• No results found

Ondersteuning van -en dienstverlening aan kwetsbare zzp’ers

In document Werken zonder Armoede (pagina 97-100)

5. Knelpunten bij verschillende groepen werkende armen

5.2 Zelfstandigen met risico op armoede

5.2.5 Ondersteuning van -en dienstverlening aan kwetsbare zzp’ers

Uit onderzoek van Platform 31 bleek dat slechts een enkele gemeente een beleid voert gericht op zzp’ers.210 Het gemeentelijk economisch beleid richt zich meestal vooral op vestigingsbeleid en het MKB. Geen van de onderzochte gemeenten houdt de

ontwikkeling van zzp’ers structureel bij en het is meestal niet bekend hoeveel zzp’ers werkzaam zijn binnen de gemeenten. Gemeenten observeren wel dat er waarschijnlijk een vrij grote groep ‘onzichtbare’ zzp’ers is, zij zijn niet in beeld bij lokale

ondernemersnetwerken en ook niet bij de gemeente. Gemeenten gaven aan dat zij behoefte hebben aan beter zicht op de zzp’ers; in welke sectoren zij werken, met welke uitdagingen zij te maken hebben en hoe de zzp’ers zijn te bereiken. 211 Dit speelt zowel in grote gemeenten als plattelandsgemeenten waar bijvoorbeeld veel zzp’ers in de agrarische sector werken. In een aantal gemeenten is een zzp-netwerk opgericht om deze zelfstandigen onderling meer te verbinden. Omdat er nog weinig inzicht is in de wensen en behoeften van verschillende zzp’ers is het vaak niet scherp voor gemeenten welke uitdagingen er voor het gemeentelijk beleid zijn.

Het gemeentelijke minimabeleid, dat is lokale inkomensondersteuning voor huishoudens onder of net boven het bestaansminimum, geldt ook voor zzp’ers. Er is onder zzp’ers een groot niet-gebruik van lokale inkomensondersteuning en andere participatie bevorderende regelingen zoals het Kindpakket.212 De belangrijkste reden voor het niet-gebruik is onwetendheid van zzp’ers over dergelijke regelingen van de gemeente en lokale armoedefondsen. Schaamte, taboe en de wens autonoom te willen zijn spelen eveneens een rol. Veel zelfstandigen gaan kortlopende, acceptabele schulden aan voor hun bedrijf. Maar die schulden lopen op als het bedrijf niet goed loopt, waardoor zowel zakelijke als privé uitgaven niet meer in verhouding staan tot de inkomsten.

De zzp’er die in zo’n situatie wel in actie komt en de weg naar regelingen weet te vinden loopt er soms tegen aan dat gemeenten vaak niet weten hoe om te gaan met het

bepalen van het inkomen van de ondernemer. Soms zijn ondernemers zelfs geen doelgroep. Gemeentemedewerkers vinden het ingewikkeld om te bepalen of de betreffende zzp’er recht kan hebben op ondersteuning via het minimabeleid.

Minimaregelingen kennen een draagkrachtmeting waarin het inkomen en vermogen wordt berekend. Het gaat uiteindelijk om het bepalen van een besteedbaar inkomen, dat vergelijkbaar moet zijn met een bijstandsnorm. Bij zzp’ers zal hierbij bijvoorbeeld het privé en bedrijfsvermogen moeten worden gescheiden. Ook wordt genoemd dat er bij gemeenten angst is om inkomensondersteuning langdurig in te zetten voor de zzp’er die enkel in een economische dip verkeert, daardoor plegen zij uiteindelijk alleen inzet op zzp’ers die structureel een laag inkomen hebben. Het inschatten van structurele

armoede onder zzp’ers wordt moeilijk gevonden en vraagt om voldoende kennis om de financiën van zzp’ers te doorgronden.213

209Amsterdamse Kunstraad (2019) Grenzen vervagen. Verkenning 2019. Amsterdam, Amsterdamse Kunstraad.

210Dorenbos, R. en B. Heebels (2017) Zzp’ers in middelgrote en plattelandsgemeenten, analyse en beleidsaanpakken. Den Haag, Platform 31.

211Het gebruik van de Tozo-regeling door lokale zzp’ers biedt gemeenten wel de kans om hierover meer informatie te verzamelen.

212In het SER-advies (2017) Opgroeien zonder armoede is dit niet-gebruik uitvoerig beschreven.

213Stimulansz (2019) Inkomensondersteuning voor zzp’ers. Online publicatie, website Stimulans.

Het minimabeleid alléén is voor zzp’ers onder de armoedegrens niet afdoende, er zullen ook maatregelen nodig zijn om het gezinsinkomen structureel te verhogen. Gemeenten bieden ondersteuning aan zelfstandigen met het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (Bbz). Dit is een vangnetregeling voor zelfstandigen en wordt uitgevoerd door

gemeenten. Het Bbz voorziet in een uitkering voor de kosten van levensonderhoud en/of een lening voor bedrijfskapitaal alsmede professioneel advies voor gevestigde of

startende zelfstandigen. Tot het begin van de coronacrisis begin 2020 hadden 3.600 personen een Bbz uitkering. Het aantal Bbz uitkeringen ademt mee met de stand van de conjunctuur.

Het Bbz kent hoge toegangsdrempels zoals het inkomen van de partner, een

urencriterium, en het overleggen van veel documenten en bewijsstukken. Onderdeel van het gebruik van het Bbz is de toets op levensvatbaarheid van het bedrijf. Men krijgt zo nodig het advies om te stoppen met het bedrijf. Het Bbz is echter vrijwel onbekend bij zzp’ers bleek uit onderzoek in 2018. Slechts 10 procent van de zzp’ers wist wat de voorwaarden zijn van deze regeling en voor wie hij is bedoeld.214 Wie dit vangnet wel weet te benutten heeft vaak te maken met lange doorlooptijden. Als een aanvraag voor Bbz wordt afgewezen, soms na 3 tot 9 maanden, geldt de aanvraagdatum bijstand voor start uitkering in plaats van de aanvraagdatum Bbz. Een en ander kan leiden tot de opbouw van inkomenstekorten.

Zelfstandigen lopen daarnaast tegen andere belemmeringen in ondersteuning aan waar werknemers en anderen niet of minder last van hebben. Zo zijn kwijtschelding

gemeentelijke belastingen, gratis schuldhulp, maatschappelijk werk, juridisch loket, hulp bij administratie en financiën niet altijd beschikbaar voor ondernemers. Soms wordt hierin door private partijen of vrijwilligersorganisaties voorzien. De meeste gemeenten hebben voor particulieren een integrale aanpak ontwikkeld waarbij maatschappelijk werk, de gemeentelijke schuldsanering, vrijwilligersorganisaties en lokale partijen intensief samenwerken en gezamenlijk kijken hoe iemand het beste geholpen kan worden. Bij ondernemers en zzp'ers wordt echter een andere aanpak gekozen zonder hierbij de gebruikelijke ketenpartners te betrekken. Weliswaar is er extra kennis nodig om een zzp’er goed te kunnen helpen, maar de gebruikelijke ketenpartners kunnen ook een belangrijke rol spelen. Deze rol ontbreekt nu vaak bij zzp’ers.215

Zelfstandigen met schulden, een steeds grotere groep, krijgen maar mondjesmaat toegang tot gemeentelijke schuldhulpverlening. Er is al langere tijd verwarring of verkeerde beeldvorming over de openstelling van schuldhulpverlening voor zelfstandig ondernemers. In veel gemeenten is de toegang tot schulddienstverlening voor

zelfstandigen nog zeer beperkt geregeld.216 De wet gemeentelijke schuldhulpverlening heeft echter als uitgangspunt een brede toegankelijkheid, maatwerk en het niet bij voorbaat uitsluiten van groepen. Gemeenten mogen niemand de toegang tot

schuldhulpverlening ontzeggen enkel vanwege het feit dat hij of zij een koophuis heeft, geen inkomen heeft, of als zelfstandige een onderneming.217 Feit is wel dat het in sommige gemeenten om kleine aantallen gaat en een complexe materie betreft. Het

214ZZP Nederland (2018) Gemeentelijke vangnetregeling zelfstandigen onbekend. Stichting ZZP Nederland, Online publicatie, mei 2018.

215Gebaseerd op een bijdrage van directeur Overrood tijdens een praktijksessie bij de SER (mei 2019).

216Bunt, S. (2018) Alle hens aan dek om zelfstandig ondernemers met schulden te helpen. In: Sociaal Bestek (december 2018), pag. 44 e.v.

217Stimulansz (2019) Zelfstandig ondernemers en schuldhulpverlening. Online publicatie, website Stimulans.

saneren van schulden kan via het Bbz door middel van een bedrijfssaneringskrediet of in een combinatie met schuldbemiddeling. Het Bbz kent zeer strikte toegangsdrempels (bijvoorbeeld een ondernemers met een partner met inkomen boven bijstandsniveau komt niet in aanmerking, en mensen die niet voldoen aan het urencriterium van 1225 uren ook niet) en bijna de helft van de aanvragen voor een Bbz krediet wordt

uiteindelijk afgewezen. De kosten van schulddienstverlening bedragen gemiddeld 3.000 euro per traject, en worden ofwel door een gemeentelijke afdeling uitgevoerd of

uitbesteed aan particuliere bureaus. Als de ondernemer deze zelf moet betalen werpt dit drempels op voor het zoeken van hulp. Het leidt ertoe dat het probleem erger wordt of zelfs afziet van hulp. Dat speelt vooral in gevallen waarin op ander inkomen in het huishouden kan worden teruggevallen. De schulddienstverlener komt daarmee niet in beeld. En er is een risico op onnodig bedrijfsbeëindiging.

Een aantal gemeenten kiest ervoor om dit wel betalen, eventueel door middel van een vergoeding naar rato van draagkracht. Dit vanuit het besef dat de maatschappelijke kosten van schulden en faillissement van de ondernemer uiteindelijk veel hoger zijn. In 2015 bleef bij ongeveer 9.000 faillissementen 4,4 miljard aan schulden onbetaald.218 Gemeenten die faillissement of bedrijfsbeëindiging voorkomen kunnen hiermee besparen op de kosten van bijstandsuitkeringen. Het voortzetten van een bedrijf is voor bepaalde groepen dan een betere optie dan terugval in de bijstandsuitkering en jarenlang aflossen van schulden. 219 Doorstart van het bedrijf levert aldus mede besparingen op in andere domeinen waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn.

218Zie Memorie van Toelichting Wet modernisering faillissementsprocedure. Parlementaire Monitor, 15 juni 2017.

219Een deel van de zzp’ers waar het hier over gaat was zzp’er omdat zij geen vaste baan kon vinden vanwege hun leeftijd of de markt waarin zij werkzaam waren. Hun inkomen als zzp’er lag veelal boven bijstandsniveau.

In document Werken zonder Armoede (pagina 97-100)