• No results found

6. DISCUSSIE EN IMPLICATIES

6.1. Discussie

Wat is het perspectief van vrijwilligers en professionals op de rol van vrijwilligers in de publieke residentiële ouderenzorg?

Alvorens een antwoord gegeven wordt op deze onderzoeksvraag, maken we eerst een terugkoppeling met de literatuurstudie. Hierin wordt zowel ingegaan op het vrijwilligerswerk, als de maatschappelijke context waarin ook vrijwilligers zich vandaag bevinden. Een belangrijke bouwsteen van dit onderzoek is vermaatschappelijking van zorg. Het is een manier hoe overheden zorg in de huidige maatschappij ziet gebeuren. Niet alleen professionals, maar de hele maatschappij dient bij te dragen aan de zorg voor anderen (Kwekkeboom, 2004). Een gedeelde verantwoordelijkheid tussen het publieke en het private wordt hierbij centraal gesteld. Specifiek binnen dit onderzoek wordt gekeken naar de ouderenzorg. Veelvuldig onderzoek toont aan dat het accent eerder op ouderen wordt gelegd, vrijwilligers en subsidiariteit in relatie tot de publieke zorg (Morel, 2007). Dean (2015) heeft het hier over welfare pluralism. De verantwoordelijkheid ligt niet langer volledig bij de overheid en wordt gedeeld met het publiek. Er wordt echter een verschuiving vastgesteld waarbij deze verantwoordelijkheid bij de informele zorg wordt gelegd (Morel, 2007;

Dean, 2015). Of met andere woorden, bij de (directe) omgeving van zorgbehoevenden. Hiertoe behoren ook vrijwilligers. Binnen deze veranderende context van verantwoordelijkheid, wordt gekeken wat de invloeden hiervan zijn binnen de publieke residentiële ouderenzorg. De originele insteek van deze masterproef is en blijft een bijdrage leveren aan de groep ouderen in onze samenleving. Ook zij hebben immers recht op een menswaardig bestaan en kwaliteit van leven.

Door de vrijwilligers als onderzoeksonderwerp te nemen, worden ook zij in de kijker gezet.

De focus van dit onderzoek ligt bij het perspectief en de beleving van vrijwilligers en professionals over vrijwilligerswerk in de publieke residentiële ouderenzorg. Ultiem heeft deze masterproef als

doel een inkijk te geven over vrijwilligerswerk in woonzorgcentra. Hoe zien vrijwilligers hun rol, hoe kijken professionals hiernaar en hoe is de verhouding tussen hen?

Bij de onderzoeksresultaten werden vier grote thema’s besproken: motivaties, vermaatschappelijking van zorg, rollen in het woonzorgcentrum en vrijwilligersbeleid. Allereerst werd gekozen om de motivaties tot vrijwilligerswerk te bespreken. De reden hiervoor is omdat dit onderzoek de beleving van het vrijwilligerswerk nagaat. Het is dan ook interessant te kijken wat hen drijft om vrijwilligerswerk te starten. Vrijwilligers in de ouderenzorg behoren zelf reeds vaak tot de oudere bevolkingsgroepen, en worden daarnaast ook schaarser. Oudere vrijwilligers vallen af door de hoge leeftijd, en er komen minder nieuwe vrijwilligers bij.

De beslissing om vrijwilligerswerk in een WZC aan te vangen, lijkt sterk leeftijd gerelateerd te zijn.

Bij aanvang van het pensioen is men vaak op zoek naar (nieuwe) vrijetijdsbesteding. Daarnaast wordt deze groep vrijwilligers sneller geconfronteerd met een familielid of partner die hulpbehoevend wordt en dient te verhuizen naar een WZC. Een andere motiverende factor is het willen behouden van sociaal contact en vereenzaming tegengaan. De geïnterviewde vrijwilligers gaven hierbij ook aan iets te willen betekenen voor zowel zichzelf als voor de maatschappij. Het niet willen afgeschreven worden na het beëindigen van een job is voor hen van groot belang.

Het antwoord op de onderzoeksvraag omvat twee grote luiken. Enerzijds wordt door de respondenten de vermaatschappelijking van zorg onder de loep gehouden, anderzijds ligt de focus op het achterhalen hoe de hulpverlening zich binnen de woonzorgcentra verhoudt ten opzichte van elkaar. Dit wordt bekeken aan de hand van de gedeelde of verdeelde verantwoordelijkheid. Deze twee luiken zijn ook met elkaar verbonden.

Uit de interviews komt naar voor dat de respondenten elk op hun eigen manier al eens geconfronteerd zijn met de veranderende maatschappelijke contexten zoals vergrijzing, vermarkting en individualisering. Rond vergrijzing merken zowel de vrijwilligers als professionals op dat de bewoners steeds ouder en met een zwaardere zorgbehoefte binnenkomen in de woonzorgcentra. Ook de leeftijd van de vrijwilligers valt op: de gemiddelde leeftijd van de geïnterviewde vrijwilligers is 69 jaar, met als jongste 48 jaar en oudste 83 jaar. Deze tendens kan voortgezet worden buiten deze negen respondenten. Naast de stijging van de leeftijd van de bewoners, zien de respondenten ook dat het steeds moeilijker wordt om binnen te geraken in een

WZC. Hierbij speelt de Katz-schaal een grote rol. Bewoners zijn zo steeds zwaarder zorgbehoevend in de woonzorgcentra, wat de zorg er niet eenvoudiger op maakt.

De literatuurstudie toont ook aan dat het individualiseringsproces van de voorbije decennia maakt dat autonomie en keuzevrijheid steeds centraler komen te staan (Hambach, 2012). Dit zorgt ervoor dat vrijwilligers meer op hun strepen komen te staan. Uit de interviews met de vrijwilligers kan dit deels bevestigd worden. Vrijwilligers mogen, kunnen en willen problemen kwijt bij professionals en de vrijwilligerscoördinatoren. Het is echter steeds moeilijker om jongere vrijwilligers aan te trekken, waardoor de groep vrijwilligers binnen de woonzorgcentra geleidelijk aan krimpt. Jongere vrijwilligers zijn meer geneigd om zich bij andere organisaties of activiteiten aan te sluiten.

In de vermaatschappelijking van zorg vinden de respondenten dat de vrijwilligers een heel belangrijke rol spelen. Dit gaat zowel over de vrijwilligers actief in de residentiële ouderenzorg, als vrijwilligers binnen andere diensten zoals thuishulp, dienstverleningscentra… Hun werk wordt als noodzakelijk beschouwd. Als specifiek gekeken wordt naar hoe de vermaatschappelijking van zorg het best tot uiting komt, zijn de respondenten het niet altijd eens. Ook zij komen tot de conclusie dat het niet mogelijk is om iedereen tot het einde der dagen zelfstandig thuis te laten wonen. Het zou ideaal zijn, maar voor velen is dit onmogelijk. Hierbij werd sterk naar de eigen thuissituatie gekeken, en ook naar de situaties van bewoners van de woonzorgcentra. Het blijven thuis wonen is voor velen niet wenselijk meer, omwille van fysieke en/of mentale problemen. Aan de andere kant wordt ook aangegeven dat niet omdat ouderen verhuizen naar een WZC, er geen vereenzaming optreedt. Dit is afhankelijk van persoon tot persoon, maar ook van wat er in het WZC gedaan wordt. De verhouding tussen zorgverlening en andere zaken zoals activiteiten of gezelschap zijn voor de bewoners, dreigt uit balans te vallen. Het menselijke aspect in woonzorgcentra lijkt te verdwijnen, mede door steeds hogere werkdruk van personeel en het beperkt aantal personeelsleden.

De vermarkting van zorg is een ander, toch sterk aanwezig fenomeen binnen de ouderenzorg en komt ook naar voor uit de semigestructureerde interviews. Dit onderzoek vindt plaats in de publieke zorgsector, of met andere woorden, woonzorgcentra georganiseerd vanuit het OCMW. Efficiëntie en effectiviteit lijken echter ook hier meer en meer binnen te sijpelen. Een van de belangrijkste vaststellingen onder de respondenten is het feit dat het personeel steeds meer werk heeft dat in eenzelfde tijdsspanne dient uitgevoerd te worden. Dit is te wijten aan besparingen vanuit de overheid, waarbij het budget van woonzorgcentra kleiner wordt en er dus ook bespaard dient te

worden op personeel. Een kostenefficiënte manier van denken is aanwezig. Daarnaast kan dit teruggekoppeld worden aan de Katz-schaal waarbij de bewoners zwaarder zorgbehoevend zijn en meer hulp- en zorgverlening eisen.

Men kan zich afvragen wat de link dan is met de vrijwilligers. Nagaan hoe de vrijwilligers hun rol zien en hoe de professionals deze rol zien, is het uitgangspunt van dit onderzoek. Hierbij wordt gekeken of de verschuiving van verantwoordelijkheid ook hier aanwezig is.

De vrijwilligers in de woonzorgcentra zien zichzelf evenwaardig als de professionals, maar het werk dat ze doen is toch wel anders. Vrijwilligers doen het werk waar de professionals vandaag geen tijd meer voor hebben. Daar waar de professionals vroeger wel nog tijd hadden om eens een babbeltje te slaan met bewoners, is dit momenteel weinig of niet haalbaar. Zo geeft een respondent aan dat er enkele decennia geleden te veel personeel was met te weinig werk, en dat het vandaag een omgekeerde beweging is: de bewoners vragen meer werk en zorg, en dit alles dient met minder personeel gedaan te worden. Ondanks het feit dat professionals maar al te graag persoonlijker met bewoners zouden willen werken, heeft ander werk voorrang. Dit ligt hoger bij verzorgend personeel dan bij ergotherapeuten en animatie, maar vrijwel al het personeel wordt er mee geconfronteerd.

De vrijwilligers zien dit ook, en beseffen hierbij dat de hoge werkdruk van het personeel maakt dat hun eigen werk des te belangrijker is.

Als het op het werk zelf aan komt, kan vastgesteld worden dat de vrijwilligers in de woonzorgcentra minder druk ervaren. De vrijwilligers doen hun werk heel graag en halen er voldoening uit. Deze vaststellingen maken dat er zowel van een gedeelde als verdeelde verantwoordelijkheid kan gesproken worden. Er is een verdeelde verantwoordelijkheid omdat de woonzorgcentra de vrijwilligers sterk nodig hebben, om het menselijke aspect dat minder aanwezig kan zijn, op te vangen. Zonder vrijwilligers zouden de drie deelgenomen woonzorgcentra veel minder kunnen bereiken. Er is daarnaast ook sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid, in die zin dat de eindverantwoordelijkheid voor de bewoners binnen de woonzorgcentra nog steeds bij het personeel ligt. De vrijwilligers weten wat van hen verwacht wordt en de taakverdeling is voor de meerderheid ook duidelijk. Ze ervaren minder druk dan het personeel, en geven aan dat deze vooral bij het personeel ligt, maar ook bij andere vrijwilligers en mantelzorgers buiten woonzorgcentra. De vrijheid die de vrijwilligers hebben zorgt ervoor dat zij wanneer ze willen, kunnen stoppen met vrijwilligerswerk.

Vrijwilligers slaan als het ware een soort brug tussen de gedeelde en verdeelde verantwoordelijkheid. Enerzijds kunnen woonzorgcentra vandaag bijna niet zonder vrijwilligers werken, anderzijds ervaren vrijwilligers hun rol en werk als minder drukkend dan het personeel, en blijft de vrijheid waarover zij beschikken, een belangrijke factor in hun werk.

Als laatste dient ook de invloed van een vrijwilligersbeleid aangehaald te worden. Het uitwerken en implementeren van een vrijwilligersbeleid is immers noodzakelijk om een goed functionerend vrijwilligerswerk te hebben. Dit werd door de drie woonzorgcentra dan ook aangegeven. Met het vrijwilligersbeleid zijn doorheen de jaren meer vrijwilligers bereikt, en is de tevredenheid onder de vrijwilligers gestegen.