• No results found

Visie van de raad

In document Werken zonder Armoede (pagina 117-120)

In de vorige hoofdstukken zijn de verschillende knelpunten beschreven waardoor werkenden in armoede kunnen verkeren en zich daar niet of zeer moeilijk uit kunnen ontworstelen. In dit hoofdstuk worden de visie en uitgangspunten van de raad

geformuleerd. De visie vormt het vertrekpunt voor de aangrijpingspunten voor beleid en aanbevelingen die in hoofdstuk 7 worden geformuleerd.

Visie

Voor het intreden van de coronacrisis verkeerden bijna 220.000 volwassenen (18-64 jaar) met betaald werk als belangrijkste inkomensbron, onder de armoedegrens. Dit aantal is het afgelopen decennium gestegen en de verwachting is, afgezien van de mogelijke gevolgen van de coronacrisis, dat dit aantal (in absolute zin) zal blijven stijgen. Werkenden vormen een grootste groep binnen de totale groep mensen in armoede. Binnen de totale groep werkenden zijn de werkende armen echter een relatief kleine groep (4,6 procent). Armoede onder werkenden concentreert zich bij enkele groepen, waarmee hoogrisicogroepen ontstaan met aanzienlijk hogere

armoedepercentages.

Armoede heeft negatieve gevolgen voor het leven van het individu, het huishouden en de maatschappij. De armoede raakt daarmee niet alleen de werkende maar heeft bijvoorbeeld ook een negatieve invloed op de ontwikkeling van de kinderen die in dat huishouden opgroeien. De negatieve gevolgen treden vooral op bij langer durende armoede. In een eerder advies over de gevolgen van armoede voor kinderen heeft de SER hierover al grote zorgen geformuleerd. Deze zorgen zijn onverminderd actueel.

Verder wijst de raad op de negatieve gevolgen van armoede (en schulden) voor de uitvoering van betaald werk, onder andere in de vorm van stress en ziekteverzuim. Voor de werkgever kan werken in armoede leiden tot productiviteitsverlies van werknemers, tot extra kosten en soms ook noodzakelijke zorg.

De raad onderschrijft de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties waarin het bestrijden van armoede als eerste doelstelling is opgenomen. De doelstelling om armoede in 2030 te halveren vraagt om concrete ambities die richting geven aan beleid en uitvoering. Nederland scoort overigens relatief goed op meerdere terreinen volgens de meest recente Nederlandse SDG-rapportage, maar dat betekent niet dat er niet meer te doen is. De groei van het aantal werkende armen moet worden gestopt en het aantal werkende armen moet stapsgewijs worden verminderd. Een eerste grote stap in het behalen van de doelstelling is te zorgen dat werkenden voldoende inkomen genieten.

Prioritair is verder het terugdringen en voorkomen van langdurige armoede. De raad vindt het van groot belang dat de hoog risicogroepen van werkenden perspectief houden om zich te kunnen ontworstelen aan de situatie van langdurige armoede. Ook moeten nieuwe generaties voldoende weerbaar worden gemaakt, zodat er steeds minder

situaties van werken in armoede ontstaan. De inzet moet zich richten op het doorbreken van intergenerationele armoede.

De raad vindt het gewenst om de trend te keren. In de praktijk loont werken niet altijd.

Werkenden moeten ervaren dat het werken loont en dat werk voldoende garantie tegen armoede biedt. De raad vindt dat werk in huishoudens altijd voldoende garantie tegen armoede moet zijn in combinatie met inkomensbeleid van de overheid. Het hebben van betaald werk is voor velen een voorwaarde voor een goed leven met

ontplooiingsmogelijkheden, status en sociale contacten. De waardigheid van werk en het gevoel zelf in basisbehoeften en onderhoud te kunnen voorzien is voor werkenden van

groot belang. Bij veel werkende armen is deze waardigheid in het geding. Aspecten van armoede kunnen overigens ook huishoudens met een inkomen boven de armoedegrens raken. Dat betekent dat het beleid zich niet moet beperken tot groepen precies op of onder de armoedegrens.

Er is een gerichte inzet nodig op het tegengaan van zowel kortdurende als langdurige armoede. De gevolgen van armoede op de korte termijn moeten worden voorkomen en de gevolgen op de langere termijn moeten worden verminderd. Zowel kortdurende als langdurige armoede vraagt om het wegnemen van structurele oorzaken. In deze verkenning is geconstateerd dat er de nodige dynamiek is rondom werk en armoede.

Meer dan de helft van de werkenden weet binnen een jaar boven de armoedegrens uit te komen. Een deel van deze groep krijgt echter wel opnieuw te maken met armoede.

Tijdelijke armoede kan ook doorwerken in achterstanden op langere termijn, zowel voor de persoon die het betreft als zijn of haar gezin. Bij een ander deel van de werkenden, zoals jongeren die aan het begin van hun loopbaan nog geen economische

zelfstandigheid weten te bereiken, zijn de gevolgen van minder lange duur. Anderen weten zich via ander, beter betaald werk, aan de armoedesituatie te ontworstelen.

Ook kan sprake zijn van tegenslag in de persoonlijke sfeer waar veel mensen in een levensloop mee te maken kunnen krijgen. Onverwachte levensgebeurtenissen hebben soms directe gevolgen voor het werk en het inkomen dat kan worden gerealiseerd. Voor sommige werkenden zijn die gevolgen groter dan voor andere. Hoe weerbaarder en beter voorbereid deze mensen (of huishoudens) zijn, hoe beter zij uit (tijdelijke) armoede zullen weten te ontsnappen. Het is dan ook van groot belang om mensen weerbaar te maken voor dergelijke tegenslagen, waardoor de impact van korte duur is en niet onnodig groot wordt.

Helaas is er in Nederland ook sprake van situaties van langdurige armoede onder

werkenden, waarbij het inkomen op huishoudniveau niet of onregelmatig het niveau van het sociaal minimum haalt. Bij langer durende armoede is meestal sprake van een ongunstige situatie van specifieke baankenmerken, persoonskenmerken of

huishoudkenmerken. Er zijn ook combinaties van deze ongunstige kenmerken en zodoende kan er sprake zijn van een stapeling van risico’s. Een armoedesituatie die langer dan een jaar duurt heeft grote kans om uit te monden in langdurige armoede.

Ook herhaalde perioden van armoede komen voor en zijn als problematisch te duiden.

Omdat de negatieve effecten van armoede- zowel voor het individu als samenleving- vooral optreden in situaties van langdurige armoede vindt de raad dat het verminderen van langdurige armoede bij werkenden grote prioriteit verdient. Beleid en ondersteuning zal zich daarbij moeten richten op zowel het inkomen van de werkende, de kwaliteit van het werk als een goede dienstverlening.

Duidelijke rollen en gezamenlijke opgave

Sociale partners en de overheid moeten samen bevorderen dat werk de moeite waard is en blijft. Meedoen op de arbeidsmarkt is belangrijk en werk draagt bij aan gevoelens van waardigheid. Voor werkenden die een inkomen op of rond de armoedegrens verdienen is het bevorderen van voldoende en een zeker inkomen een gezamenlijke opgave. Het moet ook duidelijk zijn wie aan zet is. De landelijke overheid kan worden aangesproken op systeemverantwoordelijkheid. Er kan via landelijk beleid worden gestuurd via beter en minder schadelijk inkomensbeleid, wettelijke voorschriften waaronder gewerkt wordt, het ontzorgen van burgers (in geval van fiscale

maatregelen), verbeteren van de informatievoorziening en bovenlokale dienstverlening e.d. De gemeenten spelen een belangrijke rol bij het zo veel als mogelijk dempen van

de gevolgen van armoede. Zij zijn de aangewezen partij om mensen te ondersteunen bij de weg uit armoede en kunnen in principe maatwerk bieden voor individuele situaties.

Onderdeel hiervan is het beter laten aansluiten van activeringsmaatregelen bij het voorkomen en oplossen van schulden. Ook kunnen gemeenten zelf in beleid en uitvoering zorgen voor soepele overgangen tussen werk en uitkering, een belangrijk knelpunt bij werkende armen. Daarnaast zijn de werkgevers aan zet. Werkgevers kunnen worden aangesproken op het meehelpen voorkomen van langdurige armoede.

Vroegtijdige signalering, het bespreekbaar maken van deze problematiek en het aandragen van praktische oplossingen dragen hier beslist aan bij. De vakorganisaties doen al het nodige voor leden met geldzorgen. Het zou goed zijn als die inzet en dienstverlening goed is verbonden met de inzet van andere partijen, bijvoorbeeld op lokaal niveau. Tot besluit, de werkenden zelf moeten zich naar vermogen inzetten om via werk voldoende inkomen te realiseren, door voldoende uren te werken als dat mogelijk is. Anderzijds moeten zij zelf tijdig in actie komen als financiële problemen ontstaan.

Geen simpele oplossingen maar wel vele verbeteringen mogelijk

De gestage langjarige groei van het aantal werkende armen is een gevolg van complexe directe en onderliggende oorzaken. Er is dan ook geen ‘silver bullet’, ofwel een simpele oplossing die grote positieve gevolgen heeft. Wel kan door een langjarige inzet op vele onderdelen tegelijk een betekenisvolle reductie van het aantal werkenden in armoede in gang worden gezet en kunnen praktische verbeteringen worden gerealiseerd voor degenen die het treft.

De raad zoekt de verbeteringen die kunnen leiden tot een reductie van het aantal werkende armen primair in het domein van de arbeidsmarktpositie, het inkomen van werkenden, in samenhang met oplossingen in de sfeer van werk en de dienstverlening aan deze groep. De problematiek van werken in armoede vraagt om oplossingen op zowel de korte als langere termijn. Voor de kortere termijn moet worden ingezet op het verminderen van diverse praktische knelpunten en het dempen van de gevolgen van tijdelijke armoedesituaties. Voor de wat langere termijn moeten vooral stappen worden gezet in de vereenvoudiging van inkomenssystemen en het bieden van werk en

inkomenszekerheid die voldoende en duurzaam bestaanszekerheid oplevert.

Het beleid moet inspelen op de heterogeniteit van de brede groep werkende armen. Dat beperkt het kunnen doen van generieke beleidsaanbevelingen. Wel benadrukt dit het belang van een op maat gesneden beleid. Gebleken is dat verschillende beleidsterreinen die weliswaar los staan van de arbeidsmarkt toch - direct of indirect - kunnen ingrijpen op de problematiek van werken in armoede. Gemeend wordt dan ook dat deze

aanpalende terreinen altijd van betekenis zijn bij een effectieve bestrijding van de armoedeproblematiek onder werkenden. Alleen inkomensondersteuning is niet voldoende om mensen uit armoede te helpen, er is bijvoorbeeld ook aandacht voor goedkope woningen, werkgelegenheid en goed onderwijs. Er worden in deze verkenning ook meer systemische knelpunten in relatie tot werk en armoede geduid, hierbij merkt de raad op dat beleidsopties een goede afweging in een breder verband vereisen. Beleid gericht op armoedebestrijding onder werkenden moet niet resulteren in meer niet-werkende armen. Er kan namelijk sprake zijn van communicerende vaten.

In document Werken zonder Armoede (pagina 117-120)