• No results found

5. ONDERZOEKSRESULTATEN

5.3. Rollen in het woonzorgcentrum

Tijdens de interviews werd vooral gepeild naar hoe de respondenten het werk en de rol van vrijwilligers ervaren. Dit lijkt vreemd aangezien er ook negen vrijwilligers werden bevraagd. In dit onderzoek draait het net echter om het perspectief van zowel vrijwilligers als professionals. Daarbij is het belangrijk dat de vrijwilligers ook stilstaan bij hun eigen werk dat ze verrichten binnen de woonzorgcentra. Er is bij dit onderdeel van het onderzoek gekozen om de perspectieven van vrijwilligers en professionals niet naast en losstaand van elkaar te beschrijven. Hun perspectieven zijn bij elkaar gelegd en hieruit zijn de volgende thema’s uitgekomen: onmisbare rol, vrijheid en samenwerking.

5.3.1. Een onmisbare rol van vrijwilligers

Het vrijwilligerswerk in de woonzorgcentra wordt door alle respondenten gezien als onmisbaar en noodzakelijk. Het vrijwilligerswerk is een meerwaarde op meerdere vlakken: zowel voor de woonzorgcentra, het personeel, de bewoners als voor de vrijwilligers zelf. De respondenten waren het er unaniem over eens dat de werking binnen hun WZC helemaal anders zou verlopen indien er geen vrijwilligers zouden zijn. In alle drie de woonzorgcentra is een groot vrijwilligersnetwerk uitgebouwd, en zijn er op de meeste afdelingen vrijwilligers aanwezig.

De vrijwilligers verhogen de draagkracht van zowel het WZC in het geheel, als de professionals in het bijzonder. Zo geven enkele respondenten aan dat het aantal activiteiten kan verhoogd worden, en ook de omvang. Activiteiten kunnen dankzij de vrijwilligers op grotere schaal georganiseerd worden. De vrijwilligers zorgen er ook voor dat professionals meer tijd hebben om hun werk uit te voeren.

“We hebben onze vrijwilligers nodig, echt. Zeker hier op de gesloten afdeling, hier hebben wij ze nodig want wij komen niet rond… dankzij de vrijwilligers kunnen wij betere kwaliteit bieden aan de bewoners, want we hebben meer tijd om ons met ons werk bezig te houden.”

(Respondent 5, zorgkundige)

Deze respondent werkt op een gesloten afdeling en gaf ook aan dat de dagen waarop er geen vrijwilligers kunnen helpen, er met meer stress wordt gewerkt. De manier van denken tijdens het werken verandert. Een voorbeeld: met vrijwilligers wordt er na het avondeten gekeken welke bewoners moe zijn en eerst in bed gestoken kunnen worden. Zonder vrijwilligers gaat eerst gekeken worden welke ‘gevaarlijke’ bewoners er zijn, daar zij niet alleen kunnen gelaten worden.

Of andere bewoners nu moe zijn of niet, zij moeten dan wachten.

Er wordt door bijna iedereen aangehaald dat er een evolutie is vast te stellen onder het aantal personeelsleden. Er moet met steeds minder personeel hetzelfde werk uitgevoerd worden, waardoor er meer en meer op vrijwilligers ingezet dient te worden.

“Tuurlijk het personeel is overal beperkt, zeker in de zorgsector. Hier is dat ook, en dat is soms wel spijtig.” (Respondent 7, vrijwilliger).

Een andere respondent heeft het over een tegenovergestelde beweging tussen personeel en vrijwilligers. Het besef is er dat vrijwilligers onmisbaar zijn, maar dat het ook niet de bedoeling is dat ze het werk van professionals op langere termijn overnemen. Hierbij werd aangegeven dat het deze kant wel niet zal uitgaan, maar dat het toch wel opvallend is hoe er geleidelijk aan minder personeel beschikbaar is.

“Maar in het WZC zelf met het personeel, dat is de tegenovergestelde beweging aan het doen he. Ze moeten met telkens minder personeel hetzelfde werk doen, wat niet ten goede komt van de bewoners. Ik heb daarnet ook gezegd dat ze zwaarder binnenkomen, dus de redenering erachter klopt ook niet. Eigenlijk zou er nog meer personeel moeten zijn hier.

Want ja ok, vrijwilligers kunnen wel deelnemen aan activiteiten en daarbij helpen, maar ze kunnen geen beginnen wassen en zorgen, dat is hun taak ook niet. Ze zijn ook niet

verantwoordelijk voor de activiteiten, ze helpen ons enorm.” (Respondent 16, ergotherapeut)

De werkdruk op het personeel verhoogt, maar dit heeft nagenoeg weinig invloed op het werk van de vrijwilligers. Enkele van de geïnterviewde vrijwilligers voeren af en toe werk uit dat door personeel dient gedaan te worden. Dit gaat dan over eten geven van bewoners, begeleiden van en naar het toilet, zorgen dat een persoon comfortabel in bed ligt… Het zijn echter zaken die al altijd zo gedaan worden. Sommige vrijwilligers haalden aan dat ze 15 jaar geleden ook reeds zo handelden. Andere vrijwilligers hebben voor zichzelf strikt de grens gelegd tot hoe zij handelen met de bewoners. Dit is opnieuw sterk afhankelijk van persoon tot persoon, maar ook van het soort vrijwilligerswerk ze uitvoeren. Een vrijwilliger van de gezelschapsdienst tegenover een vrijwilliger uit de cafetaria bijvoorbeeld.

Ook geven de respondenten aan dat de bewoners de hulp van vrijwilligers aanvoelen. De vrijwilligers zijn voor vele bewoners eindelijk eens mensen zonder een uniform die ook tijd voor hen vrijmaken. Vrijwilligers zijn hierdoor soms makkelijker aanspreekbaar dan personeel. Ze kunnen zo eens langskomen en kunnen een vriendschapsband creëren met bewoners. Wat niet onbelangrijk is te melden, is dat de respondenten het eens zijn dat het vrijwilligerswerk in de woonzorgcentra bijdraagt aan kwaliteit van zorg. Mede doordat de professionals meer tijd hebben om hun eigen werk uit te voeren dankzij de hulp van vrijwilligers, verhoogt dit volgens hen de kwaliteit van zorg en leven bij de bewoners.

Als laatste is het vrijwilligerswerk ook onmisbaar in die zin dat de vrijwilligers er zelf ook veel voldoening uithalen. De geïnterviewde vrijwilligers geven aan dat ze hun werk zinvol vinden. Ze verlichten het werk van professionals, zijn een extra hand en ogen, en willen een steun en waardering zijn voor zowel de bewoners als het personeel. Er wordt dan ook enorm veel voldoening gehaald uit het werk dat ze doen.

5.3.2. Vrijheid

Een tweede thema dat naar voor komt is vrijheid. Door zowel vrijwilligers als professionals werd aangegeven dat hun rol toch wel anders is ten opzichte van elkaar. Het werk dat ze doen kan niet zomaar gelijkgesteld worden aan elkaar. Iets wat naar voor schuift bij het werk van vrijwilligers, is de vrijheid waarover ze beschikken. De professionals hebben meer verplichtingen en een strikter werkschema waaraan ze zich dienen te houden. Vaak hebben ze ook geen tijd om hiervan af te

wijken. Vrijwilligers daarentegen zijn vrij om te helpen wanneer ze kunnen en willen. In hetgeen ze doen zijn ze ook vrijer. Ze hebben tijd om een babbeltje te slaan met bewoners, kunnen kleine zaken zoals gordijnen opendoen of een appel schillen, sneller opmerken. Professionals hebben hier, door onder andere de steeds hoger wordende werkdruk, geen tijd of oog (meer) voor.

Eén van de respondenten vindt het ook belangrijk dat het gevoel van vrijheid moet blijven. Het vrijwilligerswerk mag niet verplichtend worden. De geïnterviewde vrijwilligers hebben ook diverse taken. Of een vrijwilliger nu één keer per maand of dagelijks komt, voor de professionals is alle hulp meer dan welkom en wordt het sterk geapprecieerd. De vrijheid waarover de vrijwilligers beschikken, maakt dat ze kunnen kiezen wanneer ze willen om te stoppen. Bijna alle respondenten gaven dan ook aan dat er meer vrijwilligers afvallen dan er bijkomen.

“Het verkleint wel, bij ons is het nog vrij stabiel. Bij ons zijn er veel oudere vrijwilligers en zij gaan het niet kunnen blijven bolwerken. Als er ieder jaar 2 bijkomen en 4 afvallen, is de rekensom snel gemaakt. En dat is spijtig naar de bewoners toe he. Ze doen dat allemaal graag, gaan eens naar buiten, voor personeel is dat ook veel hulp die wegvalt. Het is een soort piramide he. Als dat ook nog zou wegvallen, zou het zeer spijtig zijn.” (Respondent 16, ergotherapeut)

De vrijheid die de vrijwilligers hebben, maakt niet dat ze kunnen doen en laten wat ze willen. De respondenten voelen zich gelijkwaardig aan elkaar, maar zowel de vrijwilligers als professionals gaven ook aan dat er wel degelijk een verschil is qua bevoegdheid. Professionals zijn gekwalificeerd om hun werk uit te voeren. Beide groepen zijn het dan ook eens dat het niet aan de vrijwilligers is om commentaar te geven op het werk van professionals. Er wordt vastgesteld dat dit af en toe wel gebeurt, en daar hebben sommige vrijwilligers het moeilijk mee. Het mag voor enkelen net omgekeerd zijn. Sommige vrijwilligers gaven aan dat ze geen probleem hebben met het krijgen van instructies of ‘bevelen’.

5.3.3. Samenwerking

Samenwerking is een derde thema dat de rol van vrijwilligers (en dus ook professionals) typeert.

De samenwerking loopt in de drie woonzorgcentra vlot, dit wordt zowel aangegeven door vrijwilligers als professionals. De meerderheid geeft hierbij aan dat bij de start van het vrijwilligerswerk, dit niet altijd even vlot verliep. In het begin was er veel argwaan vanuit het personeel tegenover vrijwilligers. Samenwerken met personen die soms hetzelfde werk als hen

ook oudere personen en leek het soms alsof hen de les gespeld ging worden. Naarmate het vrijwilligerswerk zich meer uitbreidde, is het besef er gekomen dat hun werk onmisbaar en noodzakelijk is. Het personeel beseft ook de waarde van het vrijwilligerswerk en apprecieert dit enorm. Eén van de respondenten omschreef het als een samenwerkende vennootschap (respondent 3).

Aan de respondenten werd ook gevraagd hoe zij de samenwerking tussen vrijwilligers onderling, professionals onderling en vrijwilligers en professionals ervaren, en of hier een verschil in zit.

Hierover waren de meningen verdeeld: sommigen vinden de samenwerking verschillend, anderen niet. Daarnaast wordt ook aangegeven dat samenwerking iets heel individueel en afhankelijk is van persoon tot persoon, net zoals in andere (werk)situaties. Bij de ene persoon lukt het beter om met anderen overeen te komen, de andere persoon is meer op zichzelf gericht. Samenwerken wordt door de respondenten ook beschouwd als noodzakelijk. Er wordt immers met personen gewerkt en zij blijven van prioritair belang binnen de woonzorgcentra. Daarom vindt de meerderheid het belangrijk dat vrijwilligers en professionals in zekere mate op elkaar afgestemd zijn.

Eén van de geïnterviewde vrijwilligers heeft nog altijd een gevoel van schuld tegenover professionals. Hierbij krijgt de persoon het gevoel het eenvoudigere werk uit te voeren, in vergelijking met de professionals.

“Ik voel me zo een beetje als, profiteur kan je niet zeggen want je trekt er geen loon uit, maar zo wij komen precies het schone werk doen, en zij hebben het lastige werk…. Ik kom er gelijk wat tussen wandelen.” (Respondent 1, vrijwilliger)

Hierbij valt op dat deze vrijwilliger de jongste leeftijd heeft en naast het vrijwilligerswerk nog een drukke job heeft. Deze persoon geeft daarbij ook aan dat dit niet aan het personeel ligt, maar voortvloeit uit de eigen onzekerheid. Het personeel tracht haar hierbij ook zoveel mogelijk gerust te stellen. De andere geïnterviewde vrijwilligers ervaren dit weinig of niet.

Eén van de respondenten vat het vrijwilligerswerk binnen de woonzorgcentra mooi samen.

“De vrijwilligers zijn voor mij eigenlijk de lijm die soms het geheel bij elkaar houdt. Ze zorgen ervoor dat ik een heel ander pallet van activiteiten kan aanbieden. Ze slaan bruggen tussen disciplines en zorgen ervoor dat onze mensen het aanbod krijgen dat ze hebben.”

(Respondent 10, zorgkundige)

Over het algemeen kan dus beschouwd worden dat de samenwerking tussen vrijwilligers en professionals goed verloopt. De professionals zijn soms eens wat strenger, maar dit valt te wijten aan de hoge werkdruk. Het goede verloop van de samenwerking is ook sterk afhankelijk van het beleid binnen de woonzorgcentra. In het volgende onderdeel wordt hier dieper op ingegaan.