• No results found

8.4.6 Niet-kogelvondsten

8.4.6.1 Vondsten behorend tot de collecties

Object L56: fragment van een trekkerbeugel

Dit is vermoedelijk een deel van de achtertang van de messing trekkerbeugel van een musket, afgebroken tussen de twee gaten waar houten schroeven de tang vasthechten aan de onderzijde van de kolf. De aanwezigheid van twee schroeven doet vermoeden dat deze Frans is, aangezien de achtertang van een Brits musket slechts met één schroef werd vastgehouden.

Tekening van een Frans musket van een model uit 1746.

Uit Jean Boudriot; Armes a Feu Francaises Modeles Reglementaires (1717-1836), Edition de Portail, France, 1997 (Reprint). Let op de positie van de schroeven. (Let ook op de tekening van de zijplaat (L87)).

Object L87: Fragment van een zijplaat

De zijplaat in deze tijd, zowel voor wapens gebruikt door de Fransen als de Britten, werd vervaardigd uit messing, en werd ingelegd in de linker zijde van de kolf van het vuurwapen, tegenover het slot. Het doel was om de koppen van de schroeven, die de kolf vasthielden, stevigheid te geven. Dit lijkt op de zijplaat van een Frans musket. Voor het eerst geïntroduceerd op het Modéle 1717 infantrie musket, veranderde het patroon (metalen fittings bevestigd op het vuurwapen) nauwelijks in de 18de-eeuw. Een vergelijkbaar ontwerp van een zijplaat is terug te vinden op de musketten uit 1728 en 1746, mogelijk waren beide in gebruik ten tijde van de veldslag. Het gat in dit fragment diende voor de bevestiging van de voorste schroef.

L90 (kolfplaat)

Dit is het teengedeelte van de messing kolfplaat van een musket. De omtrek is rond en breed en in sectie is het bol, hetgeen aanwijst dat het afkomstig is van een Frans musket. Zoals enkele andere Europese landen kozen de Fransen voor een robuste, maar niet echt mooie vorm van een kolfplaat ook gekend als ‘koeiepoot’, duidelijk verschillend van het meer elegante type aanwezig op de Britse musketgeweren uit die tijd.

Voor en zijzicht van een kolfplaat van een Frans musket, Modéle 1746. (Royal Armouries, XII.1450)

L90 Laadstok

Dit object is afkomstig van de laadstok van een Brits musket. Ten tijde van de slag bij Lafelt was het standaard Brits musket het musket dat nu bekend staat onder de naam ‘Long Land Pattern’ musket (origineel gewoon de ‘Long Pattern’). Dit musket had vier messing pijpen om de lange houten laadstok vast te houden.

De achterste pijp is te identificeren door zijn puntige tang, maar de drie andere waren cilindrisch van vorm, zoals in dit geval, met een verhoogde gegoten ribbe rond elk einde en een lichte zwelling naar het centrum toe. Elke pijp werd vastgehouden in de kolf door een enkele transversale ijzeren pin, die

doorheen een kram liep. Deze kram werd in één stuk gegoten met de pijp en is hier zichtbaar. Het gevijlde nummer ‘VIII’ zichtbaar in deze foto is vermoedelijk een assemblage merkteken, dat werd toegepast om te verzekeren dat delen van een musket niet werden verward met andere indien verscheidene terzelfdertijd werden gedemonteerd. Dit is een typisch kenmerk op Britse militaire vuurwapens doorheen de 18de-eeuw en zelfs later.

Laadstok pijp van een Britse ‘Long Land Pattern Musket’. Let op het feit dat het musket van een iets later patroon is dan dat in dienst ten tijde van de slag bij Lafelt. Het werd

geïntroduceerd in 1756. Let op de ijzeren pin die de laadstokpijp op zijn plaats hield. (Royal Armouries, XII.1580)

L133 ‘Wapenschildplaat’:

Dit is de karakteristieke messing wapenschildplaat die men aantreft op de pols van de kolf van alle Britse musketten vanaf 1730 tot de introductie van de ‘India Pattern’ musket na 1793. Hoewel deze vaak blanco werden gelaten, zijn er sommige, zoals dit voorbeeld, waar vermoedelijk door het bedrijf getallen in werden gegraveerd. Jammer genoeg zijn deze markeringen niet specifiek genoeg en te vaak herhaald om het mogelijk te maken om het regiment of de compagnie te identificeren. De rechtse foto toont een cylindrische schroefnaaf aan de binnenkant van de plaat. Hiermee werd het wapenschild vast gemaakt aan de kolf met een schroef die vanaf de onderkant door de kolf liep. De kop van de schroef zat verborgen onder de achterste tang van de trekkerbeugel.

Wapenschild plaat van een Britse Long Land Pattern Musket, gegraveerd met unieke markeringen. De afbeelding rechts toont de positie op de kolf. Dit musket dateert van 1756 maar hetzelfde patroon werd gebruikt tussen 1730 en 1790.

L 157: Trekkerbeugel

Dit is hoogstwaarschijnlijk een beschadigde beugel en voorwaartse tang van een messing trekkerbeugel van een Franse musket. Het is echter van een type dat pas in de 19de-eeuw in het Franse leger werd gebruikt en dus later dan de periode van de slag bij Lafelt. In het midden van de 18de-eeuw werden Franse trekkerbeugels van een musket normaal gegoten in messing en in één stuk met een volledige achterwaartse tang en een redelijk lange voorwaartse tang met een afgerond einde in de vorm van een traanvormige kwab. Een musket, zoals het ‘Modèle 1822' echter, had een trekkerbeugelboog en een integraal, maar kleinere en meer afgeronde voorwaartse tang uit messing. Deze werden samengevoegd door de combinatie van een trekker plaat en achterste tang uit ijzer. Een voorbeeld hiervan is hieronder weergegeven.

Een trekkerbeugel van het Franse Modéle 1822 Fusil d’Infanterie. Let op de vorm van de

voorwaartse tang, de ronde doorsnede aan het voorste en achterste van de boog. Deze kenmerken zijn terug te vinden op object L157. (Royal Armouries, XII.202)

L 169: Messinguiteinde

Dit lijkt op het uiteinde van een messing zijplaat van een militair vuurwapen. Britse militaire wapens uit deze periode hadden zijplaten die eindigden in een klein, decoratief oogje, maar dit kenmerk kwam voor op de achterkant en was normaal niet doorboord door een schroefgat. Meer onderzoek is nodig om dit object te identificeren, mogelijk is het afkomstig van een karabijn.

De zijplaat van een Britse cavalerie karabijn. Deze valt te dateren in de vroege jaren 1760, maar heeft een vergelijkbare vorm als diegene uit de vroege jaren 1740. Let op de vorm van het achterste uiteinde, eindigend op een decoratief oogje. (Royal Armouries, XII.162)

L 169 (vuursteen)

Militaire troepen die vuurwapens met een vuursteenslot gebruikten, verbruikten aanzienlijke hoeveelheden vuursteen (zoals dit voorbeeld). Deze werden speciaal geproduceerd (gebroken) door gespecialiseerde handelaars, die de vuurstenen aanleverden in verschillende formaten die pasten in de kaken ‘jaws’ van de verschillende vuursteenslotmechanismen (pistolen, karabijnen en musketten hadden elk vuursteen nodig van een aanzienlijke grootte).

Normaal gezien waren de vuurstenen wigvormig, met een platte bovenkant, aan de onderkant een lange, hoekige snijkant en achteraan meer rechtopstaand.

Op de bovenste foto is de platte bovenkant van een vuursteen te zien, terwijl de onderste foto het bewerkt geschilferd oppervlak (wigvorm) toont aan de onderkant van de vuursteen.

Aangezien vuursteen een natuurlijk materiaal is dat aanzienlijk kan variëren in kleur, kan niet met zekerheid gesteld worden waar deze vandaan kwam. Dit voorbeeld is tamelijk groot en lijkt afkomstig te zijn van een musket.

Object L 193: ‘Wapenschild’ plaat

Dit is een tweede, ditmaal niet gegraveerd, wapenschild ‘escutcheon’-plaat van een Brits militair musket. De letter H op de binnenkant van de plaat kan het initiaal of de codeletter voorstellen van de aannemer die dit stuk van het musketbeslag produceerde.

Toentertijd werden de verschillende wapenonderdelen niet in één fabriek vervaardigd, maar door een groot aantal specialisten verspreid over het hele land. Onderdelen werden gemaakt op basis van nauwkeurig voorbereide patronen en de producenten leverden exacte kopieën van deze stukken af, voornamelijk aan de Toren van Londen. Daar werden ze nagekeken op vorm en grootte en, waar nodig, getest. Indien de test werd doorstaan werden de onderdelen doorgestuurd naar de vaklui die de houten stokken maakten waar al deze onderdelen aan werden bevestigd. Volledige wapens werden in een arsenaal opslagplaats bewaard tot ze in dienst werden genomen.

Kaart 21: Overzicht van vindplaatsen van de niet-kogelvondsten uit de collectie Stulens. Voor andere collecties was de aanduiding van de vindplaats niet mogelijk.