• No results found

2. LITERATUURSTUDIE

2.7. Vrijwilligerswerk

2.7.3. Vrijwilligerswerk en vermaatschappelijking van de zorg

Vrijwilligers zijn prominent aanwezig in het alledaagse leven en behoren tot de informele zorgsystemen in de zorgsector. Er is echter sprake van een aantal maatschappelijke evoluties

waarvan wordt vermoed dat ze een daling in de beschikbaarheid van potentiële informele zorgverleners veroorzaken. Hiertoe behoren ook vrijwilligers. Het individualiseringsproces met de toenemende klemtoon op autonomie en keuzevrijheid wordt vaak aangeduid als een van de belangrijkste maatschappelijke evoluties van de voorbije decennia (Hambach, 2012). De druk op de informele zorgsystemen is dan ook aan het toenemen. De evolutie naar kleinere gezinnen, een hoger opleidingsniveau, meer buitenhuisarbeid van vrouwen en meer diverse leefsituaties voor ouderen en hun mantelzorgers zijn hier enkele concrete voorbeelden van (Declercq, 2012). De vanzelfsprekendheid voor het verlenen van vrijwilligerswerk en mantelzorg is voor een groot deel verdwenen. Ook vrijwilligers stellen eisen aan de inzet die zij opnemen. Hierbij kan gesproken worden over de ‘nieuwe vrijwilliger’ (Hambach, 2012).

Ook onderzoek van Pelfrene (2009) duidt aan dat er de komende decennia een krimpende pool van potentiële informele zorgverleners aankomt. De familiale zorgindex geeft de verhouding weer tussen het aantal 80-plussers en de leeftijdsgroep tussen 50 en 60 jaar. Deze zal vanaf 2025 sterk stijgen, waardoor er minder potentiële informele zorgverleners zijn per 80-plusser. Deze krimpende pool wordt ook wel de ‘sandwichgeneratie’ genoemd. Het zijn mensen die zowel verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen als voor de ondersteuning van hun zorgbehoevende ouders. Het gaat om een generatie van veertigplussers tot zestigplussers die de zorg hebben van zowel kinderen als ouders (Catthoor, 2016). Deze groep heeft daarnaast vaak ook een voltijdse job, wat de combinatie met de zorg voor anderen heel belastend maakt. Het is dan ook belangrijk om deze mensen voldoende te ondersteunen en hen de nodige ruimte te geven om hun eigen lichamelijk en psychisch welzijn te laten versterken. Veel zorgorganisaties luiden dan ook stilaan de alarmbel (Catthoor, 2016). Naast deze sandwichgeneratie zijn de meeste vrijwilligers vaak net gepensioneerd. Dit kan gelinkt worden aan de tendens van vergrijzing en het feit dat mensen ook langer werken. De grootste groep vrijwilligers zijn van deze leeftijd.

Als we kijken naar welke leeftijdscategorieën het grootst zijn onder vrijwilligerswerk, is hier geen volledige eensgezindheid over. Bepaalde auteurs onderlijnen een groot vrijwilligersengagement bij 40 tot 70-jarigen, terwijl anderen een groot aantal jongeren tussen 15 en 25 jaar in vrijwilligersactiviteiten vinden, met name in jeugdbewegingen. Dit maakt duidelijk dat de afbakening van de onderzoekspopulatie een belangrijke invloed heeft op het profiel dat van vrijwilligers gecreëerd wordt. Desondanks deze verschillen valt er niet te ontkennen dat het aandeel jongeren in het vrijwilligerswerk vermindert, terwijl het aandeel ouderen aan een stijging onderhevig is

(Loose, Gijselinkckx, Durardin & Marée, 2007). Contradicties in de gevonden literatuur wijzen op een ingewikkeld en onduidelijk overzicht van vrijwilligers in ons land.

Een andere druk op de informele zorg is er door de vermaatschappelijking van zorg en de focus van hoe het beleid hierop inzet. Vrijwilligerswerk is nauw verbonden met vermaatschappelijking van zorg. Dat het er een rol in kan spelen, is evident. Tegelijk komt de vermaatschappelijking van zorg er steeds prominenter op de voorgrond. Vrijwilligerswerk mag geen synoniem vormen voor vermaatschappelijking van zorg: vrijwilligerswerk is immers breder. Het concept op zich wordt geregeld in een wettelijke definitie, die afbakent wat vrijwilligerswerk is en kan zijn. Vrijwilligerswerk is dus zowel ruimer als beperkter dan vermaatschappelijking van zorg, ook omdat het vrijwilligerswerk steeds gebeurt vanuit een min of meer georganiseerd verband. Vrijwilligerswerk is een engagement dat mensen nemen uit vrije keuze en op basis van hun wilsautonomie, en wordt gedaan omwille van verschillende motieven (ideologisch, persoonlijk, individualistisch, sociaal…).

Vrijwilligers zetten zich in voor anderen, ook al kent hij/zij deze andere(n) niet. Daarom heeft vrijwilligerswerk altijd een externe dimensie (Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk vzw, 2018).

Zoals eerder vermeld wordt er vanuit de Vlaamse overheid ingezet op het sociaal kapitaal en de gemeenschap als bron van hulpverlening.

“De vermaatschappelijking van de zorg wil het enorme maatschappelijke kapitaal dat Vlaanderen rijk is, waarderen, ondersteunen en mobiliseren. Het is daarom bij uitstek een positieve keuze. Een keuze vanuit de overtuiging dat nét in het appel op het sociaal kapitaal en op de gemeenschap een belangrijke kwaliteit van zorg en hulp zit. Het is enerzijds een beleidsmatig concept, maar anderzijds evenzeer een zichtbaar sociaal-maatschappelijke werkelijkheid.” Minister Jo Vandeurzen, Conceptnota Vlaams Welzijns- en Zorgbeleid voor Ouderen, 2016.

Daarnaast is het niet onbelangrijk te melden hoe in de visienota Integrale Zorg en Ondersteuning (2012) vermaatschappelijking van de zorg wordt beschreven:

“Verschuiving binnen de zorg waarbij ernaar gestreefd wordt om mensen met beperkingen, chronisch zieken, kwetsbare ouderen, jongeren met gedrags- en emotionele problemen, mensen die in armoede leven, … met al hun mogelijkheden en kwetsbaarheden een eigen zinvolle plek in de samenleving te laten innemen, hen daarbij waar nodig te ondersteunen

en de zorg zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving te laten verlopen.” Minister Jo Vandeurzen, Visienota Integrale Zorg en Ondersteuning

Van dit sociaal kapitaal kan echter niet verwacht worden dat het overal aanwezig is. Minister Vandeurzen verwijst hier onder meer naar de stijgende vraag naar zorg, de wachtlijsten in de sector van personen met een beperking, de vergrijzing en de cliënten die mondiger worden en hun autonomie wensen te bewaren. Er wordt echter ook gewezen op ‘de ongelooflijke kracht van informele zorg’ en de meer dan 600.000 mantelzorgers. Er zit duidelijke tegenspraak in deze uitspraken. Het sociale kapitaal wordt immers reeds aangeboord. Er kunnen hier vragen bij gesteld worden of het dan realistisch is te verwachten dat er nog meer sociaal kapitaal voorhanden is (Everaert, Vanempten & Vanhaeren, 2015).

In de steeds economisch wordende logica waarin efficiëntie en effectiviteit van de geïntegreerde zorg centraal staan, wordt er gesteld dat dit een financieel gunstig effect zal hebben voor de overheid, en tevens een impact zal hebben op de kwaliteit van leven (Roets, Bauters, Schuddinck

& De Corte, 2017). Hierbij komen hoge verwachtingen kijken ten aanzien van mantelzorgers en vrijwilligers: zij komen immers op de eerste en centrale plaats om dit te garanderen, maar worden tegelijk ook in toenemende mate verwacht om dit te garanderen (Roets, Bauters, Schuddinck & De Corte, 2017). Het verleggen van de financieringsstroom van de voorziening naar de gebruiker is zo een voorbeeld. Het leidt automatisch ook tot een verschuiving van bepaalde zorgtaken van de erkende voorzieningen naar mantelzorgers, vrijwilligers en niet-gespecialiseerde zorg. De vraag is dan of de informele zorg deze taak aan kunnen. Onderzoek naar de belasting van mantelzorgers geeft aan dat hun draagkracht tegen de limiet zit (Serrien, 2017).

Het sociaal werk speelt hier een belangrijke rol in. Een goed uitgebouwd en krachtig sociaal werk is een belangrijke, kritische succesfactor voor elke beweging naar vermaatschappelijking.

Vermaatschappelijking van zorg biedt heel wat elementen waarin sociaal werkers zich kunnen vinden. Het is een pleidooi voor inclusief burgerschap en samenlevingsopbouw, voor de effectuering van sociale grondrechten en voor een krachtiger sociaal werk. Sociaal werkers zijn echter ook bezorgd. Het zijn uitgerekend de meest kwetsbare burgers die door de vermaatschappelijking van de zorg nog meer de put ingaan (Serrien, 2017).