• No results found

Vrouwenkwestie SGP (2010)

De eerder aangehaalde berichtgeving uit De Telegraaf en de Volkskrant geeft een goed beeld van de landelijke dagbladen, waarvan het gros er schande van spreekt dat er nog uitsluiting op basis van seksuele voorkeur in Nederland plaats vindt. Daarmee staan het RD en het ND dus in schril contrast. In Nederland bestaat er godsdienstvrijheid. Politieke inmenging in de kerk moet ten allen tijde worden vermeden.

3.14 Vrouwenkwestie SGP (2010)

Op 26 november 2003 eist het Clara Wichmann Instituut in een civiele procedure bij de Haagse rechtbank dat de SGP vrouwen toe moet laten als volwaardig lid. Het instituut tracht de rechtspositie van vrouwen te verbeteren en vindt dat de SGP vrouwen achterstelt. Na jaren van juridisch getouwtrek, besluit de Hoge Raad op 9 april 2010 dat het niet toelaten van vrouwen op de kieslijst, in strijd is met het VN-vrouwenverdrag. De Hoge Raad draagt daarmee de Staat op maatregelen te treffen om hier verandering in aan te brengen en te zorgen dat ook de SGP het passief kiesrecht aan vrouwen toe gaat kennen.

De reactie van het RD laat zich raden. De krant zal zich uiterst verontwaardigd

opstellen. De geëngageerde krant huldigt veelal dezelfde opvattingen als de SGP en in het geval van de positie van de vrouw binnen de partij, zal dit hoogstwaarschijnlijk niet anders zijn. Maar het meest verontrustende voor het RD is dat de gerechtelijke macht

ingrijpt in de statuten van een politieke partij. Hoewel er ook in de conservatieve hoek binnen het christelijk geloof wordt nagedacht over de positie van de vrouw, kan de krant

232 Reformatorisch Dagblad 5 maart 2010.

233 Reformatorisch Dagblad 1 maart 2010.

234

79 het nooit eens zijn met deze gang van zaken. Het ND wordt evenwel zelf niet direct door de beslissing geraakt. De ChristenUnie heeft wel vrouwen op de kieslijst. Maar ook in het ND zal het gerechtelijke ingrijpen niet met gejuich begroet worden.

Dat beeld klopt. Benadrukt wordt in de kranten dat het niet de vrouwen binnen de partij zijn die naar de rechter zijn gestapt, maar een organisatie die van buitenaf de partij wil hervormen. Het ND schrijft daarover in het hoofdredactioneel commentaar op de voorpagina. „Weer perkt de staat de burgerlijke vrijheid in, nu zelfs in godsdienstige zaken. En dat alles terwijl geen SGP-vrouw aangifte heeft gedaan van discriminatie. Over ideologische verblinding gesproken.‟235 Ook in het RD wordt dit argument gebruikt: „Van

der Staaij wees erop dat niet SGP-vrouwen, maar buitenstaanders zoals het Clara Wichmann Instituut actievoeren. De SGP-voorman noemde dit een belediging voor de grote achterban van SGP-vrouwen. De vele vrouwen die achter de SGP staan, worden als onmondig weggezet‟.236

Ook een hoogleraar wordt naar voren geschoven. „De steun van de werkelijk betrokkenen, de vrouwen in SGP-kringen, heeft het fonds uitdrukkelijk niet. Eerder verdedigt het de rechten van SGP-vrouwen als een verlicht kolonisator die de inlandse bevolking de marsroute naar haar eigen bevrijding inprent‟, zo stelt prof. Dr. Ger Groot in het Reformatorisch Dagblad.237

Het RD heeft een dag na de uitspraak pagina‟s te kort om het onrecht dat hen is

aangedaan, aan te vechten. Vooral in het hoofdredactioneel commentaar spuwt de krant haar gal. „Gelijkheidsfundamentalisme‟, kopt de krant.238 Fundamentalisme is een precair woord, zeker na 9/11. Door deze wetgeving als fundamentalisme te bestempelen, wil de krant laten zien dat de Hoge Raad haar hand heeft overspeeld. „De uitspraak van gisteren markeert een nieuw dieptepunt in het gelijkheidsfundamentalisme. De Hoge Raad heeft nu duidelijk gesteld dat in het politieke domein het gelijkheidsbeginsel dat discriminatie van vrouwen verbiedt, zwaarder weegt dan de vrijheid van godsdienst.‟239

Volgens het RD maakt de Hoge Raad hiermee een rangorde in de grondrechten. Ook op de opiniepagina wordt dit beweert. Voormalig RD-redacteur Bart Jan Spruyt schrijft: „De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het principe van de gelijkheid zoals vastgelegd in artikel 1 van de

235 Nederlands Dagblad 10 april 2010.

236

Reformatorisch Dagblad 14 april 2010.

237 Reformatorisch Dagblad 20 april 2010.

238 Reformatorisch Dagblad 10 april 2010.

80 Grondwet prevaleert boven de klassieke grondrechten. Bevrijding is belangrijker dan vrijheid, emancipatie kan en moet door de staat worden afgedwongen‟.240

De kranten zijn duidelijk bang voor de gevolgen die deze uitspraak met zich mee brengt. Daarbij gaat het om veel meer dan het verkiesbaar stellen van vrouwen alleen. Het gaat om overheidsbemoeienis in religieuze zaken. „Dit is slechts de eerste stap in het verder terugdringen van Bijbelse opvattingen tot achter de voor- en kerkdeuren‟, aldus een artikel op de opiniepagina van het ND.241 Het RD schrijft in het hoofdredactioneel

commentaar: „Het is symboolpolitiek met een verdrag in de hand dat niet van toepassing is op onze samenleving. Vrouwen kunnen een eigen partij oprichten als ze dat willen. Op dezelfde wijze wordt er gemorreld aan de vrijheid van onderwijs en is het niet uitgesloten dat het kerkelijk ambt onder vuur komt te liggen‟.242

Ook het Clara Wichmann Instituut en oud-minister Plasterk, warme pleitbezorgers van die emancipatie, krijgen zeer summier de gelegenheid hun woordje te doen. Maar het standpunt van de krant blijft duidelijk. „Bij de aan Balkenende gestelde vragen viel vooral op hoe gretig sommige journalisten anticipeerden op een eventueel verbod van de

SGP. Het zou toch van een stuitende oppervlakkigheid getuigen als het denkend deel der natie niet zou beseffen dat het geen sinecure is om een respectabele partij, die al ruim negentig jaar in ons staatsbestel participeert, plotsklaps te verbieden aan de verkiezingen deel te nemen?‟243

Over het algemeen zijn beide kranten het met elkaar eens. Maar wanneer het over de toekomst gaat, verandert dat. Volgens het ND moet de SGP de tijd krijgen om naar vrouwenemancipatie toe te groeien. Zo is te lezen op de opiniepagina dat „een

zelfstandige heroverweging de partij helaas niet wordt gegund‟. 244 Een ander artikel heeft eenzelfde mening. „De Hoge Raad heeft gelijk dat het SGP-vrouwenstandpunt in strijd is met het VN-vrouwenverdrag: de partij stelt vrouwen achter, kent hun niet dezelfde rechten toe als mannen. Maar de historie laat echter zien dat de partij onder invloed van

maatschappelijke ontwikkelingen haar standpunt aanpast.‟245

Hij noemt de beslissing van

240 Reformatorisch Dagblad 13 april 2010.

241 Nederlands Dagblad 13 april 2010.

242

Reformatorisch Dagblad 10 april 2010.

243 Reformatorisch Dagblad 12 april 2010.

244 Nederlands Dagblad 13 april 2010.

81 de rechter „ingrijpend en niet echt nodig‟.246

Dus wat in het RD wordt bestreden - dat er

een verandering teweeg gebracht moet worden - wordt juist door diegenen die met de SGP

sympathiseren, in het ND gebruikt als argument tegen het ingrijpen.

Positieve geluiden – soms uit onverwachte hoek – worden breed uitgemeten in de krant. Zo verklaren Elsevier-hoofdredacteur Arendo Joustra en Volkskrant-columniste Amanda Kluveld zich solidair met de SGP. Om het ongelijk van de Hoge Raad te

bewijzen komt het RD – en in mindere mate het ND – daarnaast met een grote hoeveelheid deskundigen, die hun twijfels hebben bij de beslissing van die Hoge Raad. Opvallend is daarbij dat een groot aantal onder hen, benadrukt dat zij niets met andere standpunten van de SGP heeft, en vaak zelfs niets met het standpunt in de vrouwen-kwestie, maar dat zij wel vindt dat er plek moet blijven voor partijen die tegen de mainstream in gaan. Zo stelt emeritus-hoogleraar Kortmann - die overigens met woorden van gelijke strekking in het ND aan bod komt - dat hij persoonlijk vrouwen het recht zich verkiesbaar te stellen gunt, maar dat hij vindt dat er in het publieke domein ruimte moet zijn voor partijen die dat niet doen. „De overheid moet met haar handen afblijven van politieke partijen.‟247

Nog duidelijker is de directeur van de Guido de Brès-Stichting, het

Wetenschappelijk Instituut voor de SGP. „Zij behandelen vooral SGP-vrouwen, maar ook

SGP-mannen als onmondige, onvolwassen personen die er een totaal verkeerde

middeleeuwse opvatting op na houden als het gaat om de verhouding van man en vrouw. Alsof de vrouwen van de SGP niet mans genoeg zijn voor hun eigen rechten op te

komen.‟248

Later in het artikel vervolgt hij zijn relaas. „Vrijdag 9 april 2010 is een inktzwarte dag voor de democratische rechtsstaat in Nederland. Grondrechten zijn bedoeld om burgers te beschermen tegen een al te opdringerige staat. Grondrechten creëren een sfeer, een ruimte waarin de staat zich niet mengt. Nu keert het grondwettelijk verbod van discriminatie zich als een wapen tegen diezelfde burgers.‟249 De krant leent hier haar kolommen aan iemand van de SGP, zonder zijn tegenstanders de mogelijkheid te geven hem van repliek te dienen.

246

Ibidem.

247 Reformatorisch Dagblad 10 april 2010.

248 Reformatorisch Dagblad 12 april 2010.

82 Ook in de bijlage Accent wordt er aandacht besteedt aan de uitspraak van de Hoge Raad. In een paginagroot artikel worden meerdere hoogleraren aangehaald, in onder andere rechtsfilosofie en privaatrecht. Zij spreken van een „zorgelijke ontwikkeling‟, van „tegenvallende argumentatie van de Raad‟ en hebben met „ongeloof en verbijstering kennisgenomen van het arrest‟.250 Het kan volgens de academici wel eens verstrekkende gevolgen hebben voor christelijk Nederland. „Het arrest kan zomaar als een breekijzer gaan werken. Ik zie het arrest als een opmaat naar maatschappelijke uitsluiting van orthodox gelovigen in onze samenleving.‟251 „De boodschap die overkomt, is: gelijkheid gaat boven godsdienst. Dat gaan christelijke organisaties en kerken merken.‟252

Nu is het natuurlijk niet zo verwonderlijk dat het protestants-christelijke

Reformatorisch Dagblad het SGP-standpunt verdedigt. Eigenlijk kan men moeilijk anders verwachten van een krant die dezelfde opvattingen over het geloof en de samenleving huldigt. Zeker wanneer er vanuit wordt gegaan – zoals beide kranten doen – dat dit het begin is van een verdere ontmanteling van christelijke waarden in de maatschappij. Om die reden is ook het ND licht teleurgesteld. Maar in tegenstelling tot het RD laat het ND niet het achterste van haar tong zien. Het dagblad is duidelijk gereserveerder ten opzichte van het onderwerp.

250 Reformatorisch Dagblad 17 april 2010.

251 Ibidem.

83

Conclusie

In dit onderzoek is geprobeerd een antwoord te geven op de vraag in hoeverre aspecten van de verzuiling terug te vinden zijn in de hedendaagse dagbladpers. Het gros van de kranten heeft zich zoals bekend los gemaakt van de partij. Vanaf de jaren zestig werd de onafhankelijke journalist, die als waakhond de samenleving en de politieke partijen in de gaten moest houden, steeds meer het ideaal. Toch bleven er in de confessionele hoek een aantal kranten bestaan die minder deze koers gingen varen dan de andere dagbladen. Zoals in de inleiding te lezen was, zijn hierbij het Katholiek Nieuwsblad en het Friesch

Dagblad om uiteenlopende redenen niet in dit onderzoek meegenomen, hoewel ook deze

kranten dezelfde kenmerken hebben.

In het onderzoek is getracht door middel van een historisch kader een beeld te schetsen van de verzuiling. Daarbij is logischerwijs de aandacht gericht op de rol die de dagbladpers daarin heeft gespeeld. Een van de belangrijkste figuren in de verzuiling was Abraham Kuyper, die zich bevond in de protestants-christelijke zuil. Kuyper maakte gebruik van de afschaffing van het dagbladzegel om De Standaard op te richten. De

Standaard richtte zich op een specifieke groep mensen en werd door Kuyper gebruikt als

een instrument om zijn licht over de gebeurtenissen te laten schijnen en de protestants-christelijke groep af te scheiden van de rest van de samenleving.

Kranten waren daarbij nauw verbonden aan de zuil en de partijen die daarbij hoorden. Een kritische noot over de eigen bevolkingsgroep was niet te vinden. De politieke agenda van de leiders werd verdedigd en zij kregen alle ruimte om ook zelf in de krant het beleid te verdedigen. Omdat het in veel gevallen strafbaar was lectuur van andere groepen te lezen – bij de katholieken op straffe van weigering van de sacramenten bijvoorbeeld – kregen de lezers geen andere informatie onder ogen, dan dat wat hen van bovenaf werd voorgeschoteld.253 Het was daardoor gemakkelijk voor de leiders om eenheid te creëren en andere zuilen buiten te sluiten. Op die manier waren de kranten een

84 machtig instrument in de handen van de leiders en hebben die kranten een zeer

belangrijke rol gespeeld in de verzuiling van Nederland.

Het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad zijn op basis van de meest in het oog springende kenmerken van de verzuilde pers aan een onderzoek

onderworpen. Daarbij is gebruik gemaakt van theorieën die zich richten op de vraag hoe de journalistiek werkt, hoe iets nieuws wordt en hoe dat door de nieuwsmedia beïnvloed kan worden. Daarbij stonden een aantal begrippen centraal. Allereerst ging het daarbij om „gatekeeping‟. De door David Manning White in 1950 geïntroduceerde term richt zich op de vraag hoe iets nieuws wordt. Hoe bepalen de media welke onderwerpen er in de krant of op het journaal verschijnen? De media worden hierbij gezien als „gatekeepers‟, poortwachters die bepaalden wat nieuws was en wat niet. Persoonlijke voorkeuren en opvattingen die op de redactie van een krant spelen, maken dat dit niet voor elk medium dezelfde onderwerpen zijn.

Tijdens dit proces spelen verschillende mechanismen een rol, namelijk framing, agenda setting en priming. Framing gaat over de constructies die het nieuws samenhang geven en begrijpelijk maken. Door gebruik te maken van frames, stuurt de journalist de gedachten van de lezers. Vaak houdt de journalist zelf ook al rekening met bestaande frames, waardoor bepaalde zaken wel, en andere niet worden meegenomen. De term agenda setting is daaraan nauw verbonden. Agenda setting gaat over de macht van de journalistiek om zaken op de publieke agenda te krijgen. Hoe vaker een onderwerp door de journalistiek op de agenda wordt gezet, hoe relevanter het voor het publiek lijkt. Daarnaast bepaalt ook de toon waarop de media over het onderwerp schrijven voor een groot gedeelte de manier waarop de lezer over het onderwerp denkt. Bij priming gaat het om het sneller herkennen van zaken, omdat het al eerder in de media is geweest. Ook hierdoor worden de gedachten van lezers gestuurd.

Met behulp van deze theorieën is er gekeken naar de berichtgeving in de twee kranten rond ideologisch gevoelige thema‟s, zoals levensbeschouwelijke onderwerpen, het Koninklijk Huis en de (christelijke) politiek. Allereerst waren kranten in de verzuilde wereld aan een specifieke bevolkingsgroep gebonden. Zonder het ND en het RD aan een uitgebreid onderzoek te onderwerpen, kan gesteld worden dat dit nog steeds geldt voor

85 beide kranten. Ze maken daar ook geenszins een geheim van. Zelfs in de statuten is dat terug te vinden.

Om te beginnen is er gekeken naar de relatie tussen de politieke partijen en de kranten. Tijdens de verzuiling waren deze nauw met elkaar vervlochten door personele unies en bisschoppelijke mandementen. Daardoor waren in protestants-christelijke - en katholieke hoek de dagbladen net zo goed verbonden aan de partijen, als bij de

socialistische zuil, de enige zuil waar de banden formeel bestonden. Tegenwoordig bestaat het overgrote gedeelte van de ND-lezers uit mensen die op de ChristenUnie stemmen, terwijl het gros van de RD-lezers hun stem aan de SGP geven. Naast de eigen partij speelt ook het CDA een belangrijke rol, als grootste van de christelijke partijen.

Om een beter beeld te krijgen zijn onder andere de verkiezingen van 1994, de oprichting van de ChristenUnie in 2001 en de val van het kabinet Balkenende IV mee genomen in het onderzoek. Een van de meest in het oog springende zaken bij de verkiezingen van 1994 is het dankwoord van de SGP op de voorpagina van het RD. Ook bij het ND is eenzelfde dankwoord in de krant opgenomen, alleen hier van het GPV en pas verderop in de krant. Dat is zeker wanneer het vergeleken wordt met andere kranten zeer opmerkelijk. In de Volkskrant of NRC Handelsblad zal niet snel een bedankje vanuit de

VVD, het CDA of GroenLinks te vinden zijn.

De berichtgeving rond de verkiezingsuitslag richt zich vooral op de eigen partij. Zo noemt het ND de zetelwinst van de RPF „verheugend‟. Maar ook is er aandacht voor de andere christelijke partijen. In eerste instantie voor de andere kleine partij(en). Het geluid dat hierbij naar voren komt is veelal eerder vriendelijk dan afgunstig. Het verlies van het

CDA speelt een grote rol en wordt aangemerkt als zorgelijk. Duidelijk blijken de

ambivalente gevoelens jegens die partij. Enerzijds is het zorgwekkend dat de christelijke politiek zo‟n grote slag is toegebracht, anderzijds zijn de kranten ook erg kritisch op het beleid van het CDA. De „C‟ van Christelijk is nauwelijks nog van waarde bij het CDA, aldus de kranten. Maar de angst voor een paarse coalitie is vele malen groter. „Welke bezwaren men uit principieel oogpunt ook tegen het CDA mocht hebben (en dat waren er vele), toch was er bij het CDA altijd nog veel meer affiniteit met de christelijke waarden en normen dan bij VVD, PVDA of D‟66‟, zo schreef het RD een dag na de verkiezingen.

86 Uiteraard is er ook aandacht voor de andere partijen. Wat opvalt aan de

berichtgeving rond de verkiezingsuitslagen dat de toon anders is dan bij de christelijke partijen. Zo wordt er in het ND over de RPF geschreven in bewoordingen als „vlot, fris en jeugdig‟, terwijl de PVDA het moet doen met „hoongelach, een biertje en leedvermaak‟. Het RD geeft nog duidelijker blijk van de afkeer voor de liberalen van de VVD: „Iemand wordt inhoudsloos geïnterviewd. Met dergelijke talkshows trokken de liberalen de afgelopen weken het land in‟.

Met de oprichting van de ChristenUnie – door het samengaan van de twee kleinere christelijke partijen – is een tweede moment gekozen om te kijken naar de verbondenheid tussen partij en pers. Het ND stond daarbij centraal, omdat die partij het meest nauw verbonden is aan de twee partijen die als ChristenUnie verdergaan.

Opmerkelijk genoeg blijkt het ND in de week voorafgaand aan de eenwording, minder artikelen dan het RD te schrijven. De teneur in het RD is negatief. Zo wordt de fusie een

„verstandshuwelijk‟ genoemd, waarbij nauwelijks electoraal voordeel geboekt zal worden.

De week na de oprichting is er volop aandacht voor de nieuwe partij. Bij die berichtgeving blijkt duidelijk dat de krant niet onbevooroordeeld tegenover die nieuwe Christelijke partij staat. Voorbeelden daarvan zijn beweringen dat er „behoefte is aan christelijke politiek‟, dat „de samenleving er op zit te wachten‟ en dat het verhaal van de lijsttrekkers „sterk en overtuigend‟ is. De kritiek van ChristenUnie-prominent Eimert van Middelkoop op de naam van de nieuwe partij, wordt daarentegen wel gedeeld door het

ND. Hoewel dat ondenkbaar was ten tijde van de verzuiling, moet deze kritiek ook weer

niet overtrokken worden. Het gaat immers slechts om de naam van de nieuwe partij. De val van het Kabinet Balkenende IV is om dezelfde reden onderzocht. De