van die NEI-sets door naar Nederlands-Indië vertrek­ kende geheime agenten meegenomen zijn, weten wij niet — wèl dat er in totaal ca. 120 zijn gebouwd, dat de Amerikanen over de sets tevreden waren en dat vele ervan met succes op de Philippijnen zijn gebruikt.

De NEI-set had een accu die met een fietsdynamo werd bijgeladen, maar behalve die set was er ook een Australisch zendapparaat dat gebruik maakte van droge batterijen. Dat Australische apparaat was veel lichter dan de NEI-set: het w oog ca. 30 kg, welk gewicht over twee draagtassen verdeeld was. Het apparaat had evenwel twee nadelen: het kon maar een maand gebruikt worden (dan waren de batterijen uitgeput) en, gegeven het geringe zendvermogen (15 watt tegen 25 watt bij de NEI-set), moest de antenne met grote nauwkeurigheid worden gericht en moest precies op de afgesproken frequentie worden uitgezonden.

Nu de codesystemen die de geheime agenten gebruikten. Wij hebben er slechts over te melden dat zij deugdelijk waren en nimmer tot rampen hebben geleid — een nadere beschrijving achten wij niet nodig.

Tenslotte de security-checks. D it waren veiligheidsafspraken die met elke geheime agent gemaakt waren die met een zender werd ingezet. Er moest dan rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat hij na arrestatie zijn codegeheimen aan de Japanners zou moeten prijsgeven, hetgeen dezen in de gelegenheid zou stellen het zendverkeer voort te zetten, bijvoorbeeld voor het doorgeven van misleidende informatie. Hoe kon

zulk een Spiel voorkomen worden? Dat kon, doordat men met de geheime agent de afspraak maakte dat hij op bepaalde willekeurige vragen (bijvoorbeeld: ‘hoe heette de kat van je buurvrouw in Soerabaja?’) het juiste, in Australië bekende antwoord gaf — o f dat antwoord juist was, konden de Japanners niet controleren. U it dit hoofdstuk zal nog blijken dat inderdaad zulk een security-check in het zendverkeer met Java bij één gelegenheid (de enige) effectief is gebleken.

D e eerste opleiding van de geheime agenten vond plaats in M elbourne: voorzover zij moesten zenden, werden zij er geschoold in het gebruik van de NEI-set en voorts volgden zij allerlei algemene lessen hoe zij zich als geheim agent te gedragen hadden. Een deel van hun voorlichting werd van begin '43 a f gegeven door van der Plas die er vooral naar streefde, de geheime agenten de nodige kennis bij te brengen over de levensge­ woonten in het inheemse deel van de Indische samenleving en over de Islam. Aspirant-geheime agenten woonden aanvankelijk in M elbourne niet geïsoleerd — zij waren er in een gewone kazerne ondergebracht: uit

security-oogpunt een minder juiste beslissing.

Bij gebleken geschiktheid van een candidaat werd de opleiding voort­ gezet in Cairns (daar kwamen later alle aspirant-geheime agenten van de aanvang a f terecht), waar Egerton M ott in een landhuis onder de naam

Z-Experimental Station een soort school had opgericht die door een Britse

m ajoor werd geleid. Hier werden de aspirant-agenten o.m. allerlei ge- vechtstechnieken bijgebracht — voorzover nodig leerden zij er ook om ­ gaan met de wapens en de sabotagemiddelen die hun zouden worden meegegeven. O ok kregen zij instructies voor het toedienen van bepaalde pillen, waarmee zij personen, uit w ier om geving zij zich onontdekt wilden verwijderen, een tijdlang konden verdoven o f zelfs konden doden — hulpmiddelen waren dat, welke Egerton M ott uit de SO E - magazijnen in Engeland had laten komen. Van specifieke training voor de omstandigheden die men in Nederlands-Indië zou aantreffen, was evenwel in Cairns in '42 nog geen sprake. O ok het oefenen in het landen liet toen nog veel te wensen over.

H oeveel voor Nederlands-Indië bestemde geheime agenten waren er in '42 in Cairns?

Egerton M ott en Quéré begonnen er met diegenen uit de eerste dertig candidaten die Quéré bij het begin van zijn nieuwe taak had uitgezocht.

D E O P L E I D I N G I N A U S T R A L I Ë

Aan hen werden anderen toegevoegd, o.m. enkelen van de adelborsten die uit C eylon naar Engeland waren gezonden, enkele militairen uit de Irene-brigade en zes Engelandvaarders - er bevonden zich in Cairns twee Nederlandse officieren en ca. veertig onderofficieren en manschappen, toen kapitein van der Veen er in novem ber 42 op inspectie kwam.

Tw ee missies waren toen al mislukt: van de in juni naar Celebes uitgevaren party-Hees was na een eerste onduidelijk signaal niets meer vernomen en op Ja v a ’s zuidkust was in september de party-van Arcken er niet in geslaagd, langer dan vier-en-tw intig uur aan wal te blijven: zij had haar zender verspeeld en was aan boord van de ‘K 12 ’ naar Australië teruggevaren.

Na de terugkeer van de party-v an Arcken hadden Egerton Mott en Quéré besloten, de nieuwe parties die zij successievelijk naar Java zouden zen­ den, met één codewoord aan te duiden: Tiger; op dat woord zou een Romeins cijfer volgen.

Begonnen werd met een combinatie: Tiger I e n Tiger I I zouden tegelijk worden ingezet. C onform Egerton Motts algemene richtlijn werden beide parties door Europeanen geleid: Tiger I door luitenant-ter-zee tweede klasse W. Bergsma, een blonde Fries, Tiger II door luitenant-ter- zee derde klasse B. Brocx, een Indische Nederlander die evenwel licht- getint was. Van Tiger I maakten voorts twee Indonesiërs deel uit (een van hen was een Ambonnees), van Tiger I I drie, onder w ie Iswahjoedi die al tot de party-v an Arcken had behoord. Een van die twee, respectievelijk drie Indonesiërs zou als marconist fungeren.

Het was de oude ‘ K 12 ’ die Tiger I en Tiger I I naar hun landingsplaatsen moest brengen, beide opnieuw aan de zuidkust van O ost-Java (zie kaart III op de pag’s 58—59): Tiger I naar de Prigibaai bezuiden M adioen, Tiger

II ca. 60 km ten oosten daarvan in de Serangbaai. ‘De taak van Tiger I en Tiger I I omvatte’ , aldus Nortier, ‘het verzamelen van algemene en m ili­

taire inlichtingen over Ja va ’ (zij moesten speciaal nagaan o f de Japanners nieuwe vliegvelden hadden aangelegd). ‘ Beide ploegen dienden onder­ ling contact te houden, berichten uit te wisselen en elkaar op alle mogelijke manieren te steunen.’ 1 D e twee parties hadden een groot bedrag aan geld bij zich: elk ca. f 50000, gedeeltelijk in gouden en zilveren 1 N ortier, p. 78.

munten — er was gedacht aan een inzet van enkele maanden. Daarbij was zowel met Brocx als met Bergsma de afspraak gemaakt, dat de ‘K 12 ’ begin februari '43 opnieuw zou verschijnen, t.w. op de 6de in de Serang- baai, en zouden die ontmoetingen niet lukken, dan zou de boot eind april en eind ju li wederom aanwezig zijn, nu bij het eilandje Sempoe (zie kaart III), waar dan, naar gehoopt werd, Bergsma en Brocx (of een van hen beiden) met hun party-leden in een prauw zouden komen aanzeilen. Voor al die ontmoetingen waren gedetailleerde veiligheidste- kens afgesproken. Meer nog: er was rekening gehouden met de m oge­ lijkheid dat Bergsma en Brocx niet op die ontmoetingsplaatsen zouden kunnen verschijnen. Waren zij dan aan hun lot overgelaten? N een: hun was opgedragen om van september '43 a f om de twee maanden op de 3de, 13de o f 23ste van de desbetreffende maand o f zelf naar het grote plein in Blitar te gaan o f daar een van hun party-leden heen te zenden, en zij zouden daar dan, naar vertrouwd werd, een andere geheime agent ontmoeten die zich (wij weten niet hoe) aan hen zou kenbaar maken. Het is duidelijk: Bergsma en Brocx zouden veel op Java moeten reizen — van der Veen had, in Australië aangekomen, medegedeeld dat de treinen regelmatig gecontroleerd werden. Noch Bergsma noch Brocx bezat een pendafiaran — de vervalsingsafdeling van Egerton Motts dienst was er niet in geslaagd, het Japanse document na te maken.

Op 27 november '42 bereikte de ‘K 12 ’ de Serangbaai: de party van Brocx werd als eerste afgezet. Er stond geen branding. Brocx, Iswahjoedi en een tweede Indonesiër gingen aan land — de bedoeling was dat de derde, marconist Oentoeng, met de zender een etmaal later zou volgen, als Brocx na aankomst op de wal een afgesproken lichtsignaal had gegeven. Er kwam evenwel geen enkel signaal — m ogelijk was het seinpistool defect. Tw ee etmalen lang hield de commandant van de ‘K 12 ’ vervolgens de kust van de Serangbaai onder observatie — geen signaal. Dus besloot hij, Oentoeng en diens zender meenemend, naar de Prigibaai te varen. O ok daar stond geen branding, de party van Bergsma kwam zonder moeilijkheden aan land. Naar Australië terugvarend bleef de ‘K 12 ’ drie etmalen in de buurt van de Serangbaai maar van Brocx werd niets gemerkt.

D e twee parties beschikten dus over slechts één zender. M et die zender zijn een o f twee telegrammen verzonden. Begin januari '43 namelijk berichtte Quéré telefonisch aan de staf van het Allied Intelligence Bureau1 : 1 N otitie, 1 1 jan. 1943, van de Allied Intelligence Service (A RA , Alg. Secr., Eerste Zend in g, X X IV , 2 0 -1).

B E R G S M A EN B R O C X

‘ Only one o f the two parties landed in Java in november has a ivireless set. The

one with the wireless set reported that conditions ivere very much worse than expected and that the wireless was being burned.''

Wat is met deze twee parties geschied?

Het schijnt vast te'staan dat Bergsma en Brocx elkaar vrij kort na hun landing hebben kunnen ontmoeten. Brocx, de lagere in rang, vond dat Bergsma, die als blonde Fries veel te veel opviel, de leiding van hun gemeenschappelijk werk aan hèm moest overlaten, maar dat werd door Bergsma geweigerd. Kort na die ontmoeting die, schijnt het, met een twist eindigde, nam Bergsma in een kampong contact op met een inheem­ se politiefunctionaris, die hem aanried, zo snel m ogelijk te verdwijnen. Bergsma stopte de man f 50 toe - deze vond dit een veel te gering bedrag en waarschuwde de Japanners. Het gevolg was dat Bergsma en de twee hem begeleidende Indonesiërs spoedig werden opgepakt. Zij zijn op een onbekende datum naar Batavia overgebracht en daar geëxecuteerd.

O ok Brocx werd verraden. Hij wist, verkleed als Javaan, Blitar te bereiken. Daar werd hij door een Nederlandse pastoor het ziekenhuis binnengesmokkeld. Een Chinese arts lichtte de Kenpeitai in, waarna niet alleen Brocx maar ook Iswahjoedi en de andere Indonesiër die van zijn

party deel uitmaakte, werden gearresteerd. De drie arrestanten werden

naar een gevangenis in Soerabaja overgebracht. Daar kon Brocx aan een medegevangene meedelen dat, aldus Nortier,

‘ d e Japan n ers hem w ild e n laten kiezen tussen de d o o d stra f en sp io n agew erk in A ustralië. H ij zou dan m et een Japan se o n d erzeeb oo t ergens op d e kust van A u stralië w o rd en afgezet en na een bepaalde tijd w e e r w o rd e n opgehaald. O m zeker te zijn van zijn teru gkeer zou den ged u ren d e die tijd zijn vad er en zijn v e rlo o fd e in g ijzelin g w o rd en geh o u d en . B ro c x w e ig erd e m aar stem d e er w e l in toe o m m et een andere gearresteerde agent de b erich ten w isselin g m et A u stralië te o n d erh o u d en , op vo o rw aard e dat hun leven s gespaard b le v e n ’ 2

-nu konden de Japanners dus een Spiel beginnen; wij komen er op terug wanneer wij de lotgevallen van die ‘andere gearresteerde agent’ ( Tiger V ) beschrijven maar vermelden hier reeds dat het Spiel vrij spoedig in Australië werd doorzien, waarna van daaruit het zendverkeer werd afge­ broken. Enige tijd later (volgens één getuige in ju n i '44, volgens een 1 ‘ Deze jo n gen s’ , aldus ruim tien jaar later van der Plas, ‘ hebben . . . één echt telegram kunnen zenden . . . waarin zij seinden dat er overal Japanse posten waren en dat de toestellen zeer zwaar waren.’ (getuige van der Plas, Enq., dl. VIII c, p. 1357). 2 N ortier, p. 80.

andere in het najaar van '44) werd Brocx geëxecuteerd en het schijnt dat Iswahjoedi en de andere Indonesiër toen al geëxecuteerd waren, zij het dat Iswahjoedi volgens één (nogal onzeker) ander relaas er in geslaagd zou zijn, zich enige tijd lang voor Kenpeitai-m edewerker uit te geven om vervolgens spoorloos te verdwijnen.

Van de afgesproken ontmoetingen aan Ja va ’s zuidkust kwam niets terecht.

Op 6 februari '43 lag de ‘K 12 ’ opnieuw voor de Serangbaai met Oentoeng, de marconist van Brocx, en diens zender aan boord. Er werd op het strand een groen licht waargenomen — alles veilig dus? Neen, nadat de ‘K 12 ’ met één lichtflits had gereageerd, werd met een seinlamp in het Nederlands geseind: ‘ Gevaar — gevaar, ga terug — ga terug, heb contact’ (het volgende woord kon niet vastgesteld worden, vermoedelijk is het ‘met’ geweest) ‘Bergsma, gevaar — gevaar’. ‘ Gevaar — gevaar’ werd na vijftien minuten herhaald. W ie die seinen gegeven hebben, is nooit vastgesteld1 - in elk geval besloot de commandant van de ‘K 12 ’ om O entoeng niet aan land te zetten.

Tw ee-en-een-halve maand later, eind april, werd bij het eiland Sem - poe ook al niets bereikt: de ‘ K 12 ’ b leef er drie etmalen lang op de uitkijk maar er werd geen enkele prauw gezien — eind ju li kwam er evenmin een opdagen.

Tiger I en Tiger II waren mislukt.

D e ‘ K 12 ’ die op 6 februari '43 moest pogen, Oentoeng aan land te zetten, had ook de geheime agent van Tiger III aan boord: een Menadonees, de aspirant-reserve-oificier van de Koninklijke Marine Daniël Lapod. Hij was niet in Cairns opgeleid maar alleen in M elbourne — van der Plas, die in december '42 in Australië was aangekomen, was bij het formuleren van de hem verstrekte opdrachten betrokken geweest. Dat waren er niet minder dan vier: Lapod moest ten eerste een spionagegroep oprichten in het gebied van Malang, ten tweede een overeenkomstige groep oprichten

1 ‘U it de na de oorlog binnengekom en inform atie lijkt het’, aldus N ortier, ‘niet uitgesloten dat de . . . waarschuwing door de vijand werd gegeven. In deze gedach- tengang was het voo r de Japanners aantrekkelijk de ‘ K 1 2 ’ ongem oeid te laten in de hoop op een verdere succesvolle infiltratie van de agentennetten.’ (a.v., p. 81)

D A N I Ë L L A P O D

in het gebied van Soerabaja, ten derde een geheime organisatie vormen, bestaande uit Nederlandse vrouwen, zulks onder een eigen leidster, en, alsof dat nog niet voldoende was, ten vierde in contact zien te komen met de guerrillastrijders van het Knil die zich nog bij Bandoeng zouden bevinden. D ie laatste twee opdrachten waren door van der Plas aan de eerste twee toegevoegd — Quéré had er vergeefs bezwaar tegen gemaakt.

Lapod, een protestant, acht-en-twintig jaar, was vaak in Batavia en M agelang geweest en kende enkele inheemse bestuurs- en politiefunc­ tionarissen, onder w ie de regent van Blitar op O ost-Java. Er was met hem afgesproken dat men hem vijfmaal zou trachten op te halen: op 28 april '43 bij het eiland Sempoe, o f op 2 mei in de Pangpangbaai bij het interneringskamp Kesilir (zie kaart III op de pag’s 58—59), o f op 6 mei bij een klein eiland beoosten Madoera, o f in ju li (de datum is niet bekend) bij Soerabaja o f op 1 augustus opnieuw in de Pangpangbaai.

Er werd bij dat alles van uitgegaan dat Lapod wellicht nog langer werkzaam zou kunnen zijn — in dat geval zouden andere geheime agenten contact met hem trachten op te nemen. Daartoe was hem gezegd dat hij op de 12de van elke maand om half een ’s middags voor de rechtervleugel van het hoofdpostkantoor te Soerabaja moest gaan staan, waar hij zich kenbaar zou maken door zich voortdurend onder de linkeroksel te krabben — benaderde hem dan een andere geheime agent, dan zou deze hem vragen: ‘Is de kust bij Poeger' v rij?’, waarop Lapod zou dienen te antwoorden: ‘M elbourne’.

’ De taak van Lapod’, aldus Nortier,

‘ b e slo eg geh eel Ja v a en in dit uitgestrekte g eb ied m oest hij opereren zond er contactadressen, zo n d er en ige b ek en d e steun, zo n d er kennis van de in m id d els van kracht g e w o rd e n Jap an se bepalingen en zo n d er en ig id ee van d e o n m o g elijk e

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 185-200)