• No results found

3. Methoden

4.5 Wat zijn de vooronderstellingen achter dit beleid?

4.5 Wat zijn de

4.5 Wat zijn de

4.5 Wat zijn de vooronderstellingenvooronderstellingenvooronderstellingenvooronderstellingen achter dit beleid?achter dit beleid?achter dit beleid?achter dit beleid?

Het beleid lijkt vooral in de beginperiode gebaseerd te zijn op de assumptie dat de problemen die voortvloeien uit de arbeidsmigratie kwamen door de overgangsperiode. Dit werd door minister Donner (SZW) een 'tijdelijke overgangsproblematiek' genoemd. De assumptie achter dit beleid was dat 'problemen' niet door de Polen zelf komen en door beleid gemakkelijk op te lossen was. Door middel van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) werd er in de eerste periode een ad hoc beleid gecreëerd. Dit was vooral gebaseerd op economische motieven. Toch werd er aan het einde van de overgangsperiode een 'flankerend beleid' opgesteld om de problemen op te lossen. De assumptie achter dit beleid is dat problemen veroorzaakt werden door huisjesmelkers en malafide uitzendbureaus. Dus werd er meer geld gestoken in de handhaving en controle van deze sectoren. Om problemen met arbeidsvoorwaarden te verminderen werden er meer inspecteurs ingezet die misbruik van arbeidsvoorwaarden moeten tegengaan. Ook werd er voor het eerst informatie verschaft over de rechten en plichten in het Nederlands en in het Pools112. Belangrijk om op te merken is dat de 'problemen' met Polen en andere MOE-landers niet worden toegeschreven aan henzelf, maar de slechte situatie waar zij in zitten. Problemen komen voort uit onderbetaling en overbewoning. Op Kamervragen over de problemen met Polen stelt de minister dan ook:

De soci a le prob le me n wa a r i nde rda a d hie r e n da a r spra ke v an is zi j n overga ngsprob l em e n di e we ee rder i n onze i mmi grati e hi st ori e ( m e t bi jv oorbe el d Spa nj a a rde n e n I t al i a nen) he b ben ge zi en. Di e prob le me n pa kt he t k a b i ne t a a n m et he t 'fla nk e re nd be le i d' m .b .t . hui sve sti ng e n a rb e i dsv oorwa a rden. 113

Ook in Kamervragen van Ulenbelt (SP) antwoordt minister Donner dat de problemen goed aangepakt kunnen worden en dat arbeidsmigranten goed zijn voor Nederland. Het opnieuw reguleren, door bijvoorbeeld een nieuwe overgangsperiode, kan alleen als de Europese Commissie stelt dat de arbeidsmarkt zeer ontwricht is door de migratie. Maar zoals minister Donner stelt:

Ov eri gens i s na a r m i j n oord e e l ge e n spra k e v a n v e rs t ori nge n v a n de a rb e i dsma rk t114.

Sterker nog, het kabinet wil niet meewerken aan een Poolse campagne om arbeidsmigranten terug te halen, zo stelt minister Donner op Kamervragen van Ulenbelt (SP):

Het st a a t Pole n ui te ra a rd v rij om e en de rge lij k e c ampagne t e v oe re n, m aa r Ne de rla nd he e ft ge en e nk e l b e la ng bi j de te rugk eer van Poolse a rb ei dsmi gra nte n naa r Pole n. I k be n ni et v oorne me ns a c tie f me e te

we rk e n a a n de ze c a mpa gne.115

112

Brief betreffende maatregelen werknemersverkeer MOE-landen, SZW, 20-12-2007

113 Brief betreffende onderzoek WAV, SZW, 18-10-2007 114 Brief betreffende onderzoek WAV, SZW, 18-10-2007 115 Kamervragen van het lid Ulenbelt (SP), SZW, 02-11-2007

{47}

De positieve aspecten van de arbeidsmigratie uit MOE-landen wordt keer op keer benadrukt in de beleidsdocumenten 116. Daarnaast concludeert het kabinet ook op het punt van inburgering dat het

goed gaat met de Oost-Europeanen die zich hier permanent hebben gevestigd. Tevens reageert het kabinet ook op negatieve berichtgeving over criminele Oost-Europeanen:

Na ar a anl ei di ng v an be ri c ht ge vi ng ov e r c rimi na lit ei t onde r mi gra nt e n ui t M OE -lande n i s he t voort s goed e rop t e wij ze n da t ui t het Ri sb o-onde rzoe k b li jk t d a t he t pe rce nt a ge ve rda cht en onde r off i ci ee l i n

Ne de rla nd ge v e st i gde Oost -E urope a ne n re la t i ef b e pe rkt i s.117

De paniek over de criminaliteit van de arbeidsmigranten zou dus ongegrond zijn. Uit het onderzoek van Risbo blijkt ook dat er op grond van objectieve indicatoren geen verdringing plaatsvindt. Dit sluit aan bij het kabinetsstandpunt118. De enige verdringing die volgens het kabinet plaatsvindt, is het

gevolg van uitbuiting van werknemers uit MOE-landen. Om deze reden is er in 2008 steeds meer gewerkt aan een betere informatievoorziening in het Pools om migranten bewust te maken van hun rechten en plichten:

Voorl i c hti ng v a n a rbe i dsmigra nt e n i s v an groot bel a ng. A rb ei dsmi gra nt e n moet e n we t e n wa a r ze re c ht op he bb e n, ma a r ook a an we lk e i n Ne de rla nd ge l de nde re ge ls ze zi c h moe t e n houde n. A rb e i dsmi gra nt e n die goe d zi j n geï nforme e rd st aa n st er ke r i n hun sc hoe ne n, e n k ome n e e rde r i n a cti e al s ze ni et kri j ge n wa a r

ze re c ht op he b b e n. Z o kun nen ove rhe i d e n ande re n m i sst a nde n sne lle r e n b e t e r a a npa k k e n119.

Deze vooronderstelling ligt ook achter de voorlichting aan MOE-landers, die in deze periode primair gericht is op het verstrekken van informatie over de rechten en plichten in Nederland. De vooronderstelling is dan nog niet dat de voorlichting nodig is voor het blijven wonen in Nederland, het is geen onderdeel van de inburgering. Door voorlichting te geven over rechten kunnen misstanden aangepakt worden. Hier kunnen negatieve effecten zoals verdringing en overbewoning worden tegengegaan. In 2009 is de grootste kentering te zien in de visie op de 'Poolse arbeider' door een onderzoek van Risbo naar de maatschappelijke positie van Polen. De auteurs concluderen dat veel Polen in Nederland willen blijven, dat er 57% mannen en 43% vrouwen zijn en dat naarmate men langer blijft men vaak met partner en/of kinderen woont120. In alle

beleidsstukken is dit de eerst keer dat er ook echt over gezinnen wordt gesproken in plaats van individuele arbeidszoekenden. Ook in 2009 wordt er in dit rapport benadrukt dat er een zeer hoge arbeidsparticipatiegraad is van zowel vrouwen als mannen (92%) en dat de netto bijdrage van de arbeidsmigrant positief is121.

De a f dra c ht a a n be la st i ngen e n soc i a le premi e s overst ij gt rui m he t b e roe p op de c oll ec ti ev e sec t or. Bove ndi e n b rengt de k omst v a n de MOE -la nde rs ook we er be hoe ft e n e n c onsumpti e me t zi c h m ee e n

ge nere e rt da ardoor ni e uwe we rk ge le ge nhe i d.122

116 Brief betreffende flankerend beleid, SZW, 16-06-2008 117 Brief betreffende flankerend beleid, SZW, 16-06-2008

118 Brief betreffende kabinetsstandpunt werknemersverkeer Bulgarije en Roemenië, SZW, 28-10-2008 119 Brief betreffende kabinetsstandpunt werknemersverkeer Bulgarije en Roemenië SZW, 28-10-2008

120 Brief betreffende beleidsreactie op onderzoeksrapporten arbeidsmigranten MOE-landen, VROM, 20-11-2009 121 Brief betreffende beleidsreactie op onderzoeksrapporten arbeidsmigranten MOE-landen, VROM, 20-11-2009 122 Brief betreffende beleidsreactie op onderzoeksrapporten arbeidsmigranten MOE-landen, VROM, 20-11-2009

{48}

De Polen werden in het beleid dus overwegend positief gezien, waarbij de negatieve effecten kwamen door andere factoren:

E r is sprake va n ov e rlast di e sa me nhangt met e e n c once nt ra ti e v a n a rb ei dsmigra ti e ui t de M OE -lande n i n oude wi j ke n wa a r de l ee f baa rhe i d t oc h al on der druk s t a a t .123

Deze overlast wordt veroorzaak door een 'negatieve spiraal' waarbij oorspronkelijke bewoners van de buurt vertrekken en huisjesmelkers de resterende huizen opkopen voor MOE-landers. De wijkbewoners voelen zich in de steek gelaten door de gemeente, die volgens hen onvoldoende optreedt tegen de huisjesmelkers.124 Opnieuw stelt de overheid dat de problemen niet veroorzaakt

worden door de migranten zelf, maar door de huisjesmelkers. De causale relatie die gehanteerd wordt legt het probleem dus niet bij de Poolse migranten zelf. Gemeenten moeten met een goed handhavingsbeleid deze problemen oplossen.

Deze assumptie begint rond 2011 te veranderen. Hier wordt voor eerst in een beleidsstuk voorzichtig gesproken over problemen die veroorzaakt worden door de migranten zelf. In de brief 'maatregelen arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa' stelt SZW:

Sommi ge mi gra nt e n heb b en i nmi dde ls ge e n werk mee r, wa ardoor ze m oe i lij k aa nslui ti ng kunne n v i nde n b ij onze sa me nle v i ng. Voork ome n moe t worde n dat mi g ra nte n di e b e slui t e n hie r v oor la nge re t i j d t e b lij ven, ni e t i nt e gre re n e n i n de ma rge v a n de sa me nle vi ng t e re c ht k ome n. Di t le i dt t ot ov e rlast en e e n

b e roep op soc i a le v oorzi e ninge n di e ni e t v oor he n be do e ld zi j n.125

Dit is de eerste keer dat er van overlast gesproken wordt in relatie tot de arbeidsmigranten zelf in plaats van andere zaken zoals concentratie in oude wijken en huisjesmelkers. De causale relatie is hier dat 'slechte integratie' leidt tot in de marge van de samenleving terechtkomen. Dit leidt weer tot overlast en een beroep op de voorzieningen. Het lijkt er tevens op dat de Nederlandse regering een sterkere mening heeft over werkloze arbeidsmigranten. Op Kamervragen over de positieve aspecten van Poolse arbeidsmigratie (1.8 miljard euro) stelt minister Kamp (BZK):

E e n dee l v a n de maa t re ge len b e t re ft de t e rugk e e r v a n E U- burge rs di e geen v e rb li jfsre c ht m e er heb be n i n Ne de rla nd, bi jv oorbe e ld om da t ze we rk loos zi j n. Di t is ni et de ca t e gori e die e e n posi ti eve bi j dra ge le v e rt

a a n de Ne de rl andse e c onomi e .126

Over het regeringsbeleid voor Polen benadrukt de minister van BZK dan ook de aanspraak op de sociale zekerheid voordat hij begint over arbeidsvoorwaarden en huisvesting:

Het v ri je ve rk e e r v a n pe rsone n he e ft posi ti e ve ef fec te n v oor de Ne de rla ndse e conomi e e n ma at sc happi j . T e gelij k e rt ij d wi l de re geri ng ne gat i ev e za ke n a ls ove rl ast e n e e n t oeneme nd b e sla g op soc i ale

v oorzi e ni nge n t e ge nga a n, e v e na ls ui t bui ti ng v a n a rb e i dsmi gra nte n e n mi sst a nde n i n hun hui sv e sti ng.127

Zoals ook al in 2011 te zien was, is de visie op de Poolse arbeidsmigranten veranderd. Wanneer er over 'negatieve zaken' gesproken wordt gaat het niet meer primair over uitbuiting en slechte

123 Brief betreffende beleidsreactie op onderzoeksrapporten arbeidsmigranten MOE-landen, VROM, 20-11-2010 124 Brief betreffende beleidsreactie op onderzoeksrapporten arbeidsmigranten MOE-landen, VROM, 20-11-2010 125 Brief betreffende maatregelen arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa, SZW, 14-04-2011

126 Kamerstukken II, vergaderjaar 2011-2012, Aanhangsel van Handelingen nr. 1166 127 Brief betreffende meldpunt MOE-landers, BZK, 17-02-2012

{49}

huisvesting. Allereerst wordt er nu overlast en sociale voorzieningen genoemd. Dit is kenmerkend voor de veranderende visie van het kabinet op arbeidsmigratie. Het is ook opmerkelijk dat bij de positieve kant er niet alleen meer gesproken wordt van economische effecten, maar dat dit ook 'positief voor de maatschappij' is. In de jaren die volgen werd er, zoals te zien is in de vorige paragraaf, vooral getracht om de aanspraak op de sociale zekerheid te verminderen. Ook werd er meer gedaan om 'ongewensten' uit het land te zetten.

Ondanks de 'negatieve' aspecten wordt het ook benadrukt dat arbeidsmigranten een positieve bijdrage leveren aan de economie128. In het beleid tegen 'ongewensten' werd er ook gesproken over

de daklozen, dit beleid is gericht op het weren van Poolse daklozen. Dit lijkt gedaan te worden met de assumptie dat zij eerder zouden terugkeren naar Polen. Om deze reden is ook een 'onevenredig' beroep op de maatschappelijke opvang een reden geworden voor een verblijfsbeëindiging (zie appendix 3). Het beleid over de sociale zekerheid wordt strikter en de regering probeert de EU- regelgeving te veranderen om zo het verblijf makkelijker te kunnen beëindigen voor Poolse burgers. Ook al zijn er weinig Poolse mensen met een uitkering (zie appendix 4) lijkt het erop dat het verhaal van 'uitkeringstoerisme' de overhand begint te krijgen. Deze angst uit zich in een steeds strikter wordend beleid en de wens om de WW voor Poolse uitkeringsgerechtigden te verlagen. Op het gebied van 'inburgering' is het Participatiecontract gekomen.

Volgens de regering is dit contract er om met een 'positieve prikkel' de nieuwkomers te verleiden tot een intensieve deelname aan de maatschappij (zie appendix 6). Dit 'vrijblijvende' contract kan positief gezien worden, maar zoals in de debatten te zien is bestaat er de wens om het contract meer dwingend te laten zijn. De onderliggende assumptie hierachter verandert dan ook, de assumptie is dat de Poolse nieuwkomers per definitie niet willen participeren. Om ze wel te laten participeren is een contract nodig waar zij zich aan dienen te houden. Dit kan echter wegens Europese regelgeving niet, en dus is deze meer een wens dan werkelijkheid.