• No results found

Meer inkomensherverdeling maar niet meer te besteden

In document Werken zonder Armoede (pagina 52-55)

4. Waar lopen werkende armen tegen aan?

4.1 Inkomen en inkomensondersteuning van werkende armen

4.1.1 Meer inkomensherverdeling maar niet meer te besteden

In hoofdstuk 2 is geconstateerd dat Nederland relatief veel deeltijdbanen kent en een groeiend aantal zzp’ers met lagere inkomens, waardoor het aantal werkende armen toeneemt. Mede hierdoor is de primaire inkomensongelijkheid in de afgelopen twintig jaar toegenomen. Deze inkomensongelijkheid wordt in Nederland gecorrigeerd via een uitgebreid stelsel van herverdelende uitkeringen, belastingen, heffingskortingen en toeslagen. Deze herverdeling leidt voor grote groepen werkenden tot een hogere

marginale druk die (meer uren) werken ontmoedigt. In deze paragraaf worden gevolgen van de inkomensverdeling en het stelsel van herverdeling voor werkende armen

beschreven.

Het besteedbaar inkomen in Nederland is in de periode 2007-2017 nauwelijks

toegenomen, ondanks perioden van economische groei. In bijna veertig jaar tijd is de economische groei steeds minder terechtgekomen bij huishoudens in de vorm van extra besteedbaar inkomen. Vooral na de eeuwwisseling is het gat sterk gegroeid. Deze beperkte toename van het besteedbaar inkomen vergroot het risico op armoede onder werkenden, met name omdat de gemiddelde vaste lasten in het afgelopen decennium wel zijn gestegen.107 In de kabinetsperiode 2017-2021 zijn diverse maatregelen doorgevoerd die de marginale druk tussen het minimumloon en modaal hebben verlaagd. In het bijzonder gaat het daarbij om een extra opbouwtraject in de

arbeidskorting, verhogingen van de maximale arbeidskorting, het aanpassen van IB-tarieven, het vervangen van de harde inkomensgrens in de huurtoeslag door een geleidelijke afbouw, het intensiveren van de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget.

107Nibud (2020) Huidig inkomensondersteuningssysteem onvoldoende om armoede tegen te gaan.

Besteedbaar inkomen ook beperkt door lastenverzwaringen op arbeid

Tussen 2007 en 2017 stegen de belasting- en premieopbrengsten in Nederland sterker dan het EU-gemiddelde.108 Dit is deels ten gevolge van het begrotingstekort dat

ontstond tijdens de kredietcrisis. Figuur 2 laat zien dat de lastenverzwaring in Nederland vooral terecht kwam bij de directe belastingen en de sociale premies. De hogere directe belastingen kwamen nagenoeg volledig voor rekening van de loon- en

inkomstenbelasting. Als gevolg hiervan drukte de lastenverzwaring vooral op de factor arbeid, wat ten koste ging van de koopkracht van huishoudens. Een hoge belastingdruk voor werkenden heeft negatieve gevolgen voor de arbeidsparticipatie, wanneer deze via een hogere marginale druk (meer uren) werken minder aantrekkelijk maakt.

Figuur 4.1: verandering belasting- en premieopbrengsten tussen 2007 en 2017

Bron: Bolhuis, W. (2019) Nederlandse belastingopbrengsten stegen harder dan gemiddeld in Europa, ESB.

De stijging van de lasten op arbeid is duidelijk zichtbaar in figuur 2. Deze worden, veroorzaakt door de oploop van de premies Zorgverzekeringswet, de loon- en

inkomstenheffing en de premies werknemersverzekeringen. Ook de komende decennia leiden stijgende zorgkosten tot hogere lasten op arbeid. Deze verwachte hogere lasten op arbeid zullen bij ongewijzigd beleid de toekomstige arbeidsparticipatie negatief beïnvloeden, wanneer door een hogere belastingdruk (meer uren) werk wordt ontmoedigd.109

Zowel de OESO als het CPB signaleren dat de Nederlandse loonkostenontwikkeling achtergebleven is bij de groei van de arbeidsproductiviteit.110 In figuur 4.2 staat de ontwikkeling van de contractlonen van cao’s weergegeven ten opzichte van de

loonkosten per uur voor werkgevers. In bijna alle jaren is sprake van hogere loonkosten ten opzichte van de beloning die werknemers ontvangen. Dit betekent dat stijgende loonkosten niet volledig worden doorgegeven in de netto beloning, maar ook verlopen via aanpassingen van sociale premies of zorgkosten.

108Bolhuis, W. (2019), Nederlandse belastingopbrengsten stegen harder dan gemiddeld in Europa.

Economische-Statische Berichten (ESB), 8 augustus 2019.

109 Hier tegenover staat een bovengemiddelde bescherming tegen werknemersrisico’s (werkloosheid, arbeidsongeschiktheid), zorgkosten die door de persoon zelf gedragen worden en een omvangrijk pensioenstelsel.

110SER (2020) Volatiliteit Nederlandse economie nader bezien. SER-verkenning 20/01. Den Haag, Sociaal-Economische Raad.

Figuur 4.2: Ontwikkeling cao-lonen en loonkosten per uur, 2010-2019

Bron: CBS (2020), statline

Via ondersteuning in de loonkosten probeert de overheid het voor werkgevers

aantrekkelijker te maken om mensen die anders moeilijk aan de slag komen, een kans te geven. Door tijdelijke financiële ondersteuning voor werkgevers worden

mogelijkheden gecreëerd voor mensen die een ‘opstapje’ nodig hebben naar een reguliere baan. Deze tijdelijke financiële ondersteuning, gericht op reguliere banen bij reguliere werkgevers, werkt het meest effectief als het gericht is op werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deze werkzoekenden hebben meer begeleiding nodig als ze beginnen met werken en hebben meer tijd nodig om zich in te werken en zo hun kennis en vaardigheden weer op peil te brengen.111

Belastingwig: groot verschil brutoloonkosten en nettoloon werknemer

Ook in internationaal perspectief heeft Nederland een hoge wig op arbeidsinkomen, zo blijkt onder meer uit de landenanalyse van de Europese Commissie uit 2018 (zie figuur 4.3). De belastingwig is het verschil tussen de loonkosten voor de werkgever en het nettoloon dat de werknemer ontvangt.

111CPB (2016) Kansrijk arbeidsmarktbeleid Deel 2. Den Haag, Centraal Planbureau.

Cao-lonen per uur, excl. bijz. beloningen Loonkosten per uur

Figuur 4.3: De wig op arbeid in verschillende EU-landen in 2016 (verplichte afdrachten)

Bron: Europese Commissie, Landverslag Nederland 2018

De gemiddelde lastendruk op arbeid in Nederland behoort tot de hoogste in de EU, vooral door de verplichte niet-fiscale afdrachten zoals premies voor

werknemersverzekeringen, pensioen- en ZVW-premies. Hierdoor hebben Nederlandse werkgevers hogere loonkosten, terwijl Nederlandse werknemers netto minder te besteden hebben.112 Dit drukt het inkomen van werkenden, waardoor het risico op armoede voor sommige werkenden toeneemt.113

In document Werken zonder Armoede (pagina 52-55)