• No results found

Eerste Intifada (1987)

De Eerste Intifada begint eind december 1987. De ongeregeldheden die het Midden-Oosten ongeveer zes jaar in zijn greep zouden houden, ontstaan na een botsing tussen een Israëlische vrachtauto en een personenauto, waarbij de vier Palestijnse inzittenden om het

135 Reformatorisch Dagblad 15 mei 1985.

136 Ibidem.

49 leven komen. In de weken na die 8 december – de datum van het ongeluk - is het erg onrustig. Later wordt het aangewezen als begin van de Eerste Intifada, het verzet van de Palestijnen tegen de overheersing van Israël.

Het is de tweede keer dat er wordt gekeken naar de relatie die de protestants-christelijke kranten hebben met Israël. De eerste keer bleek het RD verrassend genoeg zeer genuanceerd over het onderwerp te schrijven. De berichtgeving in deze krant was

evenwichtig en er werd uitgebreid aan hoor en wederhoor gedaan, zonder dat daarbij zelf een al te duidelijk standpunt in werd genomen. Hoewel in een commentaar wel werd aangegeven dat ook het RD niet geheel onbevooroordeeld in de kwestie stond, was daar niets van te merken in de berichtgeving. Het ND daarentegen, voldeed wel aan het veronderstelde. Zij koos volmondig de kant van Israël, zonder al te veel aandacht te besteden aan de andere zijde. Is die verhouding hetzelfde gebleven of zijn er wijzigingen opgetreden?

De berichtgeving in 1987 geeft een heel andere beeld. Het ND heeft meer

aandacht voor de Arabische kant van het verhaal, terwijl het RD in de commentaren veel duidelijker dan in 1973 voor Israël kiest. Het ND is onder andere een stuk zakelijker gaan schrijven, doordat het merendeel van de verhalen ANP-berichten zijn. In de maand

december verschijnt in drie week tijd, slechts vier keer een artikel van eigen makelij in de krant. In de artikelen van eigen hand wordt echter ook op een andere manier gekeken. Zo is er bijvoorbeeld aandacht voor het provocerende gedrag van Israël. Het gedrag van minister Arik Sharon – die een huis in het Islamitische gedeelte van Jeruzalem liet

bouwen - wordt „tragisch‟, „provocerend‟ en „volstrekt onnodig‟ genoemd. Ook wordt het beleid van de Israëlische regering gehekeld. „Wie zich een beetje kan verplaatsen in de situatie waarin de radicale jongeren van de Gazastrook leven, kan tevens begrijpen dat zo‟n beleid-van-geen-beleid, wel op brokken moet uitlopen.‟138

Het ND kiest zelfs partij in de Israëlische politiek. „Daarom zijn in Israël verkiezingen nodig, die door Labour dan ook nog overtuigend moeten worden gewonnen. Maar helaas, ook daar naar ziet het momenteel niet bepaald uit.‟139

138 Nederlands Dagblad 23 december 1987

50 Toch is het ook weer niet zo dat het ND van kant heeft gewisseld. Door

bijvoorbeeld in een artikel twee Israël-kenners aan het woord te laten die beide de kant van Israël vertegenwoordigen, geeft de krant nog steeds blijk van Israëlische

sympathieën. De directeur van het CIDI (Centrum voor Informatie en Documentatie Israël) en de voorzitter van de stichting Christenen voor Israël schuiven de schuld

vanzelfsprekend af op anderen. De VN-organisatie, Egypte en de andere Arabische landen zijn de oorzaak van de ongeregeldheden. Israël kon niet anders, zo stellen zij.

Berichtgeving die daar niet mee overeenkomt zou Arabische propaganda zijn.140 Iemand die opkomt voor de Palestijnse zaak ontbreekt. Van hoor en wederhoor is geen sprake.

Eenzelfde geluid is ook te horen in een artikel over het kerstfeest in Bethlehem dat door de onlusten niet door dreigt te gaan. Ook hier wordt het artikel en de gedachten van de lezers duidelijk een richting in gestuurd. Het artikel begint bijvoorbeeld met: „De demonstraties van duizenden moslim-Arabieren hebben in de afgelopen twee weken al zeventien Arabische slachtoffers opgeleverd‟.141 Dat is een rare formulering door de combinatie „hebben‟ en „opgeleverd‟, normaliter staat er dat een „… heeft aan zoveel mensen het leven heeft gekost‟. De Arabieren zijn zelf verantwoordelijk voor de dodelijke slachtoffers, impliceert de krant hiermee. Dat gebeurt ook door te stellen dat „de PLO de grip op de bevolking heeft verloren en dat de Islamitische Jihad het bewind heeft overgenomen‟, en dat „de PLO de ongeregeldheden in de bezette gebieden echter wel op rekening van de Israëlische bezetters probeert te schrijven‟.142 Niets wordt daarbij vermeld over de oorzaken van die machtsovername of de onvrede onder de Palestijnse jongeren.

Ook het RD maakt veel gebruik van de nieuwsdiensten. Uit de artikelen die wel door de krant zijn geschreven, lijkt het RD vaker de kant van Israël te kiezen. Zo meldt de krant dat de onlusten zijn ontstaan doordat „een kleine militante pro-PLO-groep de leiding van het kamp over tracht te nemen‟. 143

In hetzelfde artikel wordt benadrukt dat „de Israëlische soldaten gebonden zijn aan strenge voorschriften bij rellen en dat zij alleen

140

Nederlands Dagblad 22 december 1987

141 Ibidem

142 Ibidem.

51 schieten wanneer zij zich levensbedreigend in het nauw gedrongen voelen‟.144

Het lijkt alsof de krant de soldaten vrij wil pleiten. Ook worden de rellen „hard en grimmig‟ genoemd, „met als enige doel de grenspolitie te doden‟.145

Met hard en grimmig is niets mis, hoewel het karakter van rellen zelden zacht en liefdevol is, maar dat laatste „met als enige doel de grenspolitie te doden‟ is toch weer zeer discutabel en opiniërend

geformuleerd.

Het is alsof de krant door de toegenomen kritiek van het Westen op het Israëlisch optreden zich genoodzaakt ziet de Joodse belangen te verdedigen. Volgens het

hoofdredactioneel commentaar kunnen de Israëlische autoriteiten niet anders dan hard optreden, als zij de orde willen handhaven. En vergeleken met hoe de andere landen in het Midden-Oosten ingrijpen bij ongeregeldheden, is Israël nog zachtzinnig. 146 Wanneer andere partijen kritiek leveren op het Israëlische optreden „doet dat wat overdreven aan‟, volgens het RD.147 De PLO is volgens het commentaar „een meedogenloze

terreurorganisatie‟. Net als in ND en in het RD ten tijde van de Jom Kippoeroorlog wordt ook deze keer gesproken over de positie die de Palestijnen innemen in het conflict. In het bijzonder over de Palestijnse christenen, maar waar vorige keer veel begrip was voor de netelige positie waarin de Palestijnen zich bevinden, daar wordt nu benadrukt dat die christenen „nauwelijks als broeders in het geloof te beschouwen zijn‟. Verder dan „Zij horen nergens bij, niemand wil hen hebben‟ gaat de toenadering deze keer niet.148

Het is niet zo dat in het RD louter plaats is voor pro-Israëlische stukken. Zo leggen twee organisaties - Pax Christi en Interkerkelijk Vredesberaad – de schuld bij de

Israëlische minister-president Sjamir en de minister van buitenlandse zaken Peres. „Een volk dat door een ander volk met hard militair optreden wordt onderdrukt, moet eens exploderen. Wij houden Israël en niet de zogenaamde Palestijnse criminele elementen verantwoordelijk voor het huidige geweld.‟149

144 Ibidem.

145 Ibidem.

146

Reformatorisch Dagblad 22 december 1987.

147 Ibidem.

148 Ibidem.

52

3.7 Verkiezingen (1994)

In de verkiezingen van mei 1994 leidt het CDA een historisch verlies. De partij verliest bijna de helft van het aantal zetels. Het leidt tot het eerste kabinet na de oorlog waarin geen christelijke partij vertegenwoordigd is. Het paarse kabinet van D‟66, VVD en PVDA

zal onder leiding van PVDA‟er Wim Kok acht jaar regeren, tot 2002 wanneer het CDA het stokje weer over neemt. Bij dezelfde verkiezingen verliest de SGP een zetel, behoudt het

GPV haar zetelaantal en komt de RPF uit het niets op drie zetels. In totaal leiden de christelijke partijen een verlies van negentien zetels, een ongekend aantal.

Net als in andere kranten zal er uitgebreid in worden gegaan op de

verkiezingsuitslag. Bij het RD zal de nadruk vermoedelijk op de SGP liggen, bij het ND vermoedelijk op het GPV en in mindere mate de RPF. Ook bij de andere christelijke partijen en het CDA – dat dus fors heeft verloren – wordt ruimschoots stil gestaan. Het verlies van het CDA zal enerzijds positief, maar in grotere mate als negatief ervaren worden. Van het CDA is nog altijd meer te verwachten dan van de paarse partijen, die de verkiezingen hebben gewonnen.

Zowel het ND als het RD staat nadrukkelijk stil bij het verlies van de christelijke politiek. Hoewel de kranten wel benadrukken dat ook het CDA niet altijd als een even trouwe bondgenoot in het christelijk geloof gezien kon worden, laten ze duidelijk merken dat het historisch grote verlies van de partij geen goede ontwikkeling is voor christelijk Nederland. Het RD zegt daarover: „Want welke bezwaren men uit principieel oogpunt ook tegen het CDA mocht hebben (en dat waren er vele), toch was er bij het CDA altijd nog veel meer affiniteit met de christelijke waarden en normen dan bij VVD, PVDA of D‟66‟.150

Heel duidelijk blijkt de angst voor de „paarse coalitie‟. Enerzijds omdat er

daarmee geen christelijke partij in het kabinet zit en de christelijke invloed daarmee genivelleerd is, anderzijds omdat van de progressieve D‟66 in combinatie met de andere twee partijen weinig goeds te verwachten valt. Het ND schrijft over een mogelijk paars kabinet: „het alternatief is de zogenoemde paarse coalitie, waarvan christelijk Nederland weinig goeds te verwachten heeft‟.151

Het RD schrijft in woorden van gelijke strekking daarover: „De PVDA en D‟66 hebben de sleutel voor de komende kabinetsformatie in

150 Reformatorisch Dagblad 4 mei 1994.

53 handen. Dat voorspelt weinig goeds‟.152 Het RD hoopt dan ook dat die coalitie er niet zal komen. „Gezien de programmatische verschillen tussen met name PVDA en VVD, zou het geven voor deze twee partijen wel eens zulke vormen aan kunnen nemen, dat paars niet haalbaar blijkt.‟153 Dat zou volgens de krant een positieve invloed hebben op de positie van het CDA, dat om strategische redenen de kabinetsformatie eerst aan de andere partijen laat. „Het CDA zit dan weer gebakken. Kleiner dan ooit, maar als vanouds onmisbaar in het midden.‟154

Veel aandacht is er zoals verwacht voor de „eigen‟ partij. Veel uitgebreider dan in andere, niet christelijke kranten het geval is. Het RD laat duidelijk blijken teleurgesteld te zijn over het zetelverlies van de SGP. Het ND dat dichterbij het GPV en de RPF staat, bejubelt luid de zetelwinst van de RPF: „Daarom verheugen we ons over de zetelwinst die de RPF mocht boeken. We zullen de verrichtingen van de totaal nieuwe driemansfractie met grote belangstelling volgen‟.155

Over het eigen GPV, dat op twee zetels is blijven steken, is de krant licht teleurgesteld, maar toont de krant zich realistisch. „We wisten dat daar niet al te vast op gerekend kon worden, alle opiniepeilingen ten spijt. Laten we vooral dankbaar zijn dat de vorige maal maar net behaalde tweede zetel behouden bleef.‟156

Uit deze reacties blijft weinig verholen over de nauwe banden tussen de politieke partijen en de kranten.

Ook over de andere christelijke partijen wijden de kranten vrij uitgebreid uit. De toon van de artikelen is overwegend positief, van jaloezie is geen sprake. Wel wordt duidelijk dat de „eigen‟ partij meer gesteund wordt dan de andere kleine christelijke partijen. Zo is er in het RD aandacht voor welke „bizarre taferelen‟ het

samenwerkingsverband kan zorgen. Het RD constateert licht teleurgesteld dat de RPF

nauwelijks meer stemmen had dan de SGP, maar wel een zetel van hen afsnoept. Wanneer die krant schrijft over het GPV, stelt het een beetje suggestief vast, dat het nog altijd „een sterk vrijgemaakt karakter heeft‟.157 Maar dat zijn eigenlijk de enige kritische noten in de verder positieve berichtgeving over de andere partijen.

152 Reformatorisch Dagblad 4 mei 1994.

153 Reformatorisch Dagblad 11 mei 1994.

154

Ibidem.

155 Nederlands Dagblad 4 mei 1994.

156 Ibidem.

54 De andere partijen komen ook voldoende aan bod, met uitzondering van de CD

van Janmaat, dat genegeerd wordt vanwege zijn radicale standpunten. Het Nederlands

Dagblad doet dat door iedere partij een even groot stuk toe te bedelen. De manier waarop

de krant over die partijen schrijft, verschilt wel. De stukken over D‟66, VVD en PVDA doen chaotischer aan dan de stukken over de christelijke partijen. In het artikel over de PVDA

gaat het in het kort over „hoongelach, een biertje en leedvermaak‟, terwijl er bij

bijvoorbeeld de RPF woorden worden gebruikt als „vlot, fris en jeugdig‟. En over de SGP, die als enige partij geen bijeenkomst hield; „maar dat betekende niet dat een aantal

SGP‟ers niet gezellig bij elkaar was gekropen‟.158

Het artikel over het CDA zit daar een beetje tussenin en geeft blijk van de ambivalente gevoelens die jegens CDA spelen. Enerzijds slaat nummer twee Yvonne de Rooy zich er volgens het dagblad „dapper doorheen‟ en „toont zij zich een groot

verliezer‟, anderzijds geeft zij een „typisch bestuurlijk antwoord, een antwoord waar de

CDA‟ers zo goed in zijn‟.159

De stukken over de partijen met een christelijke grondslag zijn meer inhoudelijk. Alsof de krant wil zeggen dat de christelijke partijen serieuzer en vakkundiger met hun professie bezig zijn dan de andere partijen.

Eenzelfde beschrijving zien we ook in het Reformatorisch Dagblad. Ook daar blijkt een verschil tussen de christelijke – en de niet-christelijke partijen. Over de VVD

schrijft het RD bijvoorbeeld: „Iemand wordt inhoudsloos geïnterviewd. Met dergelijke talkshows trokken de liberalen de afgelopen weken het land in. Een jongere heeft het wel door. “Vergis ik mij, of wordt hier de tijd volgepraat?”‟.160

Ook is er weer aandacht voor bijzaken. Drank is op de bon, zo leert het artikel: „Natuurlijk de VVD doet mee. Maar er zijn zoveel mogelijkheden. Gelukkig hebben we nog bonnen genoeg‟.161

Hier wordt gesuggereerd dat het hebben van bonnen om drank te halen belangrijker is voor VVD‟ers dan het besturen van het land.

Misschien nog wel het meest duidelijk komt de band tussen partij en krant naar voren in twee dankbetuigingen die de partijen naar aanleiding van de verkiezingen in de kranten plaatsen. In het RD staat de „advertentie‟ van de SGP zelfs op de voorpagina. „SGP:

158

Ibidem.

159 Ibidem.

160 Reformatorisch Dagblad 4 mei 1994.

55 vast en zeker. Wat wacht de SGP? Een ondankbare taak. Want goed doen we het nooit. En als we oog in oog staan met de noden van Nederland, dan slaat de schrik ons om het hart. Maar nog veel méér een dankbare taak. De taak die ons wacht, is de regering aan te spreken op het Woord van God. Dat te mogen doen, hoe onvolkomen ook, stemt

dankbaar. Dankbaar ook omdat opnieuw veel kiezers ons daartoe het vertrouwen wilden schenken. Dankbaar echter bovenal, omdat God Zelf zegt dat de uitkomst van ons werk in zijn hand ligt.‟162

In het ND vinden we eenzelfde dankbetuiging op pagina 6 van de krant. „Bedankt! GPV -kiezers bedankt voor uw stem, gebeden en medewerking. Met uw steun is het mogelijk om de komende jaren een actieve rol in de politiek te vervullen.‟163 Zonder schroom geven de kranten blijk van hun steun aan de aan hen gelieerde partijen. Degenen die op de RPF hebben gestemd, worden overigens in geen van beide kranten bedankt.

Zoals eerder gezegd bestaan er tegenover het CDA tegenstrijdige gevoelens. Maar dat het enorme verlies van het CDA niet terug te zien is in een electoraal gewin bij de andere christelijke partijen, dat baart de kranten grote zorgen. „Tegenover het enorme verlies van het CDA staat slechts geringe zetelwinst van de drie protestantse partijen. Kennelijk is dit het maximale dat voor hen in de huidige Nederlandse samenleving valt te bereiken. Onder de kiezers die het vertrouwen in het CDA verloren, zijn er kennelijk maar weinig die een sterker christelijk profiel begeren. Dat geeft veel te denken‟, schrijft het ND in het redactioneel commentaar.164 Het RD trekt een soortgelijke, bezorgde conclusie: „Het overgrote gedeelte van het CDA verlies kwam bij niet-confessionele partijen. Dat betekent waarschijnlijk ook dat het CDA in deze uitslag geen reden zal zien om haar christelijke identiteit sterk te gaan beklemtonen‟.165

De kranten zijn niet blij met het verlies van de grootste christelijke partij. De uitsluiting van christelijke partijen van regeringsdeelname kan de christenen in Nederland nog wel eens duur komen te staan. „Bij elkaar hebben ze niet eens meer voldoende

stemmen om een grondwetswijziging, bijvoorbeeld ten aanzien van de financiering van

162

Ibidem.

163 Nederlands Dagblad 4 mei 1994.

164 Ibidem.

56 het christelijk onderwijs, tegen te houden‟, aldus het RD.166

De kranten zoeken naar een verklaring van het verlies van het CDA. De zwarte piet wordt toebedeeld aan scheidend minister-president Ruud Lubbers, die zich als een „ongeleid projectiel‟ door de campagne zou hebben bewogen. „Centrale regie was maar beperkt mogelijk want niemand had Lubbers in de hand.‟167

Daarnaast wordt de enorme terugval verklaard door de secularisering van

Nederland. Het CDA richt zich vooral op mensen die nog enige kerkelijke betrokkenheid vertonen, maar dat is in Nederland een slinkende groep. Het ligt voor de hand dat die verklaring wordt gegeven. Opvallend echter, wordt het pas wanneer er op de „kleur‟ – of „bloedgroep‟ zoals het RD het aanduidt – van de lijsttrekker wordt ingegaan. Lubbers was rooms-katholiek, de nieuwe lijsttrekker Brinkman is protestants, wat veel katholieken doet besluiten op een andere partij te stemmen. In niet te misverstane woorden leggen de kranten de schuld bij de katholieke kiezers. „Met name onder rooms-katholieken is het percentage afvalligen groot‟, aldus het RD.168

En ook het ND zoekt de oorzaak voornamelijk bij de katholieke apostatie. „Vooral onder de rooms-katholieke kiezers wreekt zich de secularisering, daar de binding aan principiële christelijke politiek maar zwak is, vanuit het natuur-en-genade-denken. Nu het CDA voor het eerst een protestantse lijsttrekker had, kozen veel rooms katholieke kiezers voor lijsten waarbij zij hun

stoffelijke belangen in betere handen achtten.‟169

Het RD maakt duidelijk dat wat hen betreft, mocht Brinkman gedwongen worden te stoppen na de slechte resultaten, er weer een protestant leiding gaat geven aan het CDA. „Als oud-CHU‟er behoort hij duidelijk tot het meer principiële deel van het CDA. Wat dat betreft zou de keus voor Deetman toe te juichen zijn. Bovendien is hij een van de weinige voorstaande CDA‟ers uit hervormde kring.‟170

Daarmee vervalt het RD eigenlijk in

dezelfde fout die zij de katholieke achterban van het CDA verwijten, namelijk dat de „bloedgroep‟ van de lijsttrekker van doorslaggevend belang is. Hoewel in het CDA al heel wat jaren katholieken en protestanten in een partij zitten, blijkt er nog altijd een

tweedeling in de partij te bestaan. Veel vertrouwen dat er daadwerkelijk een protestantse

166 Reformatorisch Dagblad 7 mei 1994.

167

Ibidem.

168 Reformatorisch Dagblad 9 mei 1994.

169 Nederlands Dagblad 9 mei 1994.

57 lijsttrekker komt, heeft het RD echter niet: „Waarschijnlijker is het dat de opvolger van Brinkman in rooms-katholieke hoek gezocht wordt. Liefst iemand met een zachte G‟, zo stelt de krant cynisch.171

Verderop in de maand neemt de felheid van de commentaren af. Af en toe wordt