• No results found

De geheime diensten

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 181-185)

Eind augustus 1940, nog geen drie-en-een-halve maand na het begin van de Duitse bezetting, daalde de eerste geheime agent van de Nederlandse regering, luitenant-ter-zee tweede klasse L. A. R. J. van Hamel, per pa­ rachute in bezet Nederland neer. Voordat hij midden oktober bij zijn poging om naar Engeland terug te keren werd gearresteerd, had hij vier spionagegroepen kunnen oprichten, van welke twee ongeveer anderhalf jaar in actie wisten te blijven. Van Hamels missie vond plaats met medewerking van de Dutch Section van M I-6 — met medewerking van diezelfde Section werd in oktober '40 een tweede geheime agent uitge­ zonden die geen spionagegroepen kon oprichten maar wel enkele tien­ tallen telegrammen naar Engeland zond. O ngeveer tegelijk met die tweede agent van M I-6 zond de Dutch Section van S O E haar eerste uit; hij bereikte niets van belang. Drie geheime agenten uit Engeland dus in '40 — in '41 werden het er elf; zes die met medewerking van M I-6, v ijf die met medewerking van S O E op hun missie vertrokken. Van die in '40 en '41 ingezette eerste veertien geheime agenten, sprongen tien per parachute boven bezet gebied af, werden er drie met een boot naar de kust gebracht en reisde één, een vrouw, met een list uit Lissabon naar bezet Nederland waar zij evenwel na twee weken werd gearresteerd. Nadien werden in maart '42 nog drie geheime agenten per boot naar de kust gebracht, maar tot in de herfst van '44 werden alle anderen per parachute boven bezet Nederland, een enkeling boven bezet België afgeworpen — in de laatste periode van de bezetting evenwel, in de hongerwinter dus, konden agenten ook via de geheime verbindingsroute die door de Biesbos liep, bezet gebied bereiken.

Al dit werk is met grote tegenslagen gepaard gegaan. Wat S O E trachtte te bereiken, werd lange tijd verijdeld doordat, als gevolg van kapitale blunders van de Dutch Section van SO E, de Abwehr en de Sicherheitspolizei

und SD, van maart '42 a f het z.g. Englandspiel bedrijvend, meer dan een

jaar lang alle d o o r'o f met medewerking van S O E uitgezonden geheime agenten bij aankomst in Nederland konden arresteren. Pas nadat die Dutch

Section van S O E begin '44 een nieuwe leiding had gekregen, wist deze

Bureau Bijzondere Opdrachten oftewel het B BO , het werk in bezet gebied (sabotage en de voorbereiding van een ondergronds leger) met succes ter hand te nemen. Dat B B O zond in totaal van maart '4.4 tot aan de bevrijding minstens zeven-en-tachtig geheime agenten uit. Hun be­ langrijkste prestatie was het bemiddelen bij de bewapening, van de herfst van '44 af, van de Binnenlandse Strijdkrachten — verscheidene geheime agenten traden ook als wapen-instructeur óp.

Eerder nog dan S O E had M I-6 haar werk in bezet Nederland met succes kunnen reorganiseren. Dat werk was midden in de oorlog in het slop geraakt: als uitvloeisel van het Englandspiel waren ook v ijf geheime agenten van M I-6 en één van een andere tak van dienst van de Britse

Military Intelligence: M I-g (de afdeling die zorg droeg voor het opbouwen

van ontsnappingslijnen door bezet Europa), in Duitse handen gevallen — dat alles had er toe geleid dat zich in de periode van oktober '42 tot maart '43 geen enkele met een zender uitgeruste geheime agent in bezet Nederland bevond. In maart '43 evenwel werden de eerste geheime agenten van het, met M I-6 samenwerkende, eind '42 in Londen opge­ richte Bureau Inlichtingen oftewel BI, uitgezonden. BI zond er in totaal tot het einde van de oorlog drie-en-veertig uit (van wie, om een voor­ beeld te geven, in oktober '44 achttien tegelijk actief waren) en bij hen moet men nog veertien optellen die BI in samenwerking met M I-g naar bezet gebied deed vertrekken.

Naast de geheime agenten waren er de verbindingswegen.

Op initiatief van de Nederlandse consul-generaal in Stockholm werd in ju n i '42 in bezet gebied een illegale groep gevormd die met grote regelmaat belangrijke gegevens en stukken naar Zw eden wist te smok­ kelen: de Zweedse W eg — in diezelfde maand kon een illegaal werkster uit bezet gebied Genève bereiken, hetgeen het begin betekende van een nog belangrijker tweede verbinding: de Zwitserse Weg. D ie eerste ver­ binding heeft ongeveer een jaar, de tweede meer dan twee jaar gefunc­ tioneerd — toen als gevolg van de bevrijding van Frankrijk de Zwitserse W eg in augustus '44 kwam te vervallen, was het spoedig mogelijk, door de Biesbos een nieuwe vaste verbinding met bezet gebied op te bouwen.

In dat bezette gebied speelden bij dit alles illegale organisaties een rol van kardinale betekenis. Zij vingen de geheime agenten op, droegen zorg voor hun huisvesting, hielpen hen aan de valse papieren die zij nodig hadden (in de eerste plaats aan goede persoonsbewijzen) en aan distribu­ tiebonnen, en, vooral, stelden aan de spionage-agenten de militaire en andere gegevens ter beschikking die naar Londen moesten worden door­ gegeven. Talrijke spionagegroepen waren daartoe in actie, van welke de

W A T I N N E D E R L A N D W E R D B E R E I K T

grootste vele honderden illegale werkers telden — in ons deel 7 schatten wij dat die organisaties in totaal omstreeks vierduizend illegale werkers hebben omvat. Het is die in bezet gebied geboden hulp geweest die het werk van de door Londen uitgezonden geheime agenten m ogelijk heeft gemaakt. Zeker, de georganiseerde illegaliteit was slechts een kleine voorhoede, maar zij kon schuilgaan in de plooien van een samenleving waar zij met ups en downs de helpers vond die zij nodig had. Alleen zo kon aan de geheime agenten de steun en de bescherming worden gebo­ den die dezen nodig hadden om te ontsnappen aan de waakzaamheid van de Sicherheitspolizei und S D en van de Abwehr, die beide in bezet gebied talrijke verraders hadden kunnen inschakelen.

Ziet men op deze ontwikkeling terug, dan mag opnieuw geconstateerd worden dat de Nederlandse autoriteiten in Londen, die in de jaren '40, '41 en '42 nog maar w einig militaire en civiele gegevens uit bezet Nederland ontvingen, zich van begin '43 a f een gedetailleerd en genu­ anceerd beeld konden vormen van vrijw el alles dat daar geschiedde, en dat zij in '44 en '45 belangrijke resultaten wisten te bereiken bij de voorbereiding van een ondergronds leger. Bovendien stonden die auto­ riteiten van midden '44 a f in vast contact met alle belangrijke illegale organisaties — deze waren toen op initiatief van Londen tot coördinatie van hun levensgevaarlijk werk overgegaan.

H oeveel moeilijker was het uitzenden van geheime agenten naar Indië! O m in bezet Nederland te komen moest tot in de herfst van '44 slechts een afstand van enkele honderden kilometers worden overbrugd — bezet Indië lag duizenden kilometers van Ceylon en Australië. Van Ceylon uit werden pas midden '45 de eerste geheime agenten per parachute boven Sumatra afgeworpen, van Australië uit pas in februari '44 de eerste per parachute boven N ederlands-N ieuw -Guinea — bij het inzetten van bijna alle geheime agenten moest gebruik worden gemaakt van onderzeeboten, die daartoe uit-en-thuis telkens enkele weken onderweg waren. Die boten waren evenwel ook voor tal van andere taken nodig — er zijn er voor het geheime werk steeds te w einig geweest en vaak was er niet één beschikbaar.

Uit de grote afstanden vloeide nog een tweede nadeel voort: het onderhouden van radioverbindingen was, gezien de stand van de toen­ malige techniek, uitzonderlijk moeilijk.

Dan: evenals in bezet Nederland konden geheime agenten zich in bezet Indië slechts handhaven wanneer zij steun vonden in de Indische sam enleving — dat betekende: in het inheemse deel van die samenleving. Op alle eilanden waren de Nederlanders en, behalve op Java, ook de meeste Indische Nederlanders in bewaakte kampen opgesloten — mis­ schien hadden geheime agenten steun kunnen vinden bij de (over het algemeen anti-Japanse) Chinezen maar terzake was niets voorbereid. De in Indië per onderzeeboot afgezette geheime agent kwam daar in elk geval in de eerste plaats in aanraking met Indonesiërs. Nergens waren tijdig afspraken gemaakt die voor hem van betekenis konden zijn: noch op C eylon, noch in Australië beschikten de Nederlandse geheime dien­ sten over veilige contactadressen in de archipel. Zij konden slechts ver­ trouwen dat de geheime agenten bij het inheemse deel van de samenle­ ving steun zouden vinden. Dat vertrouwen hadden zij ook. ‘Wij hebben gedacht’, aldus jegens de Enquêtecommissie Salm, oprichter van de Nefis in Australië, ‘dat wij volledige medewerking zouden krijgen’ 1 — anders gezegd: die Nederlandse geheime diensten gingen er van uit dat men in het inheemse deel van de samenleving bereid zou zijn, risico’s te nemen ter bevordering van de Geallieerde overwinning. W elnu: die bereidheid ontbrak.

Er was méér dat die diensten niet wisten: enkele van de maatregelen die de Japanners hadden genomen om spionage tegen te gaan, waren hun onbekend. Eén kenden zij: op Java had het militair bestuur midden '42 voor alle Nederlanders, Indische Nederlanders, Chinezen en Arabieren het bezit van een soort persoonsbewijs, een pendafiaran, verplicht gesteld en w ie zulk een paperas, waar de foto en de vingerafdruk van de houder op stonden, niet kon tonen, liep bij elke controle gevaar —welnu, kapitein van der Veen die begin ju li van Java was weggevaren, had zijn pendafiaran meegenomen. Niet bekend was, dat op Java (en verm oedelijk ook elders) van februari '43 a f vergunningen nodig waren voor elke reis van de ene residentie naar de andere (een verplichting welke eind '43 op Java voor de Indonesiërs en Chinezen werd opgeheven) — personen die in het bezit moesten zijn van een pendafiaran, kregen zulk een reisvergunning slechts als zij die pendafiaran konden tonen. Daarenboven waren op Java (en verm oedelijk ook elders) van ju n i '43 a f speciale vergunningen nodig, wanneer men zich naar een haven o f naar andere in militair opzicht belangrijke punten w ilde begeven. O ok gold op Java (en vermoedelijk ook elders) het algemene voorschrift dat elke huisbewoner en elke 1 Getuige G. B. Salm, Enq., dl. VIII c, p. 1229.

eigenaar van een hotel van bij hen intrekkende vreemdelingen aangifte moesten doen bij de plaatselijke autoriteiten die op hun beurt de hogere inheemse bestuurders moesten inlichten — via dezen kwamen die inlich­ tingen dan bij de Japanners terecht.

Natuurlijk konden de Japanners de naleving van deze en dergelijke regelingen niet zelf controleren: zij waren afhankelijk van de inheemse bestuurders, van de inheemse politie en van alle overigen die als stads- o f ifewtf-bewakers fungeerden. Die m edewerking kregen zij: bij allen zat de angst voor de Kenpeitai er diep in en zo al de sympathie voor Japan vrij spoedig begon te verdwijnen, dat betekende niet dat men sympathie ging koesteren voor Japans tegenstanders o f bereid was, te hunnen behoeve persoonlijke risico’s te nemen.

Het kwam er alles tezamen op neer dat een vreemdeling, op een van de eilanden van de archipel verschijnend, zich in bewoonde streken slechts met grote moeite kon verplaatsen. Dat gold voor alle geheime agenten, ook voor de Indonesiërs onder hen — in versterkte mate gold het voor diegenen die al door hun uiterlijk opvielen: Nederlanders, Indische Nederlanders en anderen die min o f meer blank waren. Voor Nederlanders waren de risico’s het grootst, op Java mede daarom omdat het Japans militair bestuur er in maart '43 had doen weten dat ieder die een Nederlander opspoorde die in strijd met de geldende bepalingen niet in een krijgsgevangenen- o f interneringskamp was opgesloten, een be­ loning van f 500 zou ontvangen.

Gelijk gezegd: van de meeste van deze controlemaatregelen hadden de diensten die geheime agenten uitzonden, geen weet. Doordat op het gebied van de geheime verbindingen niets was voorbereid, betekende de uitzending van de eerste geheime agenten een sprong in het duister en in die situatie kwam, wat de hoofdeilanden van de archipel betrof (Java, Sumatra, Borneo en Celebes), tijdens de gehele duur van de oorlog geen verbetering.

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 181-185)