• No results found

Voetballend verwerken van de bal

In document Keepers eventplan Soccer Camps United (pagina 59-64)

KEEPERS EVENTPLAN

6. Voetballend verwerken van de bal

6.1 Oefening 1

Uitleg:

Pass en trappen voor een keeper is van groot belang. De bal op de juiste snelheid passen naar een medespeler is een vaardigheid die een keeper zeker moet beheersen. Zowel de korte pass, lange pass en kaats komen hier aan bod tijdens de Y-vorm die tijdens deze oefening wordt gebruikt

(oriëntatiefase).

Methodische stappen:

Bij de Y-vorm worden verschillende vaardigheden getraind van het verplaatsen van de bal met de voet (oefenleerfase).

Vorm: A-B-C

De pass en trapvorm begint met inspeelpass van keeper A op keeper B die voor hem staat. Keeper B draait door en speelt de bal naar keeper C die hij/zij na het doordraaien voor zich heeft. Keeper C raapt de bal op met zijn handen. Vervolgens legt hij de bal weer neer en dribbelt met de bal aan de voet naar de begin positie.

Vorm: A-B-A-C

De pass en trapvorm begint met inspeelpass van keeper A op keeper B die voor hem staat. Keeper B kaatst de bal terug op keeper A, hij/zij neemt de bal aan en speelt de bal op keeper C die de bal opraapt met zijn handen. Vervolgens legt hij de bal weer neer en dribbelt met de bal aan de voet naar de begin positie.

Coachelement:

De nadruk bij de pass en trapvorm ligt op een goede inspeelpass en vooractie, dit houdt in; - Juiste snelheid, de ontvanger moet de bal gemakkelijk kunnen controleren.

- Juiste been van degene die de bal ontvangt, been dat verste weg is van de situatie. - Vooractie maken (van de bal weg) en in de bal komen als de bal klaarligt om in te spelen

(naar de bal toe).

Als trainer stimuleer je de groep vooral de noodzaak van een goede inspeelpass en welke invloed dit kan hebben in de wedstrijd. Afhankelijk van het niveau van de groep is het belangrijk om de

noodzaak van een goede vooractie te benoemen en hierop te coachen. De coaching op een goede aanname is vooral gericht om vervolgens het spel te kunnen verplaatsen of te versnellen.

Moeilijker/makkelijker maken oefening:

Moeilijker: De oefeningen kan moeilijker gemaakt worden door de afstand te vergroten tussen het tweetal. Bij het gooien beginnen we onderhands, mocht dit goed gaan dan kan de slingerworp bovenhands worden aangeleerd, waarbij het belangrijk is dat de arm langs het oor gaat en wordt nagewezen.

Makkelijker: De oefening is makkelijker te maken door de afstand te verkleinen tussen het tweetal. Daarnaast is het onderhands gooien voldoende en is slingerworp niet van toepassing.

6.2 Oefening 2

Uitleg

In deze oefening leert de keeper zowel het na coachen van de bal als het verwerken van een bal nadat hij/zij de bal heeft tegen gehouden. Op deze manier leert de keeper de bal snel weer opnieuw in het spel te brengen na een redding.

Methodische stappen

De keeper rolt de trainer in, de keeper coacht kaats en krijgt van de trainer een bal naar zich toegespeeld. De keeper kaatst deze bal terug naar de trainer die vervolgens de bal links of rechts naast de keeper speelt (trainer geeft aan waar hij de bal speelt). De keeper klemt de bal, staat op en speelt de bal over de grond naar een andere keeper tussen twee pionnen in staat te wachten. Deze neemt de bal mee en sluit achteraan in de rij. De keeper die de oefeningen gedaan heeft komt tussen de pionnen te staan.

Coachelement

Als trainer is het belangrijk dat jij als trainer op de juiste snelheid en been wordt ingerold. De trainer moet dus duidelijk maken dat dit van groot belang is, ook tijdens wedstrijden. Daarnaast wil je als trainer de coaching “kaatst” van de keepers horen. Laat de kinderen dit maar overdreven

schreeuwen om sommige kinderen uit hun comfortzone te halen. De vervolg stap is dat ze moeten klaarstaan voor een lage bal links of rechts, zorg ervoor dat ze in de aangegeven keeperhouding staan (ligt door de knieën, op de voorvoeten, handen naast zich en een rechte rug). Als ze in deze houding staan, dan moeten ze insnijden en de bal zo snel mogelijk in bezit krijgen. Als dit gelukt is leggen ze de bal neer en spelen ze de bal in de voeten van de andere keeper.

Moeilijker maken

- Door de afstand te vergroten tussen de keeper die moeten worden ingespeeld en de keeper die de bal inspeelt.

- De bal iets harder in de hoek te schieten van de keeper op doel.

- Door niet aan te geven waar de bal komt (links of rechts). LET OP: als je dit doet, dan de bal wel dermate rustig spelen dat de keeper kan reageren.

6.3 Wedstrijd 1

Uitleg:

De keepers worden verdeeld in tweetallen. Als tweetal kan je punten scoren door doelpunten te scoren tijdens het afwerken en ballen tegen te houden als er afgewerkt wordt. Er staat telkens een tweetal op doel, dit tweetal keept om de twee schoten. Elk tweetal heeft 1,5 minuut de tijd om zoveel mogelijk ballen tegen te houden. De bal wordt ingespeeld door Keeper A, de coach kaatst de bal terug en Keeper A werkt af.

Spelregels:

- Als je een doelpunt maakt verdien je 1 punt.

- Als je als keeper een doelpunt tegenhoudt verdien je 2 punten.

- De bal mag niet binnen het afgezette gebied geschoten worden, gaat de bal toch in het doel, dan telt deze niet.

6.4 Wedstrijd 2

Uitleg:

Om de traptechniek te verbeteren van de kinderen gaan we latje trap spelen. Belangrijk bij het omhoog krijgen van de bal is het doorzwaaien van het been en je lichaam tijdens het trappen een beetje naar achter buigen. De keepers kunnen punten halen door op de lat te schieten. Zo zijn er meerdere afstanden met verschillende punten die te verdienen zijn. Er worden drie afstanden uitgezet. Tot O10 teams gebruiken klein doel. Alle hogere teams gebruiken het grote doel. Afstanden verschillen ook. Mocht een keeper een stilliggende bal niet reden, dan mag deze met een rollende bal trappen.

Punten:

Teams tot O10 (klein doel): 1. 10 meter = 1 punt 2. 12 meter = 2 punten 3. 15 meter = 3 punten Teams boven O10 (groot doel):

1. 14 meter = 1 punt 2. 16 meter = 2 punten 3. 19 meter = 3 punten Totaal punten: 100 punten = 12 punten 90 punten = 9 punten 80 punten = 7 punten 70 punten = 4 punten 60 punten = 2 punten 50 punten = 1 punt

6.5 Wedstrijd 3

Uitleg

Tijdens wedstrijden komt het vaak voor dat je als keeper onder druk van een tegenstander wordt ingespeeld. De trainer speelt de bal op de keeper op het doel, vervolgens rent er een andere keeper op de keeper op doel af om hem onder druk te zetten. De keeper op doel neemt de bal aan en passt de bal in 1 van de 3 doeltjes die allemaal iets verder staan en ook verschillende punten hebben. De keeper op doel pakt zijn bal en sluit achteraan in de rij en de keeper die druk heeft gezet is de volgende die de oefening gaat uitvoeren.

De afstand van het doeltjes zijn: - 16 meter

- 20 meter - 24 meter Spelregels:

- De keeper die druk zet gaat druk zetten op signaal van de trainer, niet eerder. - Je kunt alleen punten scoren als je scoort in 1 van de doeltjes.

Punten

- Scoren op doeltje van 16 meter = 1 punt - Scoren op doeltje van 20 meter = 2 punten - Scoren op doeltje van 24 meter = 3 punten Totaalaantal punten 100 punten = 20 punten 90 punten = 18 punten 80 punten = 16 punten 70 punten = 14 punten 60 punten = 12 punten 50 punten = 10 punten

In document Keepers eventplan Soccer Camps United (pagina 59-64)