• No results found

Financiële en economische zaken

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 114-121)

Wij willen beginnen met de financiën van de Com m issie of, ruimer geform uleerd, de financiën van alle instanties buiten Indië die specifiek-1 H et onderzoek is op van Hoogstratens verzoek in 47 ingesteld door een regerings- accountant, J . E. Spinosa Cattela. Jegens de Enquêtecom m issie noem de deze de ‘verhalen’ die over van Hoogstraten de ronde hadden gedaan, ‘ eenvoudig onzinnig.’ (a.v., p. 538) 2 Getuige P. H onig, a.v., p. 779-80. 3 M r. van Hoogstraten heeft ons in januari '86 doen w eten dat hij vo o r van der Plas, bij alle kritiek die hij op hem had (daar schreven w ij al over in hoofdstuk 1), in som m ige opzichten waardering koesterde en w el degelijk sympathie vo o r Sm its had.

F I N A N C I Ë L E A S P E C T E N

Indische belangen behartigden. De Com m issie is op 31 ju li '44, toen in Australië een Raad van departementshoofden was gaan fungeren, opge­ heven — in verscheidene paragrafen van dit hoofdstuk zullen wij ook gegevens opnemen die op de periode na 31 ju li '44 betrekking hebben. W el was toen de structuur aan de top gewijzigd maar veel van het door de Com m issie begonnen werk ging normaal door.

Activa waren er, toen Indië gevallen was, genoeg: de goudreserve van de Javase Bank die een waarde had van ca. f 380 min, was in veiligheid gebracht en in de Verenigde Staten en Canada leverden de verkopen van het daar gereedliggende en door Indië al betaalde oorlogsmaterieel en de annulering van eveneens al geheel o f gedeeltelijk betaalde bestellingen die nog in bewerking waren, grote bedragen op. Bovendien beschikten de Javase Bank en het Nederlands-Indisch Deviezenfonds in maart '42 in Londen over een saldo van ca. f 100 min. De Indische gouvernements- activa optellend (het goud van de Javase Bank behoorde daar niet toe) kwam van M ook in de herfst van 43 tot een totaal van f 470 min. Dat zag er uit als een aanzienlijke reserve, maar die indruk achtte hij bedrie- gelijk: in Nederland was vóór de Duitse invasie bijna f 300 min aan Indisch schatkistpapier geplaatst (kortlopende leningen dus die afgelost moesten worden) en er werden in bezet Nederland Indische pensioenen alsmede salarissen aan Indische verlofgangers uit de Nederlandse schat­ kist voorgeschoten welke de Indische na de oorlog zo spoedig mogelijk zou moeten terugbetalen. O ok viel te voorzien dat alleen al de econo­ mische wederopbouw van Indië zeer grote bedragen zou vergen. Van M ook drong derhalve herhaaldelijk zowel bij de Com m issie in Australië als bij de Nederlands-Indische instanties in de Verenigde Staten op zuinigheid aan. Hij voerde in die tijd van Londen uit een sterk progres­ sieve korting in op de Indische salarissen en pensioenen.1 D ie korting gold ook voor Australië maar in wat daar op financieel gebied gebeurde, had hij in Londen (of in Amerika) maar weinig inzicht.

Krachtens haar in september '42 opgestelde instructie diende de C o m ­ missie in een bepaald jaar in april en oktober een begroting op te stellen, respectievelijk voor de tweede helft van dat jaar en voor de eerste van het volgende, maar aan die bepaling werd niet de hand gehouden. De begroting voor het eerste halfjaar '43 had in oktober '42, die voor het tweede halfjaar '43 in april '43 opgesteld moeten zijn — uit M elbourne

1 ‘Het enige (maar dan ook zeer felle) protest kw am ’, schreef hij na de oorlog, ‘van oud-m inister W elter die in Engeland naast zijn ministerswachtgeld een Indisch pensioen genoot.’ (van M ook: Indonesië, Nederland en de wereld (1949), p. 65)

ontving van M ook de eerste, bovendien nog onvolledige, cijfers pas in september '43. Het ontbrak daar Smits niet aan goede w il maar deze kreeg onvoldoende gegevens om tot verantwoorde schattingen te komen. N og gebrekkiger waren de gegevens inzake de bedragen die, al o f niet met overschrijding van de begrotingscijfers, uitgegeven waren. Pas drie jaar na de oorlog heeft de Generale Thesaurie te Batavia van die uitgaven in Australië, alsmede van de inkomsten, een overzicht kunnen opstellen.’

Blijkens dat overzicht dan is door de Com m issie (en later door van M ook en zijn Raad van departementshoofden) in totaal tot 1 september '45 ruim ca. f 77,5 min uitgegeven, daarvan evenwel bijna f 41 min in laatstgenoemd jaar. Het leeuwendeel van die bedragen was uitgegeven ten behoeve van de Koninklijke Marine en het Knil: in totaal ruim f 64 min. De begrotingsinkomsten (hoofdzakelijk, naar wij vermoeden, af­ drachten van inkomstenbelasting) van de Com m issie en van van M ook en zijn Raad van departementshoofden beliepen in totaal tot 1 september '45 ca. f 0,5 min. Daar kwam bij dat de Com m issie, haar werkzaamheden aanvangend, kon beschikken over ruim 1,3 min Australische ponden oftewel in Nederlandse valuta (het Australische pond had een koers van f 6,06) ruim f 7,8 min. Rest een tekort van bijna f 70 min. Dat heeft geen probleem gevorm d: het Londense departement van koloniën heeft van maart '42 a f in totaal een bedrag van (omgerekend) ruim f 50 min naar Australië gezonden en van de Amerikaanse regering werd een bedrag van (omgerekend) ruim f 3 5 min ontvangen: de nominale waarde van het nieuwe Nederlands-Indische geld (muntbiljetten, uitgegeven door ‘de waarnemend gouverneur-generaal van Nederlands-Indië’) dat aan de Amerikaanse strijdkrachten zou worden uitgereikt.2

Er was aan Nederlands-Indische kant in Australië (men houde in het oog dat Indië in financieel opzicht een zelfstandige rechtspersoon was) dus geld genoeg.

1 Tekst: Enq., dl. III b, p. 174-77. 2 Van M o o k was, gelijk verm eld, in maart *43 gemachtigd om vo o r f 100 m in aan nieuw e betalingsm iddelen uit te geven; dat bedrag w erd in novem ber '43 tot f 300 m in, in augustus *44 tot f óoo m in verhoogd. D e m untbiljetten w erden door een nieuw e bankinstelling, de in Londen opgerichte Bank v o o r N ederlands-Indië, in circulatie gebracht.

R U I M E G E L D M I D D E L E N

De salarissen die in Australië aan Nederlands-Indische kant werden betaald, waren lager dan in Indië het geval was geweest. Indië kende hoge salarissen — terwijl bijvoorbeeld in Nederland voor de oorlog een N e ­ derlandse minister een maandsalaris had van f i ooo, had een Indische departementsdirecteur er een van f i 800. Zij die in Indië departements- directeur waren geweest (van Hoogstraten en Blom), ontvingen in Au­ stralië evenwel een maandsalaris eerst van f900, later van f 720 en daarvan werd ongeveer een kwart ingehouden. Wij nemen aan dat daar voor de hoogstgeplaatsten nog een verblijfstoelage bovenop kwam maar daarvan kennen wij de cijfers niet. Van groot belang was evenwel dat op die salarissen maar heel weinig belasting werd ingehouden — het gevolg was dat de leden van de Com m issie en allen die door haar betaald werden, per maand veel meer geld overhielden dan Australiërs in vergelijkbare functies.

Zo ook in de militaire sector.

Opvarenden van de marine ontvingen in Australië de tropenbezoldi- ging plus een duurtetoeslag, een waltoelage (als zij aan de wal waren) en een gevarentoelage en die wedde werd ook uitgekeerd aan, aldus van der Plas, ‘de mensen die’ (op het marinehoofdkwartier) ‘volmaakt veilig in M elbourne in een heerlijk klimaat zaten.’ 1 D e toelagen welke de marine betaalde, waren overigens lager dan die van het Knil dat als basis de naar verhouding hoge tropenbezoldiging kende — een luitenant-ter-zee-vlie- ger tweede klas van de Marineluchtvaartdienst die bij het i8th squadron (de Mitchells) was ingedeeld, kreeg een maandelijkse gevarentoelage van f 150, een legerofficier bij het squadron die precies dezelfde gevaren doorstond, kreeg er een van f 405. W ie bij het Knil diende, was dus in financieel opzicht beter af. Een Knil-soldaat, Europeaan o f inheemse (het in Indië geldend verschil in soldij werd midden '43 opgeheven), ontving per week (omgerekend) f 5,25 — geen groot bedrag, maar een Australische soldaat moest het in Australië stellen met (omgerekend) f 2,10. Bovendien vonden binnen het Knil zoveel rangsverhogingen plaats dat er maar w einig soldaten overbleven — de meeste Knil-militairen hadden de rang van sergeant o f een nog hogere rang2 en dan konden de wedden snel stijgen. Van Eechoud, uit de jungle op Nederlands-N ieuw -Guinea opge­ haald, werd in Australië eerste luitenant en kreeg prompt een maand- wedde van f 1 070, ‘precies zoveel als een Australische generaal-m ajoor’3,

' Getuige van der Plas, Enq., dl. VIII e, p. 1359. 2 D it kan .als normaal beschouwd w orden voor diegenen die bij de M ilitaire. Luchtvaart een vliegende functie had­ den. 3 Getuige J. P. K. van Eechoud, Enq., dl. VIII c, p. 703.

zei hij (en die Australiër moest veel meer belasting betalen dan de Nederlander). Zo kreeg ook een sergeant van het Knil hetzelfde salaris als een kapitein van het Australische leger.

Het gevolg was dat veel Nederlanders uitgesproken ruim in hun geldm iddelen zaten. W ie zuinig leefde, kon aanzienlijke bedragen op- zijleggen (een kolonel van het Knil becijferde in '44 dat hij, als de oorlog nog een jaar zou duren, ca. f 30 000 zou hebben bijeengespaard1) - velen hadden evenwel generlei behoefte aan zuinigheid. Levensmiddelen w a­ ren in Australië niet duur; men kon er in een goed restaurant een lunch krijgen voor (omgerekend) f 1,50 en een diner voor f 1,80 en hield dus, als men dat wilde, veel geld over waarmee men een vriendin kon onderhouden o f dat besteed kon worden voor zaken die schaars en dus duur waren: goede woonruim te en sterke drank bijvoorbeeld. ‘Wanneer m en’ , aldus later een em ployé van de K LM die in Australië kapitein in het Knil was geweest, ‘in een hotel kwam en men zag een tafel met wijn en likeuren, dan kon men er zeker van zijn dat er Hollanders bij waren.’2 ‘D e Dutch Club', aldus van Eechoud, ‘was de rijkst voorziene club van M elbourne’3 (en mocht, evenals alle hotels die diners serveerden, voort­ gaan alcoholische dranken te serveren op het uur waarop alle Australische

pubs dichtgingen); ook was het een Nederlander die, aldus van der Plas,

in een Australisch dagblad een advertentie plaatste om in het overbe­ volkte Brisbane een appartement te huren, ‘price no consideration'. 4 Trou­ wens in M elbourne en elders waren, zo berichtte in '5 1 (wellicht ietwat gechargeerd) een Australiër die werkzaam was geweest bij de Netherlands-

Indies Government Information Service, de Nigis, aan de Enquêtecommissie, ‘ all the most expensive and most commodious flats in the best neighbourhoods occupied by Dutch people.’s

Daar kwam bij dat, toen in Australië de benzinetoewijzingen verlaagd werden en een autovrije zondag werd ingevoerd, talrijke Nederlandse dienstauto’s druk bleven rondrijden, ook op autovrije dagen. Daaronder waren de auto’ s van de leden van de Com m issie: Amerikaanse Packards, die naar Indië onderweg waren geweest en waarvan nu het nummerbord ‘Nederlands-Indië 1 ’, ‘N ederlands-Indië2 ’ en ‘Nederlands-Indië 3 ’ luid­ de.6

1 H uid ige waarde (1986) misschien het tienvoud. 2 Getuige G. A. de Stoppelaar,

Enq., dl. III c, p. 815. 3 Getuige J . P. K. van Eechoud, a.v., dl. VIII c, p. 704. 4 G e ­ tuige van der Plas, a.v., p. 1359. 5 Brief, 17 jan. 1950, van W . Preger aan de Enquêtecom m issie, Enq., punt k, nagekom en stukken. 6 Getuige J. P. K. van Eechoud, a.v., dl. V III c , p. 705.

R U I M E G E L D M I D D E L E N

‘Wanneer wij zagen’ , aldus dr. Honig, ‘dat de heer Evatt’ (de Austra­ lische minister van External Affairs),

‘m et een au to o tje m et een gascarburator ron dreed en een van onze m ensen in een prachtige auto m et chauffeur, dan was dat v o o r d e A ustralische h o og am b te- lijke figuren, van w ie het lev en vrij sober is, w at bevreem d en d . V an M acA rthu r hadden ze dit n o g kunnen to lereren ’ 1 —

een belangrijke toevoeging! Want het moge waar zijn dat veel N eder­ landers zich ruim konden bewegen, voor de Amerikaanse militairen (een Amerikaanse soldaat kreeg omgerekend per week f 125) gold dit in nog hogere mate. Dat wekte bij de Australiërs jaloezie op. Ten aanzien van de Amerikanen stond daar evenwel tegenover dat zij, zo werd gemeend, door hun interventie Australië hadden beschermd tegen een Japanse landing en dat in elk geval het verdere behoud van Australië afhankelijk was van de Amerikaanse oorlogsinspanning — ten aanzien van de N eder­ landers stond er maar heel w einig tegenover; hen beschouwde men, aldus weer van Eechoud, ‘als bannelingen, als uit hun land verdrevenen. Ik heb er veel opmerkingen over gehoord.’2

O ok in de Tweede W ereldoorlog waren er in elk oorlogvoerend land groepen die ruim in hun middelen zaten. Royaliteit, zelfs excessieve, en aan losbandigheid grenzende uitbundigheid konden aanvaard worden van militairen die met verlo f waren en wisten dat zij, van dat verlo f teruggekeerd, weer hun leven op het spel moesten zetten, maar werd zulk een gedrag door anderen tentoongespreid, dan wekte dat aanstoot. Ten aanzien van de Nederlanders was die aanstoot zo sterk dat van der Plas, in januari '43 bij de Prime Minister van N ieuw -Zeeland op bezoek, er door deze onmiddellijk over werd onderhouden. Effect had dit verwijt niet: de geldende regelingen werden niet gewijzigd.

Het kwam alles tezamen Nederlands naam in Australië niet ten goede.

Wij komen nu tot een belangrijke vorm van werkzaamheid van de

1 Getuige P. H onig, a.v., dl. III c, p. 782. 2 Getuige J. P. K. van Eechoud, a.v., dl. VIII c, p. 704.

Com m issie: de annulering van gesloten contracten en de afhandeling van voor Nederlands-Indië bestemde, in Australië gestrande ladingen.

Wat het eerste betreft: het Knil had in Australië machinerieën besteld voor een nieuwe munitiefabriek — dat contract werd geannuleerd. Zo waren er meer.

Wat het tweede aangaat: er lagen in Australië ten tijde van de algemene capitulatie van het Knil dertig schepen met voor Indië bestemde goede­ ren. Van M ook wist daar een regeling voor te treffen: met het dreigement dat de ladingen, voorzover uit Amerika afkomstig, daarheen teruggezon­ den zouden worden, bereikte hij dat de Com m issie v e rlo f kreeg, alle ladingen te verkopen. Er was genoeg vraag naar: de Australische regering en vooral MacArthurs hoofdkwartier konden veel gebruiken. Het betrof hier ca. 12000 totaal verschillende partijen goederen; er waren wapens bij zoals stenguns en mijnen, andere goederen die militair van belang waren zoals zoeklichten en motorfietsen, maar ook hoeveelheden levens­ middelen — één schip was er dat in hoofdzaak een lading cement aan boord had. Voor elk van de dertig schepen werd een verantwoording gemaakt die post voor post aangaf wat met de betrokken partij was geschied. Al dat werk vond plaats onder leiding van Smits die er een kleine staf van in het bedrijfsleven ervaren krachten voor aantrok. Hij had ook veel contact met de Netherlands Purchasing Commission in A m e­ rika, met de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie in Londen en met haar vertegenwoordiging in Brits-Indië, want ook in die drie landen lagen in maart '42 schepen die voor Indië goederen aan boord hadden; voor de meeste daarvan vonden de genoemde instanties kopers. Eind '44 (latere cijfers hebben wij niet) was de opbrengst in Amerika (omgerekend) f 14 1 min en in Engeland en Brits-Indië telkens ca. f 3,5 min — het provenu (de opbrengst minus de kosten) was in Australië tot 1 september '45 f 5,7 min. Het spreekt vanzelf dat goederen die bij de naoorlogse wederopbouw van Indië goed gebruikt konden worden, niet aan buitenlandse afnemers verkocht werden — de Com m issie (resp. de Raad van departementshoofden) kocht ze zelf, eind '44 tot een totale waarde van (omgerekend) ca. f 13,5 min. Het betrof hier in hoofdzaak textielgoederen.

V oor die wederopbouw van Indië werd nog veel meer gekocht — daar zullen wij in hoofdstuk 7 (‘ De terugkeer voorbereid’) over schrijven. Hier w illen wij slechts opmerken dat bij de Com m issie en de andere Neder- lands-Indische en Nederlandse autoriteiten in Australië uiteraard de belangen van Nederlands-Indië centraal stonden. Overigens was het, wat de te verwachten naoorlogse noden in Indië betrof, buitengewoon hin­

V E R K O O P V A N L A D I N G E N

derlijk dat in '42, '43 en de eerste maanden van '44 nauwelijks berichten ontvangen werden die een duidelijk beeld gaven van wat zich op eco­ nomisch gebied in Indië afspeelde en van wat daar na de bevrijding nodig zou zijn.

In document 1939-1945 D E E L II C (pagina 114-121)