• No results found

3. Methoden

4.6 Wat zijn de expliciete doelstellingen van het (rijks)overheidsbeleid?

4.6

4.6

4.6 Wat zijn de expliciete doelstellingen van het (rijks)overheidsbeleidWat zijn de expliciete doelstellingen van het (rijks)overheidsbeleidWat zijn de expliciete doelstellingen van het (rijks)overheidsbeleidWat zijn de expliciete doelstellingen van het (rijks)overheidsbeleid????

Het beleid met betrekking tot arbeid en huisvesting is vanaf het begin van de komst van Poolse arbeidsmigranten vooral gericht op het waarborgen van arbeidsvoorwaarden en het zorgen voor goede huisvesting. Het doel van het arbeidsmarktbeleid is het tegengaan van verdringing door te zorgen dat Poolse werknemers dezelfde rechten en plichten hebben als Nederlandse werknemers. Het huisvestingsbeleid heeft als doel om concentratie van arbeidsmigranten tegen te gaan. Zoals te zien in appendix 2 is huisvesting nauw vervlochten met arbeid, waarbij in het begin van de periode uitzendbureaus hoofdzakelijk verantwoordelijk waren voor de huisvesting. Eén van de

{50}

hoofddoelstellingen van het huisvestingsbeleid lijkt het tegengaan van overbewoning te zijn, dit met een 'lik-op-stuk beleid' en betere regeling van huisvesting in de arbeidsvoorwaarden. Een andere doelstelling, die niet hardop wordt uitgesproken, lijkt het tegengaan van concentratie in woonwijken te zijn. Door meer nadruk te leggen op tijdelijke logies in plaats van langdurige woningen lijkt de overheid te proberen de Poolse medewerker dicht bij het werk en ver van de samenleving te houden. Dit wordt gedaan door het versoepelen van wetgeving betreffende het ombouwen van bijvoorbeeld kantoren tot 'Polenhotels'. Dit doen zij onder het motto 'arbeidsmigranten hebben behoefte aan tijdelijke huisvesting'. Het kan echter ook zo zijn dat het concentreren van arbeidsmigranten zorgt voor een meer tijdelijk karakter en een groter draagvlak voor arbeidsmigratie, dit vanwege een verminderd gevoel van overlast. Het beleid over dakloosheid (zie appendix 3) heeft voornamelijk de doelstelling dat Poolse daklozen, en verslaafden, zo snel mogelijk terug moeten keren naar Polen. Vanaf het begin van deze 'problematiek' zijn er al niet-gouvermentele organisaties bezig geweest met het begeleiden van Poolse ex-arbeidsmigranten naar Polen. Deze doelstelling is zonder meer te zien in wijziging van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning waarbij het aankloppen van een Pool bij de daklozenopvang direct kan leiden tot een verblijfsbeëindiging.

Vooral het beleid dat gemaakt is met betrekking tot de sociale zekerheid is interessant (zie appendix 4). De doelstelling hiervan is al in 2004 duidelijk, het genieten van een uitkering kan leiden tot een intrekking van het verblijfsrecht. Het heeft een duidelijke afschrikwekkend doel: wie niet werkt moet terug. Daarnaast is het doel ook het zo min mogelijk belasten van het Nederlandse verzorgingsstelsel, waarbij het verzorgingsstelsel maximaal profijt heeft van de belastingen en premies die betaald worden door de Poolse arbeidsmigrant. Ook al erkent de regering dat de aanspraak op uitkeringen procentueel en in absolute getallen klein is, zorgt zij voor een verdere vermindering van de rechten op uitkeringen en het aanvragen van bijstand voor Poolse werknemers. Het lijkt er dus op dat het doel vermindering van de kosten en het afschrikken van het gebruik van uitkeringen en bijstand meer prominent wordt naarmate de jaren verstrijken. Voorbeelden hiervan zijn het opleggen van de 'taaleis', die Poolse werknemers minder snel een uitkering laat genieten, en het verlagen van de WW naar een 'Pools niveau' om zo het 'uitkeringstoerisme' aan te pakken.

Het beleid met betrekking tot de educatie van de kinderen van Poolse arbeidsmigranten lijkt bedoeld om hen klaar te maken voor de Nederlandse samenleving (zie appendix 5). Dit is te zien aan de extra financiële middelen die scholen krijgen en de grotere nadruk op begeleiding van Poolse kinderen door Poolse zorgconsulenten. Het beleid met betrekking tot inburgering is in de loop der jaren ook veranderd (zie appendix 6). De inburgering van EU-burgers is niet verplicht en dus

{51}

moeten zij ertoe 'verleid' worden. Het lijkt er op dat dit in het begin nog moeilijk gaat, zeker vanwege de eigen bijdrage die inburgeraars moeten betalen. Om het doel te bereiken wordt er vaker geregeld dat de overheid de kosten op zich neemt, door bijvoorbeeld het Participatiebudget van gemeenten en door de komst van een sociaal leenstelsel. Hierdoor probeert de overheid de drempel weg te halen om in te burgeren. De vergelijking met het verleden wordt hierbij gebruikt om extra nadruk te leggen op het belang van inburgering. Met het Participatiecontract tracht de overheid een sociaal contract te sluiten met de arbeidsmigranten. Dit kan gezien worden met het doel voor betere inburgering, een contract waaraan zij zich moeten houden moet ervoor zorgen dat er meer contact met de samenleving komt. Het kan ook gezien worden als een middel om de mensen die zich niet aan het contract houden uit te sluiten van de Nederlandse samenleving. Dit gaat meer richting de lijn die vaak gehoord wordt in de debatten, zij die niet 'goed' meedoen moeten terug naar het land van herkomst. Zoals eerde gesteld kan dit echter niet wegens EU-regelgeving.

{52}

De percepties en praktijken van betrokkenen

De percepties en praktijken van betrokkenen

De percepties en praktijken van betrokkenen

De percepties en praktijken van betrokkenen

In dit deel van het onderzoek bespreek ik de interviews die zijn gehouden met personen die in hun organisaties geregeld te maken hebben met Poolse arbeidsmigranten. Hier staat het beleid dat lokaal en nationaal is gevormd centraal. Allereerst bespreek ik hier het negatieve beeld dat gevormd is over Polen, en de manier waarop de organisaties omgaan met dit beeld. Daarna bespreek ik hoe de organisaties omgaan met het lokale en nationale beleid en de wijze waarop de geïnterviewden zien dat dit door de jaren heen is veranderd. Als laatste geef ik aan waar de organisaties zien dat er knelpunten zijn en waar vorderingen gemaakt kunnen worden.