• No results found

2.3 Beschrijving van het biotisch milieu

2.3.4 Fauna

2.3.4.1 Vogels

Tabel 2.5 in bijlage 3 geeft een overzicht van de recente broedvogels (na 2000) van het militair domein te Malle (en de directe omgeving) en de status volgens de Rode Lijst van Vlaanderen (Devos et al. 2004). De soortenlijst werd samengesteld op basis van de gegevens van de Vlaamse broedvogelatlas (Vermeersch et al. 2004) en recente inventarisaties door o.a. P. De Cnodder, G. Laurijssens, W. Veraghtert, M. Jacobs, D. Heylen, J. Scheirs en P. Vanderschoot.

In totaal werden in recente jaren zo’n 62 soorten vastgesteld als broedvogel. Hiervan komen 8 soorten voor op de Vlaamse Rode Lijst. 2 soorten hebben de status ‘bedreigd’, 5 de status

‘kwetsbaar’ en 1 soort heeft de status ‘achteruitgaand’.

Hieronder worden de voor het terrein meest karakteristieke en zeldzame of bedreigde soorten kort besproken. Ecologische informatie is hoofdzakelijk gebaseerd op Vermeersch et al. (2004) en SOVON (2002).

 Heide en graslanden

De heide en schrale graslandbiotopen op het militair domein herbergen een zeer specifieke en waardevolle avifauna.

www.inbo.be Geïntegreerd natuur- en bosbeheerplan voor het militair domein van Malle 61

De droge heide, heischrale graslanden en open pioniervegetaties vormen een geschikt biotoop voor de Boomleeuwerik (Lulula arborea; RL Kwetsbaar).

Jaarlijks komen zo’n 5 tot 10 koppels tot broeden in het gebied. De bosranden en berkenbosjes verspreid in de heide vormen het ideale habitat voor de Boompieper (Anthus trivialis; RL Kwetsbaar). De soort is een talrijke broedvogel met jaarlijks minimaal zo’n 10-20 koppels. Een andere typische soort voor grotere

heidegebieden is de Roodborsttapuit (Saxicola torquata) die jaarlijks vertegenwoordigd is met een 5-tal broedparen.

Terug van weggeweest is de Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus; RL Kwetsbaar). In juni 2005 werd gedurende een korte periode een zingend mannetje waargenomen. In 2006 werd het eerste broedgeval vastgesteld. In 2007 en 2008 wordt het aantal op resp. 2 en 3 broedkoppels geschat, met een maximum van 4 zangposten in 2008. De soort vertoont een duidelijke voorkeur voor overgangszones tussen bos en heide en verkiest enige boomopslag in de heide evenals het voorkomen van open zandgrond.

Andere typische soorten van droge heiden en stuifduinen zijn Duinpieper (Anthus campestris; RL Uitgestorven) en Tapuit (Oenanthe oenanthe; RL Met uitsterven bedreigd) die halverwege de jaren ’80 uit het gebied verdwenen als broedvogel. In sommige jaren wordt vastgesteld dat (een koppel) Tapuiten tot ver in mei blijft pleisteren in geschikt habitat, maar tot een broedgeval is het in recente jaren nog niet gekomen.

De grasland- en akkervogels doen het minder goed op het militair domein. Zo is Veldleeuwerik (Alauda arvensis; RL Kwetsbaar) sterk achteruitgegaan de laatste jaren en recentelijk zelfs als broedvogel verdwenen (een trend die zich ook in de rest van Vlaanderen aftekent). Ook Wulp (Numenius arquata) is in aantal achteruitgegaan. In 2008 was één broedkoppel aanwezig. Graspieper (Anthus pratensis; RL Achteruitgaand) is vermoedelijk nooit talrijk geweest als broedvogel. In 2008 werd één broedkoppel waargenomen.

 Bossen

Ook de bossen op en rond het vliegveld herbergen bijzondere broedvogels. Een karakteristieke zangvogel van open loof- en naaldbos op de Kempense zandgronden is de Gekraagde roodstaart (Phoenicurus phoenicurus; RL Kwetsbaar). De soort is op het militair domein goed vertegenwoordigd; jaarlijks worden zo’n 5-10 zangposten geteld. In de bossen in deze regio komen de hoogste dichtheden van de soort in Vlaanderen voor (Vermeersch et al. 2004). Ook Zwarte specht (Dryocopus martius) is hier aanwezig. De soort verkiest oudere, structuurrijke bossen. Ook Houtsnip (Scolopax rusticola) is in de bossen rondom het vliegveld nog goed vertegenwoordigd. De soort komt vooral voor in grotere, oudere, vochtige bossen. Op warme zomeravonden kan men meerdere baltsende vogels waarnemen.

Ook Ransuil (Asio otus) komt hier jaarlijks tot broeden. Het is een soort van bosrijke gebieden met een voorkeur voor naaldhout. Verder is ook Matkop (Parus montanus; RL Kwetsbaar) aanwezig als broedvogel, de soort verkiest vochtigere bossen met voldoende nestgelegenheid (dood hout).

Foto 2.18: Boomleeuwerik (Lulula arborea), een typische soort van droge heide en stuifzandbiotopen. (Foto: Glenn Vermeersch)

62 Geïntegreerd natuur- en bosbeheerplan voor het militair domein van Malle www.inbo.be

Andere vogelsoorten die typisch aan bosgebieden gebonden zijn (Siepel, 1992) en voorkomen als (regelmatige) broedvogel in de directe omgeving van het militair domein zijn o.a. Wespendief (Pernis apivorus), Havik (Accipiter gentilis), Kleine bonte specht (Dendrocopus medius), Bonte vliegenvanger (Ficedula hypoleuca) en Appelvink (Coccothraustes coccothraustes). In sommige jaren komen in de omliggende naaldbossen Kruisbek (Loxia curvirostra) en Sijs (Carduelis spinus) voor als broedvogel.

In de oudere loofbossen in de nabije omgeving van het militair domein (omgeving Zalfen) broedt sinds 2007 Middelste bonte specht (Dendrocopus medius; 1 koppel). Een karakteristieke broedvogel van kwaliteitsvol (loof-)bos is de Fluiter (Phylloscopus sibilatrix).

Deze soort heeft een voorkeur voor oude, schaduwrijke bossen met gesloten kruinen, open ondergroei en een afwezige tot schaarse bodembegroeiing. De soort was hier vroeger een algemene broedvogel, maar komt nu niet meer jaarlijks tot broeden. In 2008 werd terug een geslaagd broedgeval vastgesteld.

Soorten die in een niet al te ver verleden aanwezig waren op het militair domein en de directe omgeving maar na 2000 niet meer tot broeden kwamen zijn o.a. Wielewaal (Oriolus oriolus; RL Bedreigd) en Zomertortel (Streptopelia turtur; RL Bedreigd).

Kaart 2.27 in bijlage 5 geeft een overzicht van de verspreiding (territoria op basis van puntwaarnemingen) van de belangrijkste vogelsoorten (doel- en aandachtsoorten).

2.3.4.1.2 Trekvogels en wintergasten

Het gebied heeft eveneens een belangrijke waarde als doortrekgebied voor vogels.

Zeldzame(re) trekvogels die hier tijdens de voor- en najaarstrek regelmatig te zien zijn en vaak langere tijd pleisteren, zijn o.a.

Tapuit, Draaihals, Velduil, Duinpieper en Ortolaan. Vooral van deze laatste 2 soorten (Duinpieper en Ortolaan) worden op het militair domein naar Vlaamse normen relatief veel exemplaren op doortrek gezien. Al tekent zich voor deze soorten, net als in de rest van Vlaanderen, een sterk negatieve trend op.

De laatste jaren overwinteren 1 tot 2 Klapeksters (Lanius excubitor) op het militair domein.

- Beheer -

Voor de typische heidevogels is vooral behoud en herstel van een structuurrijke heide van belang met een afwisseling van heide, duingrasland, open zand en verspreide boomopslag.

Voor de soorten van bosranden en halfopen vegetaties (o.a. Nachtzwaluw) is het behoud en herstel van open plekken in het bos en geleidelijke overgangen van bos naar heide gewenst.

Voor het behoud van de voorkomende weide- en akkervogels (o.a. Wulp en Veldleeuwerik) is een minder intensief graslandbeheer noodzakelijk. De typische bosvogels hebben vooral nood aan structuurrijke bosbestanden met voldoende dood hout.

Foto 2.19: Klapekster (Lanius excubitor), een jaarlijkse overwinteraar op het militair domein. (Foto: M. Viskens)

www.inbo.be Geïntegreerd natuur- en bosbeheerplan voor het militair domein van Malle 63