• No results found

Alvorens in te gaan op de aanbevelingen voor onderzoek, wensen wij ook aandacht te vragen voor het belang van het historisch landschapsonderzoek. Naast het historisch onderzoek van de geschreven bronnen is dat een belangrijk onderdeel van ieder slagveldarcheologisch onderzoek. Het feit dat dit zo is, pleit nogmaals voor een specifieke aanpak van het onderzoek van slagvelden buiten de ‘Malta-archeologie’.

Van preventief vooronderzoek kan niet worden verwacht dat er tijd en middelen zijn voor een diepgaand onderzoek van de historische gebeurtenissen en van de evoluties in het landschap. Nochtans vormen zij de hoeksteen van een hypothesegedreven onderzoek. Dit valt buiten het bestek van preventieve archeologie. Vandaar dat het gevaar reëel is dat de slagveldgerelateerde vondsten onvoldoende op hun wetenschap-pelijke waarde zullen worden erkend. Ook de waarde van de interpretatie achteraf is zeer onzeker omwille van het belang van de strikte methodologie voor het onderzoek van de totaliteit van het slagveld.

We zetten de belangrijkste resultaten van het landschapsonderzoek op een rijtje. Zij vormen de achtergrond waartegen onze aanbevelingen voor verder onderzoek moeten worden gezien.

In 1747 werd het landschap gekarakteriseerd door kernen van nederzettingen met bijhorende stukken land die meestal, maar niet altijd, omzoomd waren door heggen. Deze kleine dorpen werden omgeven door grote stukken open landbouwland dat toegankelijk werd gemaakt door een uitgebreid en complex netwerk van wegen en paden. Vele van de omheinde stukken land binnen de nederzettingen werden gebruikt als boomgaard. Dit was vooral het geval in Hees, Wilre (nu Wolre op Nederlands grondgebied) en Montenaken. De enige constructies buiten de dorpen waren een of twee windmolens zoals die ten noorden van Vlijtingen en verschillende herbergen langsheen de weg van Tongeren naar Maastricht.

Sinds 1747 zijn er twee belangrijke ingrepen gebeurd in het landschap. De meest recente en zeer ingrijpende verandering was de ruilverkaveling die werd opgestart in 1956. Als gevolg hiervan werden grote stukken land en het wegennet gereorganiseerd. Hoewel de veranderingen aan de structuur van het landschap door de heroriëntering van de stukken land zeer ingrijpend was, had het relatief weinig impact op de visuele ervaring van het landschap omdat het ging om open land. Ook vandaag nog zijn er relatief weinig omheinde stukken land buiten de dorpskommen. Met uitzondering van een paar met bomen afgelijnde wegen, zijn er ook weinig bomen in het landschap. Binnen de dorpen zijn de meeste boomgaarden verdwenen. Sommige zijn ingenomen door bebouwing. Andere zijn blijven bestaan als weiland.

Veranderingen aan het wegennet hadden een veel grotere impact. Hoewel er nog steeds een complex netwerk van wegen bestaat, is het aantal ervan toch veel minder en is het patroon veel minder dicht dan vóór de reorganisatie. Dit heeft uiteraard een enorme impact op de manier waarop het landschap kan worden ervaren. In tegenstelling tot 250 jar geleden is het landschap, hoewel nog steeds open, veel minder toegankelijk.

Er zijn veel nieuwe wegen met zeer regelmatige oriënteringen. Sommige aanpassingen aan het wegennet gebeurden vóór het midden van de 20ste-eeuw. De meest belangrijkste is de moderne N79 die de oorspronkelijke weg van Tongeren naar Maastricht vervangt die liep volgens het tracé van de Via Belgica. Op het moment van de slag was deze weg nog steeds de belangrijkste toegang tot Maastricht vanuit het zuid-westen. Rond 1840 werd de weg vervangen door een nieuwe. Alleen restanten van de oude weg zijn opgenomen in het secundaire wegennetwerk ten noorden en ten zuiden van de N79. Stukken die zijn opgegeven zijn zichtbaar als 'soilmarks'. Over het algemeen is er een opvallende afwezigheid van aanwijzingen over het oude wegennet in het landschap ondanks het feit dat heel wat van deze wegen op 18de-eeuwse kaarten worden getoond als diepe holle wegen. Op het eerste gezicht verschijnen verschillende holle wegen langsheen verlorengegane en bewaardgebleven wegen wanneer de Lidar-data worden bewerkt om contouren te tonen met 0,5 meter interval. Een zeer nauwkeurige vergelijking met de Maastricht-kaart, waarop valleien worden aangeduid met langere schaduwlijnen, toont aan dat wat op het digitaal hoogtemodel naar voren komt in de meeste gevallen kleine valleien zijn waarlangs de wegen lopen. In enkele gevallen toont een kleine inkeping in de contouren de exacte positie van een bestaande holle weg, maar voor wegen die niet langer aanwezig zijn is dit zeldzaam. Dit wordt waarschijnlijk verklaard door de intensieve landbouw in het moderne landschap.

Kaart 12: De oude hoofdweg is hier aangegeven in rood in de zone tussen Herderen en Vroenhoven. Het was geen rechte weg terwijl de moderne N79 zich een rechte baan snijdt door de oudere weg.

Kaart 13: Het wegennet van rond 1830 tegen de achtergrond van het landschappelijk reliëf. Zeer weinig van dit oude wegennet is op deze reliëfkaart zichtbaar ondanks het feit dat zij op de Maastrichtkaart van ca 1765 beschreven worden als diep ingesneden holle wegen. DHM ©AGIV

Ho

ewel het algemene uitzicht van het landschap vandaag gelijkaardig moet zijn geweest aan de situatie in 1747 is er op het vlak van percellering en weggennetwerk heel wat veranderd. Binnen de nederzettingen zijn een aantal wegen en omheiningen bewaard gebleven maar met uitzondering van Ellicht hebben de dorpen een enorme uitbreiding gekend. Er zijn heel wat meer gebouwen dan in de periode van de slag. In de meeste van de dorpen heeft de bebouwing de oude grenzen van de omheiningen in 1747 ver overschreden. Deze veranderingen beperken het interpretatieve potentieel van het slagveld gevoelig. Omdat we echter beschikken over gedetailleerde historische kaarten voor het belangrijkste kerngebied van de slag die dateren van ca 20 jaar na de slag, kunnen we ons in functie van het onderzoek een zeer goed beeld vormen van het historische landschap.

Kaart 10: De nederzettingsstructuur uit het midden van de 18de-eeuw en het wegennet van rond 1830 in het rood tegen de achtergrond van het hedendaagse landschap. De moderne ontwikkeling van woningbouw en industrie is duidelijk. Naast de uitbreiding van de dorpsbewoning is er nu ook veel meer bebouwing in het wijde landschap en langsheen de wegen. Het wegennetwerk is sterk vereenvoudigd. Let ook op wat er verloren is gegaan door de aanleg van het Albertkanaal.

De bouwontwikkeling en klei- en zandwinning zijn in kaart gebracht voor de zone waar het militaire treffen effectief plaatsvond. Omdat landschapsrelicten belangrijk zijn voor de interpretatie van het volledige slagveld hebben we de troepenontplooiing en de actie uitgezet op een luchtfoto. Dit toont dat de zones waar de troepen werden opgesteld niet erg is aangetast door moderne ontwikkeling. Andere sleutellocaties zijn wel ingrijpend veranderd zoals de hoogten van Herderen van waar de Franse koning en de hoogste bevelhebbers het slagveld overschouwden.

Kaart 23: Graad van ontwikkeling zoals waargenomen op een luchtfoto in relatie tot de opstelling van troepen en acties op het volledige slagveld. Blauw staat voor de geallieerden, rood voor de Fransen. Vluchtroutes zijn aangegeven door onderbroken pijlen, aanvalsbewegingen door volle pijlen.

In die gebieden waar actie plaatsvond is de urbanisering in kaart gebracht tegen de achtergrond van het modern kadaster, luchtfoto's die ons ter beschikking werden gesteld binnen het project en beelden via Google Earth. Deze data, aangevuld met de LIDAR dataset heeft ons in staat gesteld om enkele gebieden van grondwinning, andere ingrepen zoals de aanleg van het kanaal en het opvullen van land ten gevolge daarvan in kaart te brengen. Ondanks deze grote ingrepen kan men zien dat het grootste deel van het slagveld waar actie plaatsvond redelijk gespaard is van grondverplaatsing en ontwikkeling.

Bouwontwikkeling heeft vooral een impact gehad binnen de kleine omheiningen die karakteristiek waren voor de 18de-eeuwse dorpen en die een sleutelrol speelden in de geallieerde troepenontplooiing. Het is ook daar dat het meest intens gevochten is geweest. Slechts enkele van die omheinde gebieden zijn niet door bebouwing ingenomen. In tegenstelling daarmee is het land onmiddellijk buiten de omheiningen en waar uitgaande kogels zijn gevallen minder onderhevig geweest aan bebouwing, maar er zijn uitzonderingen. Er is vandaag ook heel veel lintbebouwing langsheen de N79. Op sommige beperkte plaatsen binnen het slagveld is er ook industrieontwikkeling, inclusief een complex in Riemst en de steenfabriek in Kesselt.

Kaart 24: Ontgonnen en bebouwd terrein in relatie tot de troepenontplooiing in de zone van militaire actie tussen Ellicht en de oostelijke rand van het slagveld. De blauwe kleur staat voor de geallieerden, rood staat voor de Fransen.