• No results found

8.4.5 Analyse van de projectielen

8.4.5.2 Het kaliber van loden kogels

Indien de kalibergrafieken van de verschillende collecties vergeleken worden, tekenen er zich enkele interessante verschillen af, ook al blijft het algemene patroon vergelijkbaar. Alle drie vertonen een grote piek rond 25 g, hetgeen vermoedelijk overeenstemt met de acties van de infanterie. De verzameling van Comhair en in mindere mate die van de Stulensen vertoont een tweede piek rond circa 29 g. Dit toont aan dat er aanzienlijk verschillende kalibers in omloop waren. Naar onderen toe vertoont de grafiek van Wenzlawski pieken rond 11 en 9 gram, terwijl deze bij de andere grafieken onbestaand of nauwelijks merkbaar zijn. De kaart met de onderzoeksgebieden (zie blz. 122) toont dat Wenzlawski vooral actief was in de oostelijke en westelijke periferie van het gebied waar de Stulensen actief waren, dat geconcentreerd is rond Lafelt. Comhair verrichte detectie in de westelijke helft van deze centrale zone. De afwezigheid van de 29 g piek in de collectie van Wenzlawski, vergeleken met die van Comhair en Stulens, kan erop wijzen dat deze grotere kalibers voornamelijk in de centrale zone werden afgevuurd. Daartegenover kan de aanwezigheid van de kleinere pieken in de grafiek van Wenzlawski een resultaat zijn van de concentratie in de periferie, waar er meer actie van de cavalerie plaatsvond. Dit kan tot op zekere hoogte getest worden door de verspreiding van grote en kleine kalibers uit de collectie Stulens te onderzoeken. Er moet echter ook rekening mee gehouden worden dat de afwezigheid van de kleine kalibers uit de collecties van Comhair en Stulens voortkomt uit de manier waarop men detecteerde. Uit een gesprek met de Stulensen bleek immers dat zij stopten met detecteren op plaatsen waar zij weinig kogels aantroffen en vooral focusten op plaatsen met een hoge dichtheid aan kogels. Een systematisch onderzoek op een slagveld, zoals te Edgehill, zou suggereren dat dit het gevolg is van cavalerie actie, hetgeen normaliter een lagere dichtheid aan kogels oplevert.

Gebaseerd op de gegevens afkomstig van de drie kalibergrafieken, is het mogelijk om vijf kalibergroepen naar voren te schuiven. Dit toont duidelijk het relatieve belang van de kleine kaliberpieken en de afwezigheid van de 17-mm-piek in de collectie van Wenzlawski, in vergelijk met de andere twee collecties.

Kalibergrafiek van de collectie Comhair. De diameter werd berekend aan de hand van de massa.

Kaliber grafiek van de collectie Wenzlawski. De diameter werd berekend aan de hand van de massa.

Kalibergrafiek van de kogels afkomstig van het massagraf, opgegraven in 2013, berekend in millimeter op basis van de massa, weergegeven met een interval van 0.1 mm.

Britse militaire vuurwapens uit de 17de-eeuw hadden duidelijk te onderscheiden kalibers, zelfs al waren deze niet gestandaardiseerd.53 De loop van een musket had doorgaans een ziel van ’12-bore rowling in’ -- een traditionele maateenheid die aangeeft hoeveel kogels er geproduceerd werden uit één pond lood. Hoe hoger de 'bore' hoe kleiner de diameter -- alhoewel tegen het midden van de 17de-eeuw 14 ‘bore’ het meest gebruikt werd. Karabijnen waren normaliter 17 ‘bore’ en pistolen 20 ‘bore’. We weten dat deze afmetingen niet gestandaardiseerd werden, maar ze bieden toch de kans om meetbare verschillen in kaliber te identificeren. In de 18de-eeuw zijn deze verschillen minder opvallend.Het standaardwerk voor de proporties en het gewicht van Britse militaire vuursteenslotgeweren (van de vroege 18de-eeuw tot 1830) is een naslagwerk van Howard Blackmore.54 Hij maakt een oplijsting van de kalibers van Britse musketgeweren, karabijnen, pistolen en ander geschut:

 Musketgeweer: 19,05 mm

 Bakergeweer 1e type: 17,78 mm

 Alle latere Bakergeweren: 15,75 mm

 Karabijnen: allen 16,51 mm tenzij het ‘Pattern 1796 zware cavalerie karabijn, het ‘India Pattern Sergeant’s karabijn en de latere tweeloops Cape karabijn met kalibers van 19,05 mm

 Pistool: Het Pattern 1796 Dragonder pistool (19,05 mm), vroegere versies voor zowel zware als lichte dragonders met kalibers van 16,51 mm, en deze voor zware dragonders (latere patronen) met een kaliber van 14,22 mm.

De situatie bij het Franse leger is even problematisch. Frankrijk bracht de eerste standaard kalibers in omloop in 1717.

53 Deze analyse werd verstrekt door Graeme Rimer

54

Blackmore, H., 'British Military Flintlock Arms from 1740' in British Military Firearms 1650-1850, Herbert Jenkins, 1961, Appendix A, p.277

De meest gebruikte kalibers werden geregistreerd door Jean Boudriot55:

 Musketgeweer: Het musketgeweer dat werd gebruikt in de jaren 1740 kunnen de modellen van 1728 of 1734 geweest zijn of het nieuw model uit 1746. Deze verschilden slechts in details van elkaar en het kaliber bleef hetzelfde (17 mm). De ziel van het musket was dus iets kleiner dan dat van een Brits exemplaar.

 Karabijn: Het lijkt erop dat de verschillende gebruikte karabijnen over een zelfde kaliber beschikten (16,7 mm). Dit was zeker het geval voor het ‘Mousqueton de cavalerie, Modele 1733-34', dat hoogstwaarschijnlijk werd gebruikt ten tijde van de slag bij Lafelt.

 Pistolen: Deze hadden dezelfde diameter als de karabijnen van deze periode. Het pistool dat vermoedelijk werd gebruikt te Lafelt was het ‘Pistolet Cavalerie et Dragon, Modele 1733-34' en het had hetzelfde kaliber als de karabijn.

Door het zeer kleine verschil tussen de kalibers van Franse en Britse musketten, pistolen en karabijnen is het moeilijk om teruggevonden Britse en Franse munitie te onderscheiden op basis van de diameter. Het is onmogelijk te bepalen of de kogels afkomstig zijn van een musket, geweer of pistool en de betrokken troepen hieruit af te leiden. Dit vloeit voort uit het feit dat de 18de-eeuw een periode is waarin gestandaardiseerde kalibers werden geïntroduceerd om bevoorrading te vergemakkelijken.

Het kaliber van de kogel is steeds iets kleiner dan de ziel van het wapen waaruit het werd afgevuurd. De exacte diameter van de kogels zal ook variëren tussen verschillende partijen. Tegen het midden van de 18de-eeuw werden alle karabijnen en musketgeweren geladen met papieren kardoezen en aldus werden deze in de loop geramd in plaats van dat men de kogel erin liet rollen, zoals vaak in de 17de-eeuw werd gedaan. Dit leidde er toe dat er in de 18de-17de-eeuw minder speling zat tussen de kogel en de loop. Hamilton vermeldt een speling van 0,953 mm bij een Frans musket uit 1789 (kogel van 16,59 mm in een loop van 17,54 mm) en Hughes vermeldt een speling van 1,27 mm voor de Brown Bess.56

In het hiernavolgende wordt de ziel van het geweer weergegeven in mm gevolgd door het verwachte kaliber van de kogels rekening houdend met de speling. De verwachte kalibers (Behalve dan voor de troepen uit Hessen en Hannover) is als volgt:

Brits Brits Frans Frans

ziel kaliber Ziel kaliber

Musket 19.0 17.8 17.0 16.0

Carbine 16.5 15.6 16.7 15.7

Pistol 19.0 17.8 16.7 15.7

Een vergelijking met de kaliber grafieken toont dat deze niet overeenstemmen met de hierboven vermelde kalibers. Dat kan ten dele verklaard worden door het bepalen van de diameter aan de hand van de massa, zoals bijvoorbeeld kon worden vastgesteld bij een staal waar er een verschil tot 0,6 mm optrad. Indien we deze correctie echter doorvoeren dan stemmen deze nog steeds niet overeen met de verwachte Britse en Franse kalibers.

55

Boudriot, J., 1997, Armes a Feu Francaises Modeles Reglementaires (vols for 1717-1830), oorspronkelijk gepubliceerd in 1963 en herdrukt bij Editions Portail, Paris.

Een beter begrip van de kogels kan mogelijk worden gemaakt door verder onderzoek en door vergelijking met andere slagvelden uit deze periode waar er archeologisch onderzoek werd verricht, zoals te Culloden. Het zou ook waardevol zijn om een meer gedetailleerde analyse te ondernemen van de kogels, waaronder een directe meting van de diameter van die kogels die zich nog in een goede toestand bevinden, en zo een meer accurate meting te bekomen. De beperkte verzameling rechtvaardigt deze analyse echter niet. Dit zou moeten worden ondernomen wanneer men beschikt over een aanzienlijke verzameling afkomstig van een systematisch onderzoek afkomstig van dit of van een ander slagveld uit deze periode.