• No results found

2.1 ■ ■ Voorspelbaarheid einde van de werktijd

In document Moeder, wanneer werken wij? (pagina 43-49)

De mate van voorspelbaarheid van het einde van de dagtaak heeft consequenties voor het func-tioneren in andere levenssferen en tijdsordes. Iemand die niet met zekerheid kan zeggen wan-neer zijn dagtaak erop zit kan zich minder goed organiseren. Het plannen van ondermeer huishoudelijke taken en vrije tijd wordt hierdoor bemoeilijkt.

Tabel 3.12

Proportie werkenden naar voorspelbaarheid einde dagtaak – Vergelijking TOR’88 en TOR’99 (21 tot 64 jarigen)

TOR’88 TOR’99

Op 5 minuten na 55,6% 48,4%

Van 5 tot 15 minuten 7,5% 11,4%

Van 15 tot 30 minuten 7,1% 10,3%

Van 30 minuten tot 1 uur 6,7% 9,2%

Van 1 tot 2 uur 7,9% 10,2%

Meer dan 2 uur 15,2% 10,5%

Uit tabel 3.12 blijkt dat anno 1999 ongeveer de helft van de Vlamingen op 5 minuten na het einde van zijn/haar arbeidsdag kan voorspellen. Deze personen kennen dus een zeer voorspelbaar ar-beidsritme. Bij één op vijf Vlamingen kan het einde van de dagtaak tot ongeveer een half uur

va-2 uur na. Een laatste, even grote groep Vlamingen (10%) heeft nog minder kijk op de exacte tijd dat hun dagtaak gaat duren. Bij deze groep kan het einde van de werktijd meer dan 2 uur ver-schillen. We stellen dus vast dat zeven Vlamingen op tien vrij exact (op 30 minuten na) kan voor-spellen wanneer hun dagtaak erop zit. De resterende groep dient rekening te houden met grotere afwijkingen die eveneens een invloed kunnen hebben op het privé-leven. Indien we ver-gelijken met TOR’88 merken we een proportionele afname bij de twee extremen op en een toena-me bij de overige categorieën. Diegenen die het einde van de dagtaak redelijk exact kunnen voorspellen zijn dus in aantal verminderd, alsook diegenen waarvan het einde van de dag meer dan twee uur kan afwijken.

Tabel 3.13

Proportie werkenden naar voorspelbaarheid einde werkdag en achtergrondvariabelen (16 tot 64 jarigen) – TOR’99

Achtergrondvariabelen ≤ 15 minuten 15 minuten≤ 1 uur > 1 uur

Geslacht*

Maximum Lager SO 71,1% 14,0% 14,9%

Hoger SO 63,4% 16,9% 19,7%

Hoger Onderwijs 45,0% 26,0% 29,0%

Partnersituatie*

Man zonder partner 56,5% 16,3% 27,2%

Man niet-werkende partner 61,3% 18,5% 20,2%

Man werkende partner 51,2% 21,0% 27,8%

Vrouw zonder partner 55,7% 27,1% 17,1%

Vrouw niet-werkende partner 79,2% 16,7% 4,2%

Vrouw werkende partner 68,1% 18,1% 13,8%

Aanwezigheid kinderen*

Man zonder kinderen 53,7% 18,4% 27,9%

Man jongste jonger dan 7 49,0% 25,0% 26,0%

Man jongste ouder dan 7 58,3% 18,9% 22,9%

Vrouw zonder kinderen 56,8% 27,1% 16,1%

Vrouw jongste jonger dan 7 69,9% 17,8% 12,3%

Vrouw jongste ouder dan 7 69,7% 16,4% 13,8%

* p < .05

ARBEIDSTIJDREGIMES GEFLEXIBILISEERD OF SOEVEREIN?

De vrouwen kunnen over het algemeen veel beter voorspellen wanneer hun werkdag ten einde is dan de mannen (zie tabel 3.13). Een mogelijke verklaring is dat vrouwen bewust kiezen voor jobs met voorspelbare uren zodat ze hun job beter kunnen combineren met hun taken in het huishouden en de zorg voor de kinderen. Opmerkelijk is het feit dat één op vier mannen bij de aanvang van hun dagtaak niet op één uur na kan zeggen wanneer hun werkdag erop zit. De ver-schillen naar leeftijd zijn niet significant, al valt het op dat tijdens de drukke leeftijd (25-49 jaar) men in grotere mate het einde van de dagtaak kan voorspellen. Een ander cijfer dat in het oog springt is dat één vierde van de 50 tot 64 jarigen het einde van hun werktijd niet op één uur na kan voorspellen. Ongeveer zeven op tien laaggeschoolden kan op 15 minuten na voorspellen wanneer hun werk gedaan is. Bij de middengeschoolden gaat dit om zes op tien personen, ter-wijl slechts 45% van de hooggeschoolden het einde van hun dagtaak vrij nauwkeurig kan voor-spellen. Indien we kijken naar het effect van het hebben van een relatie valt het vooral op dat personen zonder partner minder goed kunnen inschatten wanneer hun dagtaak erop zit. Een an-dere vaststelling is het feit dat een vrouw met een werkende partner een veel voorspelbaarder uurrooster heeft dan mannen met een werkende partner. Dit is nogmaals een indicatie dat, in-dien beide partners werken, vrouwen een job trachten te vinden die combineerbaar is met het gezin en het huishouden. Bij de mannen heeft het hebben van kinderen weinig invloed op de voorspelbaarheid van hun werkdagen. Bij de vrouwen is dit wel duidelijk het geval. Vrouwen met kinderen, de leeftijd van het jongste kind is hierbij niet van belang, werken veel vaker met voorspelbare uren dan vrouwen zonder kinderen.

Het verband tussen tijdelijk werken en de voorspelbaarheid van het einde van de werkdag is statistisch niet significant, al lijken de tijdelijken iets vaker vrij goed het einde van hun werkdag te kunnen voorspellen in vergelijking met personen die werken met een vast contract (zie tabel 3.14). Driekwart van de deeltijdsen weet op 15 minuten na hoelang hun dag zal duren. Bij de voltijdsen is dit slechts 55%. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat bijna alle deeltijds wer-kenden vrouwen zijn en vaak ook kinderen hebben. Verder merken we dat diegenen die voor de overheid werken nauwkeuriger hun uren kunnen inschatten dan de personen in de privé-sector.

Ongeveer de helft van de zelfstandigen weet bij de aanvang van de werkdag niet op 1 uur na hoelang ze die dag zullen werken. Verder merken we dat het dienstpersoneel, de arbeiders en de personen met een sociaal beroep vrij makkelijk de duur van hun werkdag kunnen voorspellen.

Slechts 30% van de leiders/verkopers kan het einde van zijn/haar werkdag voorspellen op on-geveer 15 minuten na, bij 40% kan er een onvoorspelbare afwijking zijn van meer dan 1 uur.

Tabel 3.14

Proportie werkenden naar voorspelbaarheid einde werkdag en jobkenmerken (16 tot 64 jarigen) – TOR’99

Jobkenmerken ≤ 15 minuten 15 minuten≤ 1 uur > 1 uur

Jobzekerheid

Aansluitend bij de voorspelbaarheid van het einde van de werkdag, bekijken we meer in het al-gemeen de mate van zeggenschap over de inrichting van de werktijd. Uit tabel 3.15 blijkt dat in 1999 de helft van de Vlamingen hun werkuren moeilijk kan laten variëren. Deze respondenten werken op tijdstippen die vooraf bepaald zijn en waarvan verwacht wordt dat ze die uren res-pecteren. Ongeveer één werknemer op vijf kan, mits op voorhand te verwittigen, de werkuren beperkt wijzigen. De groep die zijn uren na verwittigen onbeperkt kan laten variëren is klein, net als de groep die zonder verwittigen zijn uren beperkt kan veranderen. Een opmerkelijke vast-stelling is het feit dat 15% van de Vlamingen zonder verwittigen zijn uren onbeperkt kan laten variëren. Deze relatief grote groep geniet dus een zeer hoge mate van vrijheid. Een heel ander patroon nemen we waar in 1988, het variëren van de werkuren was toen veel minder evident.

Ongeveer 68% van de werkenden had toen niet de mogelijkheid om de werkuren te variëren en slechts 8% kon de werktijd, met of zonder verwittigen, onbeperkt variëren. In 1999 kan 22% van de werkenden zijn werktijd onbeperkt variëren. Voor het vervolg van deze paragraaf herleiden we de 5-deling naar de volgende 3-deling: (1) moeilijk variëren; (2) beperkt variëren (met of zonder verwittigen) en (3) onbeperkt variëren (met of zonder verwittigen).

ARBEIDSTIJDREGIMES GEFLEXIBILISEERD OF SOEVEREIN?

Tabel 3.15

Proportie werkenden naar variatie van de werkuren – Vergelijking TOR’88 en TOR’99 (21 tot 64 jarigen)

TOR’88 TOR’99

Moeilijk te variëren 67,9% 52,2%

Mits verwittigen/beperkt variëren 17,7% 19,2%

Mits verwittigen/onbeperkt variëren 4,1% 7,2%

Zonder verwittigen/beperkt variëren 6,4% 6,5%

Zonder verwittigen/ onbeperkt variëren 3,9% 14,8%

Tabel 3.16

Proportie werkenden naar variatie van de werkuren en achtergrondvariabelen (16 tot 64 jarigen) – TOR’99

Achtergrondvariabelen Moeilijk variëren Beperkt variëren Onbeperkt variëren Geslacht

Maximum Lager SO 64,5% 23,6% 12,0%

Hoger SO 56,7% 23,5% 19,7%

Hoger Onderwijs 36,7% 29,9% 33,3%

Partnersituatie

Man zonder partner 52,7% 26,9% 20,4%

Man niet-werkende partner 54,5% 22,0% 23,6%

Man werkende partner 48,6% 25,7% 25,7%

Vrouw zonder partner 50,7% 29,6% 19,7%

Vrouw niet-werkende partner 56,5% 34,8% 8,7%

Vrouw werkende partner 55,3% 25,5% 19,2%

Aanwezigheid kinderen

Man zonder kinderen 48,2% 29,5% 22,3%

Man jongste jonger dan 7 51,6% 25,3% 23,2%

Man jongste ouder dan 7 53,1% 20,6% 26,3%

Vrouw zonder kinderen 54,6% 23,5% 21,8%

Vrouw jongste jonger dan 7 49,3% 27,4% 23,3%

Vrouw jongste ouder dan 7 57,5% 27,5% 15,0%

* p < .05

scholingsniveau stijgt, neemt de mogelijkheid toe om de werkuren zelfstandig aan te passen. Eén op drie hooggeschoolden kan de werkuren onbeperkt variëren. Bij de laaggeschoolden gaat het om nog geen 12% die zich in deze situatie bevindt. Allicht heeft dit ook te maken met de aard van de job. De verschillen naar leeftijd geven niet direct een bepaalde tendens weer. Opvallend is wel dat de hoogste graad van vrijheid (onbeperkt variëren) stijgt naarmate de respondenten ouder worden. Meer dan één vierde van de werkende personen tussen de 50 en 64 jaar heeft de mogelijkheid om hun werkuren zonder verwittiging te laten variëren. De variabelen waarbij ge-peild wordt naar de gezinssituatie blijken niet significant samen te hangen met tijdsoevereiniteit.

Tabel 3.17

Proportie werkenden naar variatie van de werkuren en jobkenmerken (16 tot 64 jarigen) – TOR’99

Jobkenmerken Moeilijk variëren Beperkt variëren Onbeperkt variëren

Jobzekerheid*

De tijdelijk en de deeltijds werkenden hebben minder zeggenschap over hun werktijd dan de vast aangestelden en de voltijdsen (zie tabel 3.17). De verschillen tussen de overheids- en de privé-sector zijn miniem. De zelfstandigen daarentegen – de naam zegt het zelf – genieten een zeer hoge mate van autonomie. Meer dan de helft kan zijn werkuren zonder verwittigen varië-ren. Kijken we naar de aard van de job dan zien we dat het dienstpersoneel de minste vrijheid heeft in de keuze van de werkuren, driekwart van deze groep kan zijn uren moeilijk variëren. De meerderheid van de arbeiders (65%) en de personen met een sociale professie (67%) hebben evenmin de mogelijkheid om hun werkuren aan te passen. De bedienden en de leiders/verko-pers bevinden zich in een veel gunstigere positie. Ruim een kwart van deze groepen heeft

moei-ARBEIDSTIJDREGIMES GEFLEXIBILISEERD OF SOEVEREIN?

lijkheden om hun uren te variëren: 29% van de bedienden en 49% van de leiders en verkopers kunnen onbeperkt hun uurrooster aanpassen.

In document Moeder, wanneer werken wij? (pagina 43-49)