• No results found

Concrete knelpunten samenloop werk en Participatiewet/bijstand

In document Werken zonder Armoede (pagina 104-108)

5. Knelpunten bij verschillende groepen werkende armen

5.3 Samenloop werk en uitkering

5.3.3 Concrete knelpunten samenloop werk en Participatiewet/bijstand

Daarbij zijn verschillende situaties te onderscheiden. Een deel van bijstandsgerechtigden stroomt geheel uit de uitkering, zie figuur hieronder.

229Dorenbos, R. & J. Heemskerk (2020) Bijstandsgerechtigden op zoek naar werk. Den Haag, Platform31, pag. 21.

230Inspectie Werk en Inkomen (2011) Verkennende studie: “dat werkt”, ervaringen van mensen die zich aan uitkeringsafhankelijkheid hebben weten te ontworstelen. Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Figuur 5.6: Reden van uitstroom uit de bijstand 2019

Bron: Divosa (april 2020) Benchmark Werk & Inkomen jaarrapportage 2019

Jaarlijks stroomt ongeveer 10 procent van de bijstandsgerechtigden uit vanwege werk, zowel als werknemer of zelfstandige. Het merendeel van deze groep bestaat uit

personen die nog niet lang een uitkering hadden.231 Een deel van die uitstroom is binnen een half jaar opnieuw aangewezen op een bijstandsuitkering en 1 op de 5 werkhervatters is binnen een jaar opnieuw op een uitkering (WW of bijstand) aangewezen. Wie langer in de uitkering zat en gaat werken valt sneller terug.232

231Divosa (2019) Benchmark Werk & Inkomen Jaarrapportage 2018. Utrecht, Divosa. Hierbij moet worden vermeld dat een aanzienlijk deel van de bijstandsgerechtigden niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt vanwege gezondheidsproblemen of vanwege de persoonlijke omstandigheden. Zie:

Chkalova, K. (2017) Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt 2017. De focus op ongelijkheid. Den Haag, CBS/TNO. Een deel van de bijstandsgerechtigden met een lichamelijke of psychische

aandoening doet overigens wel parttime werk of vrijwilligerswerk. Van degenen die langdurig aaneengesloten in de bijstand zitten (> 5 jaar) stroomde in 2017 2 procent uit naar werk. Zie: CBS (2017) Uitstroom uit de langdurige bijstand. Den Haag, Centraal Bureau voor de Statistiek.

Alleenstaanden en alleenstaande ouders, ouderen, vrouwen en mensen met migratieachtergrond vormen het merendeel van degenen langdurig in de bijstand.

232Divosa (2019) Factsheet herinstroom in de bijstand. Utrecht, Divosa, webpublicatie.

Figuur 5.7: Herinstroom na uitstroom uit werk

Bron: Divosa factsheet herinstroom in de bijstand. Het betreft personen die tussen 2013 en 2017 zijn uitgestroomd uit de bijstand.

Een ander deel combineert werk en uitkering; gemiddeld acht procent krijgt bijstand als aanvulling op inkomsten uit werk. Over een jaar bezien heeft 21,4 procent van alle uitkeringsgerechtigden op enig moment in dat jaar inkomsten uit deeltijdwerk. Het totale bestand werkenden in een jaar is dus een groter deel van het uitkeringsbestand.

Het deel dat werkt wisselt nogal. Het gaat meestal om een kleine deeltijdbaan. Omdat deze bijstandsgerechtigden daarmee niet het voor hen geldende sociaal minimum verdienen, vult de gemeente hun inkomsten aan tot de bijstandsnorm. De gemiddelde inkomsten uit werk bedroegen in 2019 556 euro per maand. De wisselende inkomsten werken ook door in de administratieve uitvoering. Bij ongeveer 20 procent van alle bijstandsuitkeringen zijn er één of meer verrekeningen zijn per maand. Alleenstaande ouders en jongeren (27-40) jaar verrichten gemiddeld het vaakst parttime werk. 233

Parttime werk en uitkering

In meerdere gemeenten wordt erop ingezet om parttime werk naast de uitkering te stimuleren omdat dit een succesvolle strategie is om tot nog meer werkuren en zelfs volledige uitstroom te komen.234 Degenen die parttime werken, en vooral degenen die wisselende inkomsten hebben, lopen echter het risico financiële problemen te krijgen door bepalingen van de Participatiewet en de uitvoering daarvan door gemeenten.

Inkomsten uit werk moeten netto worden verrekend met de bijstandsuitkering. Vanuit de gedachte dat werk moet lonen kan inkomen uit arbeid voor werkenden ouder dan 27 jaar voor 25 procent buiten beschouwing worden gelaten bij de inkomenstoets voor de bijstand, met een maximum van 6 maanden en maximaal 215 euro per maand (bijna drie kwart van de gemeenten past deze mogelijkheid toe). Als binnen deze 6 maanden een periode niet wordt gewerkt loopt de 6 maanden termijn wel door. Na deze 6 maanden worden de inkomsten weer volledig gekort op de bijstandsuitkering. Het feit

233 Ibid.

234 Ibid.

dat de inkomsten na 6 maanden volledig worden gekort stuit in de praktijk op onbegrip bij de werkenden. Men went aan het inkomen en ontleent er enige zekerheid aan.

Veranderingen in de uitkering, zonder dat er in de situatie van de klant iets verandert, zijn verwarrend. Klanten met wisselende inkomsten geven geld uit dat later pas verrekend wordt en klanten wachten lang met het ondernemen van actie bij fouten (zoals een niet ontvangen uitkering) omdat zij in hun inkomstenverrekening niet kunnen lezen wat zij kunnen verwachten. Verrekeningen met vakantiegeld worden als bijzonder nadelig ervaren omdat zij het geld moeten afstaan aan de gemeente terwijl het vanuit de werkgever als een extraatje voor henzelf is bedoeld. 235 Het aflopen van de

inkomensvrijstelling na 6 maanden leidt ten slotte ook nog tot financiële nadelen doordat werkenden meestal ook extra kosten maken ten behoeve van het werk, zoals reiskosten en andere kleine kosten. Werken kost in dergelijke gevallen dan geld.

Wisselend werk in combinatie met de bijstand leidt tot late betalingen voor de

werkzoekende. De inkomsten moeten netto worden verrekend met de bijstandsuitkering over de maand waarin ze zijn verworven. Dit levert voor veel bijstandsgerechtigden uitvoeringsproblemen op.

Betrokkenen moeten namelijk zelf de inkomensgegevens aanleveren, al is het inmiddels mogelijk dat gemeenten in de polis administratie van UWV kunnen meekijken, hetgeen soms behulpzaam is voor de sociale dient om preciezer vast te stellen welke inkomsten feitelijk moeten verrekend. Bij wisselende inkomsten zijn de definitieve inkomsten pas aan het einde van de maand vast te stellen. In verband met betaaldata die eerder in de maand liggen moet de gemeente dan met fictieve bedragen rekenen. De netto

verrekening is bovendien relatief complex en gevoelig voor fouten. Bij te veel bijstand moet de gemeente verplicht terugvorderen. De verschillende betaaltermijnen en betaaldata (loon/ uitkering/ toeslagen) zijn problematisch (problematiek van de betaaldata speelt ook in het domein van werkgevers en werknemers met financiële problemen).

Onduidelijkheid en financiële problemen voor werkzoekenden ontstaan in dergelijke situaties door een samenspel van wetgeving (die op punten intern tegenstrijdig is) beleid (waar de focus vaak niet ligt op inkomenszekerheid maar op rechtmatigheid,) en uitvoering (waar keuzes worden gemaakt die nadelig kunnen uitpakken voor de burger, zoals de keus om een uitkering te blokkeren en pas uit te betalen als alle looninformatie binnen is – terwijl de burger geen invloed heeft op het moment dat de werkgever de loonstrook verstrekt.) Gemeenten ervaren een spanningsveld waarin zij op grond van de wet een exact bepaalde verrekening moeten uitvoeren maar tegelijkertijd de verplichting hebben het vangnet van de bijstand op tijd te geven.

Een bijzonder knelpunt in de wetgeving is dat er geen bijstand met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd. De bijstand wordt toegekend vanaf de dag van de melding. Het kan tot knelpunten leiden als er sprake is van korttijdelijk werk of

oproepwerk. Deze werkenden krijgen soms per week meer of minder uren toebedeeld, of toegezegde uren blijken aan het eind van de maand toch niet geheel gerealiseerd.

Daarmee is het pas aan het eind van de maand duidelijk dat er alsnog een claim op (aanvullende) bijstand gedaan moet worden. Het inkomensverlies trad dan eerder op maar over die periode bestaat geen recht op uitkering. Als daarbij de wettelijke beslistermijn van maximaal 8 weken wordt betrokken is makkelijk voorstelbaar dat

235Divosa (2017) Klantreis parttime werken in de bijstand. Utrecht, Divosa, webpublicatie van 15-6-2017.

werkenden zonder buffers hierdoor snel in financiële nood kunnen komen (de

gemiddelde, feitelijke beslistermijn is ongeveer 4 weken, wat overigens ook lang is voor degene waarvan het (lage) inkomen wegvalt en die geen buffers heeft om dit op te vangen in afwachting van een uitkering).

Tijdelijk werk en uitkering

Als het tijdelijk werk meer oplevert dan de bijstandsnorm vindt er geen aanvulling plaats. Als dit werk langer duurt dan 3 tot 6 maanden wordt de uitkering beëindigd. De meeste gemeenten beëindigen de uitkering na 3 maanden boven de norm, sommige gemeenten doen dit zelfs na 1 a 2 maanden. Wanneer het werk eindigt kan een recht op WW zijn ontstaan. Bij weinig arbeidsverleden zal dat een kortdurende WW van 3

maanden op minimumniveau zijn. In geval er te weinig weken zijn gewerkt voor een recht op WW valt betrokkene direct terug op bijstand. In beginsel moet dan een nieuwe aanvraagprocedure worden gestart. Dat is een tijdrovende administratieve handeling/

procedure. Degene die een Individuele inkomenstoeslag ontvangt van de gemeenten (een inkomensondersteuning voor wie meerdere jaren van een lager inkomen moet rondkomen zonder andere bronnen van inkomen), vervolgens aan het werk gaat maar toch terugvalt kan deze toeslag pas weer na enkele jaren opnieuw aanvragen. Specifiek met betrekking tot de groep arbeidsbeperkten (doelgroep banenafspraak) kan

werkhervatting tot gevolg hebben dat de indicatie moet worden herzien, en dat betrokkene te maken krijgt met andere begeleiders zoals jobcoaches.

In document Werken zonder Armoede (pagina 104-108)