• No results found

D e 7 december-toespraak

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 86-105)

Toen van M ook op w eg naar Londen de Verenigde Staten passeerde, was hem opnieuw gebleken dat de Amerikaanse publieke opinie in meerder­ heid van mening was dat koloniale regimes als het Nederlandse in Nederlands-Indië, het Britse in Brits-Indië en het Franse in Frans-Indo- China uit de tijd waren. Zo werd ook (wij komen daar in dit hoofdstuk nog op terug) in Amerikaanse regeringskringen gedacht. D e inlichtingen w elke hij over dit alles kreeg van Slotemaker, de directeur van het

Netherlands Information Bureau, en van de Nederlandse gezant (na mei '42

ambassadeur) in Washington, dr. A. Loudon, waren gelijkluidend. A n­ derzijds leek vast te staan dat het hoofdzakelijk Amerikaanse strijdkrach­ ten zouden zijn die de Japanners uit het grootste deel van Indië zouden moeten verdrijven, immers: Java, Borneo en de gehele Grote Oost behoorden tot de door MacArthur gecommandeerde South-West Pacific

Area (zie kaart VI op de pag’s 80-81). Bestond dan niet het gevaar

dat de Verenigde Staten zich van die taak zouden distantiëren, als de Nederlandse regering niet duidelijk maakte dat zij na de oorlog w ijzi­ gingen van reële betekenis w ilde aanbrengen in de verhouding tussen Nederland en Nederlands-Indië? Vooral viel hierbij te bedenken (van M ook had er in zijn telegram aan Gerbrandy al op gezinspeeld) dat de Amerikaanse regering aan de Philippijnen de onafhankelijkheid had beloofd.

' A.v., io ju n i 1942. 2 Z o w el tegen Kerstens als tegen van M oo k heeft Gerbrandy, die zich graag drastisch uitdrukte, zich laten ontvallen dat ‘alle M uzelm annen brand­ hout voor de h el’ waren. (Kerstens, 18 okt. 1955, van M ook, 8 nov. 1961)

W A A R S C H U W I N G U I T W A S H I N G T O N

Ambassadeur Loudon, gealarmeerd door een toespraak van de A m e­ rikaanse Undersecretary o f State Sumner W elles (die nog ter sprake komt), deed in juni '42 van Kleffens een telegram terzake toekomen, op grond waarvan van Kleffens en van M ook Gerbrandy ervan wisten te overtuigen dat het niet bij de in '41 gedane magere toezegging inzake een naoorlogse rijksconferentie kon blijven. Het gevolg was dat de minister-president en de ministers van buitenlandse zaken en van koloniën in een gemeen­ schappelijk schrijven d.d. 18 ju n i '42' de koningin berichtten dat ‘de Amerikanen in Oost-Aziatische verhoudingen slecht geschoold’ waren en haar aandacht vestigden op Loudons telegram waarin deze bepleit had,

‘dat zo spo edig m o g e lijk een v asto m lijn d o n tw erp v o o r de reconstructie van het k o n in k rijk w o rd t gepu bliceerd w aarin u itgebreid e m ed ezeggen schap van de b e v o lk in g der overzeese geb ied sd elen d u id elijk tot u itin g k o m t . . . W at v o lg e n s U w e r M ajesteits am bassadeur . . . thans n o d ig is, w ille n de belangen van het k o n in k rijk geen onherstelbare schade lijd en, is een p o sitiev e fo rm u le rin g van de w ijz e w aarop d e v erh o u d in g en van het m o ed erlan d tot de overzeese geb ied sd elen en de in w e n d ig e staatsregeling d ier geb ied sd elen na de o o rlo g zu llen w o rd en o p g e b o u w d .’

Gewezen werd ook op de Japanse propaganda:

‘ D e Japan ners zijn, b lijk en s hun rad io -u itzen d in gen , op v ele rle i w ijz e bezig te trachten de Indon esiërs d o o r aan hun zelfstan d igh eid sd ran g in schijn teg e­ m o etk o m en d e reorganisaties en belo ften afk erig te stem m en van de terugkeer tot het k o n in k rijk .’

De drie ministers bepleitten derhalve dat ‘in enkele scherp omschreven hoofdlijnen’ ‘ een voorontwerp’ voor al die nieuwe regelingen zou w or­ den opgesteld, ‘hetwelk voor eventuele publikatie geschikt is’ ; van M ook zou daarvoor ‘tezamen met de onlangs ingestelde Raad van Bijstand voor Nederlands-Indische zaken’ een concept vervaardigen, hetgeen uiteraard eerst de ministerraad zou moeten passeren.

W el, tegen het maken van een concept kon de koningin zich moeilijk verzetten, maar zij wenste Gerbrandy, van Kleffens en van M ook duide­ lijk te maken dat zij zich in geen enkel opzicht gebonden achtte. Op 26 ju n i (voorafgaande aan het eerste bezoek dat zij aan de Verenigde Staten zou brengen, bevond zij zich in Canada) stelde zij haar opinie als volgt

L O N D E N

\ 2

VI. Het Indian War Theatre (later South-East Asia Command) en de South-West Pacific Area

Donkergrijs: door Japan bezet

L O N D E N '4.2

op schrift: ‘Wat betreft het voorontwerp en zijn eventuele publikatie behoud ik mij mijn volledig oordeel voor, en beschouw mij dus geheel vrij ten opzichte van de door mij te nemen beslissing’ (zei het kabinet ‘ja ’, dan zou zij alsnog ‘neen’ kunnen zeggen) — de directeur van haar kabinet, jhr. G. C. W. van Tets van Goudriaan, die in Londen was gebleven, kreeg schriftelijk instructie, haar opinie woordelijk aan Gerbrandy over te brengen.'

Op 17 juni '4.2 was de bijna twee-en-zestigjarige vorstin voor het eerst van haar leven in een vliegtuig gestapt: het door koning George VI van Groot-Brittannië te harer beschikking gestelde toestel van de K in g’s Flight dat haar naar Noord-Ierland bracht. Vandaar stak zij met een door Roosevelt speciaal gezonden vliegboot de Atlantische Oceaan over. Zij vertoefde omstreeks twee weken in Canada en nam vervolgens haar intrek in een dicht bij Hyde Park, president Roosevelts buitenverblijf, gelegen villa. Zij logeerde in Hyde Park toen van Kleffens haar daar op 12 ju li bezocht; bij het ‘officiële’ gesprek met Roosevelt zou hij aanwezig zijn. Hij kreeg eerst van de koningin te horen, zo noteerde hij die avond,

‘w a t d u sver zak elijk tussen haar en de president w as b esp rok en ; dat w as v rijw el niets, en d e k o n in g in w as er w e l w at o ve r teleurgesteld. . . H .M . zei: ‘ H et is een m an die ald o o r verhaaltjes v e rte lt’ , en dat is zo w a n n ee r hij zich niet w il vastleggen . ‘ H ij praat alm aar d o o r en laat een an der n au w elijks aan het w o o rd k o m e n ’ , w as de klacht van o n ze la n d sv ro u w e .’

Zo ook, legde van Kleffens vast, in het

‘gesprek a trois, w aarbij de president v o o rn a m e lijk aan het w o o rd w as. H et bestond v o o r tw e e -d e rd e uit presid en tiële an ecd oten ; zak elijk k w a m er uit te voo rsch ijn [ 1 ] dat de president betw iste zones o f streken die d o o r d e vijan d m isb ru ikt zijn (zoals d e Jap an se m andaat-eiland en) o f die als b u fferzo n e m o eten w o rd e n in g e ­ richt (zoals de K arelisch e isth m u s2), na de o o rlo g o n d er een internationaal

trusteeship w il plaatsen; [2] dat hij D u itslan d, Italië3 en Japan w il o n tw ap en en ; [3]

' Aantekeningen van de koningin en van van Tets bij de b rief a.v. (archief kab. der koningin). 2 H et zuidelijk grensgebied tussen de So w je t-U n ie en Finland. 3 Van Kleffens schrijft ‘ Frankrijk’ , maar dat m oet een vergissing zijn.

K O N I N G I N W I L H E L M I N A BIJ R O O S E V E L T

dat hij k lein ere landen w il belasten m et inspecties, ged ek t d o o r een perm anente dek k in gsm ach t om te zien o f d ie landen m isschien clandestien bezig zijn zich te b ew ap en en ; I4] dat hij o o k Fran krijk w il o n tw ap en en ; [51 dat hij de grote G e allieerd e landen als p o litic-agen ten w il laten optreden. A lles in vage term en vo o rged ragen . D e k o n in gin en ik kregen n au w elijk s gelegen h eid , iets te zegge n .’ 1

M en ziet: er werd geen woord gewisseld over Indië. Zes dagen later evenwel, op 18 ju li, nam Roosevelt na een van de periodieke vergade­ ringen van de (Washingtonse) Pacific War Cotincil (op de Londense en op de Washingtonse Pacific War Council komen wij in hoofdstuk 7 terug) van Kleffens en Loudon apart en drong er bij hen op aan dat de koningin, die op 6 augustus beide Kamers van het Amerikaans Congres in ver­ enigde vergadering zou toespreken, in haar redevoering een duidelijke passage zou opnemen over de politieke toekomst van Indië. Er werd uit Londen een concept overgeseind waarin slechts verwezen werd naar de aangekondigde rijksconferentie. ‘ The preparation o f the conference’, heette het in de tekst van de toespraak die in haar uiteindelijke vorm door van Kleffens opgesteld werd, ‘ is being actively continued, but in accordance ii’ith

sound democraticprinciple no final decision will be taken without the cooperation o f the people once they are free again.’ Een nogal terughoudende passage dus,

maar wat de koningin voor het overige zei, getuigde van nationale zelfbewustheid en van strijdvaardigheid. De Senaatszaal binnenkomend en haar verlatend, kreeg zij, schreef van Kleffens, ‘een enorme ovatie . . . Bij het weggaan hoorde ik SenatorTom Connally (Texas; voorzitter van het Foreign Relations Committee uit de Senaat) zeggen: ‘ l f it is not

disrespectful I say that she is a grand gal.’2

Later in augustus keerde de koningin naar Engeland terug.

U it van Kleffens’ reisverslag blijkt niet dat zij met Roosevelt over de toekomst van Indië gesproken heeft. In feite heeft zij dat wel degelijk gedaan, tweemaal zelfs, de eerste keer begin ju li, de tweede keer op 7 augustus, en beide keren in van Kleffens’ afwezigheid. Zij had zich ook op die ‘eigen’ gesprekken met Roosevelt voorbereid: zij had voor zichzelf enkele notities gemaakt waaruit men moet concluderen dat zij het een snode onrechtvaardigheid zou vinden indien Nederlands positie in Indië zou worden aangetast. ‘Indië,’ aldus de duidelijkste van die notities, — ‘wij hebben het industrieel op poten gezet; vanuit Nederland. Wij hebben dit voordeel niet voor ons gehouden, doch hebben dit geheel aan de bevol­

1 Van Kleffens: ‘ Reisverslag Ver. Staten (juni-augustus [942)’, p. 38—40. 2 A.v., p. 6 1-6 2 .

L O N D E N '4.2

king doen toekomen, hoe zouden wij ons dan laten welgevallen, dat anderen haar daarvan beroven.’ 1

Van geen van beide gesprekken bestaat een verslag. Van de inhoud weten wij niet meer dan wat Roosevelt dienaangaande een jaar later tegen MacArthur zei — uitlatingen van de president w elke door MacArthur, die hun betekenis heel w el besefte, onm iddellijk aan van der Plas doorge­ geven en door deze vastgelegd werden.2

Eerste gesprek:

‘T o e n hij [R o o sevelt] bij d e k o n in g in der N e d e rla n d e n in een v ertro u w e lijk gesprek het p ro b leem aansneed en er op w e es dat een d u id e lijk e N ed erlan d se p o litie k ten aanzien van N e d e rla n d s-In d ië en een uitspraak d aaro ver n o d ig w as, z o w e l v o o r de pu bliek e o p in ie in A m erik a als v o o r de o o rlo g v o e rin g naar N e d e rla n d s-In d ië en v o o r vred e in de to ek o m st, had H are M aje steit hem gezeg d : ‘ This is such a momentous question that I would like to consult first with my chancellor3

and my minister fo r the colonies.’ ’

Tw eede gesprek:

‘ Later had H are M ajesteit m et hem deze aan gelege n h eid besproken. D e pre­ sid en t g etu igd e v an zijn diepste b e w o n d e rin g v o o r H arer M ajesteits gro n d ige k en n is en v o lk o m e n beh eersin g d er p ro blem en . D e k o n in g in had hem u iteen ­ g ezet dat N e d e rla n d s-In d ië bestaat uit o n d e rlin g in o n tw ik k e lin g zeer u iteen lo ­ p en de ged eelten en had daarbij een aantal categorieën onderscheiden. Ja v a was het verst voo rtgesch red en en zou b in n en een re d e lijk aantal ja re n (de president m een d e dat de k o n in gin een aantal van v ijftie n o f v ijftig g e n o em d had) v o lle d ig e a u to n o m ie ku nn en krijgen. Sum atra, de tw eed e categorie, k w am dan w at later en, naar M acA rth u r zich h erin n erd e, w e rd v ó ó r C e leb es n o g g en o em d een v o lg e n d e groep, terw ijl v o o r de achterlijke ge b ie d e n de k o n in g in gezegd had dat ied er c ijfer een b lo te v e ro n d erste llin g w as.’

Daargelaten wat nu precies in de twee gesprekken tussen Roosevelt en de koningin te berde is gebracht, Roosevelt, voor w ie de koningin veel ontzag had, bereikte wat de Nederlandse ministers verm oedelijk niet hadden kunnen bereiken: zij ging beseffen dat aan de toezegging inzake de rijksconferentie iets toegevoegd moest worden. Maar wat?

1 N otitie, z.d., van de koningin (archief kab. der koningin). 2 Ch. O. van der Plas: ‘Aantekeningen over besprekingen met Brigadier-General Fellers en generaal M acAr­ thur’ , 19 aug. 1943, p. 4 (a.v.). 3 Bedoeld zal w e l zijn: prime minister.

P E E K E M A ’ S S T A N D P U N T

Daarover sprak van M ook met de koningin, kort na haar terugkeer in Engeland. Hij bepleitte een duidelijke ‘verklaring over de bouw van het koninkrijk’ (een verklaring dus waarin een nieuwe staatsrechtelijke struc­ tuur aangegeven zou worden). ‘De koningin’, zo rapporteerde hij aan zijn ^ ambtgenoten,

‘ b lee k er de v o o rk e u r aan te g ev en om een slag o m d e arm te h o u den , maar spreker geeft de v o o rk e u r aan één o m lijn d plan, op te m aken v ó ó r de b evrijd in g. Z o n d e r dat zou m en gro o t kw aad d o en aan de b e v o lk in g der bezette gebieden . H et m o m en t dier b e v rijd in g m o et niet een scherm zijn, w aarbij m en zich w e in ig interesseert v o o r w at er achter lig t.’

Albarda vroeg toen wat dat ‘omlijnd plan’ betekenen zou voor de rijksconferentie; van M ook antwoordde, ‘dat de regering nu reeds kan vaststellen wat aan die rijksconferentie zal worden voorgelegd . . . Heeft men geen denkbeelden, dan ontstaat een vacuüm.’ 1

Er werd goedgevonden dat van M ook zijn denkbeelden op schrift zou stellen. Er waren op dat moment al allerlei stukken in voorbereiding waartoe van M ook een werkgroep gevormd had waarvan, behalve hijzelf, een aantal van diegenen met w ie hij Indië verlaten had, deel uitmaakten — niet mr. W. G. Peekema, een van de vier hoofdambtenaren van het Haags departement van koloniën die in de Meidagen van '40 in opdracht van minister Welter naar Londen waren uitgeweken, en die aldaar Welters naaste adviseur was geworden. Vóór de oorlog had hij, zij het dat hij vond dat voor Indië enig perspectief moest worden geopend, van Starkenborgh gestijfd in diens afwijzing van de petitie-Soetardjo2 en in ’40-’4 i was hij, ter bevordering van het behoud van Nederlands over­ heersende positie in Indië, voorstander geweest van een zekere vorm van aanvaarding van Duitslands leiderschap in Europa en van een politiek van

appeasement jegens Japan. N u bleek hij (hij liet zich niet terzijde schuiven!)

wat de positie van Indië betrof, er radicale denkbeelden op na te houden: Nederland moest, meende hij, Indië’s recht op onafhankelijkheid erken­ 1 M inisterraad: N otulen, 2 sept. 1942. 2 In Indië was Peekema laatstelijk, d.w.z. van '33 tot '37, regeringsgem achtigde vo o r algem ene zaken bij de Volksraad gew eest: w oord voerder dus eerst van gouverneur-generaal de Jo n ge, nadien van gouverneur- generaal van Starkenborgh.

L O N D E N '4 2

nen. Hij legde van M ook een nota vo o r’ waarin hij die onafhankelijkheid ‘in een niet te ver verwijderde toekomst’ het ‘logisch eindpunt’ noemde van de Nederlandse koloniale politiek. ‘Er (is)’, schreef hij voorts, daarbij denkend aan het beleid dat de Japanners voerden en wel zouden blijven voeren,

‘ bij de situatie van Indië na de v e rd rijv in g van de Japan n ers een verm o ed en ten gu n ste van de v e ro n d erstellin g dat m en dan te d o en zal hebben m et een b e v o lk in g w e lk e in principe in het bezit m o e t w o rd e n geacht van haar o n afh an kelijkh eid . R e ë e l is, dat bijkans alle in tellectu eel o n tw ik k e ld e Indon esiërs b ew ust, en een n o g v e e l groter aantal m in d e r o n tw ik k e ld e n instinctm atig, slechts de o n afh an ­ k elijk h eid b esch o u w en als de te aanvaarden p o sitie . . . N a en ige ja re n van afsch eid in g van N ed erla n d zal het Indon esische d en k en en g e v o e le n o n m o g elijk m eer tot de o u d e toestand, die w ij leg itiem n o em en , ku nn en teru gkeren.’

Betekende erkenning van Indië’s recht op onafhankelijkheid dat Indië en Nederland geheel uit elkaar zouden gaan? Peekema dacht van niet:

‘ A lle factoren zijn aan w ez ig om als w aarsch ijn lijk te m o gen aan nem en, dat . . . een in v o lk o m e n v rijh e id g e v o rm d algem een Indisch ge v o e le n in m eerd er­ h eid de strek k in g zou hebben , een aan zien lijk e m ate van cultureel, econ om isch en staatkundig verb and m et N ed e rla n d w e d e r in te stellen .’

H oe dat zij, als ‘principe van Indisch beleid’ moest, aldus Peekema, de regering aanvaarden,

‘ dat de basis der legitim iteit in v e le opzichten van d u bieu ze h ou dbaarheid kan b lijk en te zijn, en dat het d e sw e g e aan b ev elin g verd ien t, dit b eleid zek erh eids­ h alve te baseren op het en ige alternatief: nl. dat er na de o o rlo g zal zijn een Indisch land en v o lk in het bezit van so ev erein iteit en o n afh an k elijk h eid .’

Dit ‘principe van Indisch beleid’ werd door van M ook verworpen. Wel hield deze de onafhankelijkheid van Indonesië op den duur voor onver­ m ijdelijk maar die ontvoogding wenste hij juist te beheersen; hij meende dat Peekema het effect van de Japanse propaganda overschatte, en vreesde dat de regering, als zij begon met Indië’ s recht op onafhankelijkheid te erkennen, haar greep op de ontwikkeling geheel zou verliezen. In sep­ tember deed hij zijn ambtgenoten twee lange, grotendeels door hem zelf geschreven nota’s toekomen, de ene (‘Historisch overzicht van de

staat-1 Exem plaar in C o llectie-van M o o k (RvO ), bundel staat-194staat-1 - 4 2 .

T W E E N O T A ’ S O V E R I N D I Ë

kundige verhouding tussen Nederland en Nederlands-Indië en de ont­ w ikkeling van laatstgenoemd gebiedsdeel’)1 naar het verleden kijkend, de andere (‘Staatkundige hervorming van het koninkrijk en Nederlands- Indië’)2 naar de toekomst.

De eerste nota, het ‘Historisch overzicht’ , was van speciale betekenis in die passages waarin een beeld gegeven werd van de gedachtenwereld der Indonesiërs in de periode welke aan de Japanse bezetting voorafging. ‘In het algemeen’, zo heette het,

‘ kan w o rd en geconstateerd dat de v o o rlie fd e der Indon esiërs uitgaat naar een po litiek , d ie erken n in g van de p erso o n lijk e w aarde paart aan beschaafde en o rd elijk e v o rm en en dat een p o litiek van g e w e ld en d em ago gisch e v o lk so p ru iin g v o o ral v o o r de m eer o n tw ik k eld en w e in ig aan trekkelijks h ad ’

-dat sloeg, wat de ‘demagogische volksopruiing’ betrof, op de actie van Soekarno in de tweede helft van de jaren '20 en het begin van de jaren '30. Inderdaad hadden nadien, maar vooral ook door de internerings- en andere dwangmaatregelen van het gouvernement, de Indonesische par­ tijen die op het standpunt van de non-coöperatie stonden, aan kracht ingeboet, maar de door hen als eersten aangeheven leuzen waren blijven leven en dat werd in het ‘Historisch overzicht’ ook erkend:

‘T e n slo tte kan d o o r alle veran d erin gen en avon tu ren heen, slechts w o rd en geconstateerd, dat het verlan gen naar een nationaal bestaan, naar een eigen burgerrecht, naar em ancipatie algem een w as en is. N o c h het Indon esisch v o lk s ­ karakter, noch de feite lijke v e rh o u d in g e n leid d en ertoe, dat dit zich (zoals in an dere landen) uitte in een ‘vreem d elin g en h a at’ . In d iv id u eel w aren er (en zijn er steeds gew eest) u itstekende b etrekk in gen tussen de ve rsch ille n d e b e v o lk in g s­ groep en, m aar de groep en b lev en gesch eid en en het g e v o e l van o n g elijk w aard ig e b eh an d elin g, van b u iten slu itin g uit de le id in g van zaken bij d e Indon esiërs b le e f een diepere sam enhang in de w e g staan. H et ve rlan ge n naar een eigen naam v o o r land en v o lk (‘ In d o n esië’ en ‘ In d o n esiërs’ ), naar een eigen v o lk slie d (Indonesia

R aya) en v lag , naar een alg em en e taal (het M aleis) was m eer dan p o litiek e leuze

o f p o litiek b in d m id d el. E n al m ocht m en erkenn en dat een p lotselin g aan z ic h z e lf o vergelaten In d o n esië m isschien zou u iteen vallen o f d e p ro oi w o rd en van m achtige naburen, de o n afh an k elijk h eid w e rd oprecht en krachtig gew en st, o m dat m en alleen daardoor de g elijk w aard ig h e id en een zelfstan d ig volksbestaan m een d e te ku nn en verkrijgen.

A lle v o o rm an n en van de In d o n esisch e p o litie k e b e w e g in g w aren en zijn

1 Tekst: archief A O K , map ‘ Staatkundige hervorm ingen N ederlands-Indië 7942—

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 86-105)