• No results found

Samenvattende conclusies

In document Werken zonder Armoede (pagina 41-44)

2. De problematiek van werkende armen; trends en ontwikkelingen

2.6 Samenvattende conclusies

Armoede is geen eenduidig begrip en blijkt afhankelijk van veel factoren. Een laag inkomen van een werkend persoon is wel een indicatie voor armoede, maar of deze persoon tot de werkende armen wordt gerekend hangt af van het totale

92Maurits, E.(2020) Contract na de WW. Amsterdam, UWV Afdeling Arbeidsmarktinformatie en -advies.

93CBS (2019) Armoederisico in 2018 gelijk gebleven. Den Haag, Centraal Bureau voor de Statistiek.

Online publicatie, 9-12-2019.

94CBS (2017) Trends in de financiële gevolgen van een echtscheiding. Sociaaleconomische trends, 2017/3. Den Haag, Centraal Bureau voor de Statistiek. Publicatie 20-2 2017.

95Dorresteijn, M. van (2014) Enorme inkomensval voor mantelzorgers. Zorgvisie. Online publicatie 12 september 2014.

96Ojen, H. van (2011) Rouw en werk. Explorerend onderzoek naar re-integratie van nabestaanden.

Leiden, Bureau Astri.

97SCP/CBS (2018) Emancipatiemonitor 2018. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.

98SCP (2018) Als werk weinig opbrengt. Werkende armen in 5 Europese landen en 20 Nederlandse gemeenten. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.

huishoudensinkomen. Het inkomen van een (werkende) partner is dus ook zeer

relevant. In bepaalde huishoudtypen lopen werkenden meer risico op armoede. Dit geldt voor met name eenoudergezinnen, alleenstaanden en werkenden met huisgenoten die geringe inkomsten generen.

Armoede heeft negatieve effecten op verschillende leefgebieden van betrokkenen en op de maatschappij als geheel. De effecten treden op de korte termijn op, maar kunnen ook langdurige doorwerking hebben op de persoon en zijn of haar gezinsleden. Bij werkende armen geldt dat financiële problemen een direct effect kunnen hebben op hun relatie met de werkgever. De Nederlandse samenleving hecht sterk aan het hebben van werk. Werk brengt volgens gangbare theorieën ook allerlei positieve effecten voor betrokkenen met zich mee. Maar als werk te weinig oplevert, blijkt dit voor de groep van werkende armen sterk negatieve effecten te hebben op gevoelens van waardigheid en zelfrespect. Werk brengt deze werkenden moreel en materieel niet altijd vooruit; zij hebben niet het gevoel zelf in hun basisbehoeften en onderhoud te kunnen voorzien.

Armoede komt in Nederland onder zo’n acht procent van de huishoudens voor.

Werkende armen vormen bijna een derde van de volwassenen in armoede. Binnen het totaal van het aantal werkenden gaat het om relatief beperkte aantallen die risico op armoede lopen. Toch is er ook een groep werkenden waarvoor dit beeld niet opgaat. Met name onder de werknemers in deeltijd, de oproepkrachten/werkenden zonder vaste uren en de zelfstandigen is het aandeel armen hoog. Onder de laatstgenoemde

categorie is het armoederisico met name groot onder de zelfstandigen zonder personeel.

Een op elke acht zzp’ers kampt met armoede.

Over enkele decennia bezien stijgt het aandeel werkende armen gestaag. Bij opgaande conjunctuur kan het aantal tijdelijk dalen, maar er zijn structurele factoren aanwezig waardoor economische groei alleen niet voldoende zal zijn om de groei van het aantal werkende armen te stuiten. Daar komt bij dat de huidige economische crisis als gevolg van het coronavirus velen in financiële problemen brengt. De precieze impact is nog niet te duiden, maar duidelijk is wel dat sommige groepen werkenden zeer kwetsbaar zijn gebleken voor baan en/of inkomensverlies. Dit geldt met name voor jongeren die werken met een flexibel contract en personen met een migratieachtergrond.99

Voor het duiden van opties om het aantal werkenden in armoede terug te dringen zijn een aantal kenmerken en omstandigheden relevant. Hiervoor zijn al specifieke

baankenmerken en huishoudsamenstelling genoemd. Ook is gebleken dat opleiding hierin van betekenis is. Werkenden met een laag opleidingsniveau hebben een veel een grotere kans op weinig betaald en onzeker werk. Overigens speelt deze risicofactor vooral voor werknemers; bij zzp’ers behoort ook een groot deel van de hoger opgeleiden tot de arme werkenden. Voorts lopen werkenden met een migratieachtergrond relatief veel risico, met name arbeidsmigranten uit de Midden en Oost-Europese landen. Ook leeftijd doet ertoe, een aanzienlijk deel van de werkende armen is jonger dan 35 jaar.

Dit is overigens ook een groep die zich relatief vaak aan langdurige armoede weet te ontworstelen. De werkende armen zijn eveneens in een aantal specifieke sectoren relatief vaak aanwezig.

In dit hoofdstuk is beschreven dat er ook groepen zijn die met aspecten van armoede te maken krijgen, zonder dat zij tot de werkende armen worden gerekend. Een strikte focus op de groep op of onder de armoedegrens doet onvoldoende recht aan de beleving

99 Burema, F. e.a. (2020) De coronacrisis en de arbeidsmarktpositie van mensen met een migratieachtergrond. Amsterdam, Atlas voor gemeenten, november 2020.

van veel meer groepen werkenden, bijvoorbeeld met betrekking tot hun besteedbaar inkomen en de werking van systemen die erop zien hen vooruit te helpen. Armoede wordt door het SCP en het CBS uitgedrukt in een absoluut getal. Dat heeft

consequenties voor beleidsopties. Het betekent bijvoorbeeld dat om het cijfer werkende armen omlaag te brengen, oplossingen vooral gezocht zullen moeten worden in

varianten die zien op koopkrachtverbetering.

Wellicht de meest in het oog springende constatering van dit hoofdstuk is dat de groep werkende armen erg heterogeen is qua samenstelling. Zij zijn voor de buitenwereld niet altijd duidelijk herkenbaar en soms ook onbereikbaar voor generiek beleid. Daarbij komt dat er een grote dynamiek rondom armoede is. Bezien over meerdere jaren zijn er grote groepen mensen tijdelijk in armoede stromen. Een aanzienlijk deel van de mensen die in armoede instroomt stroomt binnen een jaar weer uit armoede. Daarna worden de

kansen op uitstroom snel kleiner. Het probleem van armoede is nijpender wanneer sprake is van langdurige armoede. Een groep – tussen de twee en drie procent – ziet zich gesteld voor langdurige armoede. Hoewel het risico onder werkende armen op een langdurige armoede relatief klein is – in elk geval in vergelijking tot de totale arme bevolking – loopt nog altijd 25 procent van deze groep het risico om tenminste drie jaren in een situatie van langdurige armoede te verkeren. Daarbij is het risico op langdurige armoede vooral groot onder de groep zelfstandigen. Ongeveer de helft van de arme zelfstandigen verkeert in een langdurige situatie van armoede. Ook blijkt uit lokaal onderzoek dat werkende vrouwen en oudere werkenden een grotere kans hebben om langdurig met armoede te worden geconfronteerd.

Meer kennis over de dynamiek rondom werk en armoede kan nuttige informatie

opleveren voor effectieve interventies, voor het te voeren beleid en de meest passende uitvoering. Life-events en sterk wisselende inkomsten vormen eigenstandige

risicofactoren voor de combinatie van werk en armoede. Om wisselende inkomsten goed op te vangen en te vermijden dat dit leidt tot armoede is grote flexibiliteit van

inkomensondersteunende regelingen en sociale zekerheid gevraagd. Dit is een rode draad in de beschrijvingen in het hiernavolgende hoofdstuk.

Hoewel er al veel bekend is over de werkende armen zou op een aantal deelthema’s nog verdieping van cijfers en inzichten kunnen plaatsvinden. Er zijn nog witte vlekken in kennis over wie (en waarom) het wel of niet lukt om zich duurzaam aan armoede te ontworstelen, de verschillen tussen werkenden op de armoedegrens en werkenden net boven de armoedegrens, en welke deelgroepen werkende armen specifiek in bepaalde gemeenten en branches vertegenwoordigd zijn. Meer inzicht biedt mogelijkheden de ondersteuning beter af te stemmen op de juiste groep.

In document Werken zonder Armoede (pagina 41-44)