• No results found

D e gezagsverhoudingen geregeld

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 45-48)

Het heeft in Australië enkele weken geduurd voordat voor van M ook kwam vast te staan hoe hij in de gegeven omstandigheden de Nederlands- Indische belangen het beste kon bevorderen; hij richtte daartoe de N e- derlands-Indische Com m issie voor Australië en N ieuw -Zeeland op. Zij kreeg slechts bevoegdheden in het civiele ressort, want over de zwakke overgebleven strijdkrachten had van M ook geen zeggenschap; deze be­ rustte bij Helfrich als Bevelhebber Strijdkrachten Oosten en Helfrich droeg in april '42, toen vaststond dat generaal van Oyen naar de Vere­ nigde Staten zou vertrekken, die zeggenschap over aan een oud-marine- officier die per 1 januari '42 in de actieve dienst was hersteld: F. W. Coster.

Coster had in '35 de marine verlaten2, was nadien enkele jaren direc­ teur geweest van de op N ieuw -G uinea naar olie borende Nederlandse

Pacific Petroleum Maatschappij, had die functie neergelegd en was na

Pearl Harbor, tot schout-bij-nacht bevorderd, naar Australië gezonden om de Australische leveranties aan de Koninklijke Marine en het Knil te bevorderen; hij was per 1 maart '42 tot Marinecommandant Australië benoemd.

Behalve van de marine waren er ook van het Knil strijdkrachten in Australië beland. Helfrich, duizenden kilometers van Australië verw ij­ derd, had er behoefte aan dat daar een Onderbevelhebber kwam. Heeft hij overwogen, als zodanig generaal-majoor van Oyen te benoemen? Wij weten het niet. In rang stond deze gelijk aan Coster. Bij diens benoeming kan Helfrich overwogen hebben dat de Koninklijke Marine 1 Brief, 7 nov. 1944, van van der Plas aan W arners (a.v., B 5). 2 Zulks wegens een vrouw enkw estie: er was uitgekom en dat hij een verhouding had met de vrou w van een jo n g e luitenant-ter-zee - zij werd enige tijd later zijn echtgenote.

op dat moment meer krachten in Australië telde (Coster had ze opge­ vangen) dan het Knil. Met dat al was, schijnt het, Helfrichs beslissing niet gelukkig. ‘Ons oordeel over Coster, d.w.z. zowel van de Commissieleden als van de gezant, zou’, zo berichtte van Hoogstraten nog geen h alfjaar later aan van M ook,

‘het best als v o lg t ku nn en w o rd e n sam en gevat: dat hij w e l van go ed en w ille is, do ch te o u d ', te a fg e le e fd o f afg e w e rk t o m d e ju is te le id in g te gev e n aan de N ed erla n d se o o rlo gsin sp an n in g hier. H ij m aakt op ons d e in d ru k dat de m eeste d in gen slechts vrij op p ervlak k ig tot hem d o o rd rin gen en dat hij langzam erhand v an b in n en een zo verw ard con glo m eraat van geh eel o f h a lf vergeten o f o n ju ist herin n erd e in d ru kk en bezit dat het o n m o g e lijk is, daarm ede tot d o elb ew u ste b eslissin gen te k o m en .’2

M ogelijk is het dat van M ook kort na zijn aankomst in Australië al w einig met Coster op had maar ook als dat zo was, miste hij de bevoegd­ heid om de door Helfrich gedane benoem ing te corrigeren. Hij had trouwens binnen zijn eigen ressort al zorgen te over: er waren vele honderden vluchtelingen aangekomen, uit Indië waren schepen met hun bemanningen ontsnapt, voor Indië bestemde ladingen lagen in Austra­ lische havens, andere ladingen waren uit de Verenigde Staten onderweg, er moest beslist worden wat men met de leerlingen van de vliegscholen van de M LD en de M ilitaire Luchtmacht van het Knil diende te doen en wat met de bemanningen en de vliegtuigen van KLM en Knilm diende te geschieden, ook moest aandacht worden besteed aan de verbindingen met Indië en de financiële consequenties die uit dat alles voortvloeiden, moesten onderzocht worden. Belangrijker evenwel dan wat in Australië geschiedde, achtte van M ook datgene wat in Londen en in de Verenigde Staten te verrichten viel — in Londen, omdat daar de regering zetelde die hij tot een duidelijke uitspraak over Indië’s naoorlogse plaats in het koninkrijk hoopte te kunnen bewegen, in de Verenigde Staten omdat daar de beslissingen genomen werden die het verloop van de oorlog tegen Japan zouden bepalen.

Het zou van M ook m ogelijk zijn geweest om, zoals Helfrich had gedaan, één functionaris in Australië tot zijn feitelijke plaatsvervanger te benoemen, maar dat leek hem niet raadzaam. Op 31 maart '4.2 stelde hij Gerbrandy als minister-president en minister van koloniën voor, een

1 Coster was in 1886 geboren en in 1942 dus nog geen zestig jaar oud. 2 Brief,

2 okt. 1942, van van Hoogstraten aan van M o o k (A RA , Collectie-van M ook, 2).

D E N E D E R L A N D S - I N D I S C H E C O M M I S S I E O P G E R I C H T commissie op te richten, de al genoemde Nederlands-Indische C om m is­ sie voor Australië en Nieuw -Zeeland, die de Indische belangen in die twee territoria zou behartigen; zij zou M elbourne als zetel krijgen — dat was de stad waar zich de meeste Australische departementen en de hoofdkwartieren van de Australische strijdkrachten bevonden en waar ook MacArthur in eerste instantie was neergestreken.1 Nadat Gerbrandy dat voorstel op 3 april telegrafisch had goedgekeurd, stelde van M ook bij besluit van 7 april2 de commissie in. Z e lf zou hij via de Verenigde Staten (waar van der Plas werkzaam zou zijn) samen met zes van de door hem zelf in Indië uitgekozen personen: Blom , Crena de Iongh, Eggens, Honig, Sitsen en Soejono, en twee die door van Starkenborgh waren aangewe­ zen: Lovink en Warners, naar Londen reizen — hij had dus voor de commissie anderen uitgekozen en ook die keuze was door Gerbrandy goedgekeurd. Voorzitter van de commissie werd van Hoogstraten, leden werden Loekman Djajadiningrat en Smits — het was van M ooks bedoe­ ling dat Djajadiningrat de leiding zou krijgen van ‘de informatiedienst’, waarmee de dienst bedoeld werd die berichten over Indië zou versprei­ den. Wat op dat moment in Australië aan andere Nederlands-Indische instellingen aanwezig was (een Netherlands Purchasing Commission3 en de

Netherlands Indies Maritime Commission for Australia and New Zealand) werd

opgeheven — hun personeel werd aan de commissie ter beschikking gesteld en ook Bos en ir. Jansen werden daaraan, naast anderen, verbon­ den. ‘Onder voorbehoud van een nadere omschrijving van haar taak’, droeg van M ook in het vermelde besluit de commissie op:

‘ 1. de b eh an d elin g in A u stralië en N ie u w -Z e e la n d van alle zaken b etreffend e g o ed eren , k redieten , fo n d sen , go ud , de scheepvaart en u itgew ek en en , een en an der v o o rz o v e r uit N ed erla n d s-In d ië afko m stig, v o o r N e d e rla n d s-In d ië b e­ stem d o f w aarbij N ed erla n d s-In d isch e belangen zijn b etro k k en ;

2. de organisatie en de le id in g van een N e d e rla n d s-In d isch e in fo rm atied ien st,

zulks in sam en w erk in g m et de in A u stralië v e rb lijv e n d e on d erd elen van de K o n in k lijk e N ed erla n d se M arin e en het K o n in k lijk N ed e rla n d s-In d isch L eger.’

Een instructie kreeg de commissie voorshands niet.4

1 Van M o o k en de zijnen verbleven eerst in Sydney, dat groter was dan M elbourne - zij waren na enkele w eken naar M elbourne verhuisd. 2 Tekst in A R A , C o ll.-P. J. A. Idenburg, 3. 3 Er was ook een Netherlands Purchasing Commission in de V erenigde Staten. 4 D ie instructie (exemplaar in A R A , Coll.-P. J. A. Idenburg, 3) stelde van M ook pas eind september 42 in Londen op. Er werd o.m. in bepaald dat de com m issie bij de uitoefening van haar taak onder het algem een toezicht stond van

s c h a m e l e o v e r s c h o t t e n

Bezien wij haar samenstelling dan is duidelijk dat het accent lag op de economisch-financiële sector: van Hoogstraten was directeur Econom i­ sche Zaken, Smits directeur-secretaris van de Javase Bank geweest. Zij beiden domineerden — van Loekman Djajadiningrat, die zich in Australië geheel ontheemd voelde, ging w einig uit; de Netherlands Indies Govern­

ment Information Service oftewel de Nigis, die onder leiding kwam te staan

van Quispel (die daartoe uit C eylon naar Australië werd gezonden), onttrok zich spoedig aan zijn toezicht.

D rie tegengestelde naturen waren het waaruit de commissie in eerste instantie bestond. Wij komen hierop in hoofdstuk 3 terug — hier willen wij volstaan met op te merken dat van regelmatige, formele besprekingen van de commissie geen sprake was: de drie leden woonden in hetzelfde hotel, hadden elk hun eigen besognes en pleegden in onderlinge ge­ sprekken het overleg dat wenselijk was, maar genotuleerde vergaderingen vonden niet plaats en er werd zelfs geen lijst van besluiten aangelegd en bijgehouden. Verm elding verdient dat de verhouding tussen de commis­ sie en de gezant van meet a f aan goed was. ‘ Het feit’, schreef van Hoogstraten na een klein h alf jaar aan van M ook,

‘dat w ij in van A erssen een verstan d ige raadsm an en een hartelijk v rien d hebben g e v o n d e n die, als het o v e r de b elan gen van N e d e rla n d s-In d ië gaat, bereid is ied er o g e n b lik m et ons op de bres te staan en die b o ve n d ie n ten v o lle bereid is, de arbeid van d e co m m issie g eh eel tot haar recht te d o en k o m en , w as een zeer v erb lijd en d versch ijn sel.’ 1

Andere verschijnselen waren minder verblijdend.

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 45-48)