• No results found

Zonder vergunning van het betrokken Hoofd van Plaatselijk Bestuur (of bemoeienis van den rooimeester) mag worden

In document POLITIEBEPALINGEN VERZAMELING (pagina 189-195)

ver-a. al wat behoort tot het gewoon onderhoud, als pleisteren,

witten, teren en verven; •

b. kleine herstellingen of vernieuwingen, waaronder gerekend

— 178 —

worden : het uitbreken of herstellen van scheuren in metselwerk, het herstellen of vernieuwen:

I e . van vloeren, mits zonder hooger leggen er van ;

2e. van beweegbare deelen van ramen en deuren, beschieting, alsmede dakbedekking met inbegrip van dakribben en panlaUen, mits daarbij niets aan de inrichting van het dak worde veranderd en geen zwaardere soort van dek-kingsmateriaal worde aangebracht ;

•3e. van plafonds en vloerplanken ;

4e. van goten en riolen, van afdaken, die niet op stijlen rus-ten of marquisen alleen door consoles gedragen, 'van for-nuizen en waterbakken in woonhuizen en van metalen en houten vaste en beweegbare hekwerken of afsluitingen of alleen staande muren zonder iets aan de inrichting daar-van te veranderen.

o. het aanbrengen van kleine verbeteringen als het verplaatsen of aanbrengen van lichtopeningen, van geene. grootere opper-vlakte dan i/4 D meter en van afdaken eu marquises door consoles gedragen, niet meer dan 0.60 meter buiten den muur uitstekende en geheel binnen de rooilijn vallende;

d. het (klarstellen van niet uit metselwerk bestaande e n ' . n i e t langs rooilijnen vallende erfscheidingen ;

e. het sloopen van gebouwen, behalve' de dakbedekking, alleen uit bamboe, kadjang en dergelijke materialen bestaande, waar-bij muurtjes als bedoeld in art. 5 alinea 4 buiten rekening blijven.

Artikel 3.

Het bepaalde bij art. 1 en het volgende artikel is niet van toepassing :

I e . op bouwwerken van Gouvernementswege uit te voeren, zoomede van wege Zijne Hoogheid den Sultan van J o g -jakarta en den Pangeran Adipati Pakoealam.

2e. op woningen van Inlanders, welke geene gemetselde fun-deering hebben, welke in kampongs en dessa's, niet langs de door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur aangewezene rijwegen gelegen zijn en op die', welke niet geheel of gedeeltelijk van steen opgetrokken zijn, wordende eene eenvoudige op den grond liggende rollaag niet als g e -metselde fundeering beschouwd. (1).

Artikel 4.

Voor de in art. 1 bedoelde hoofdplaats wordt door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur een rooimeester aangesteld, die ter

(1) Zie rte Aanwijzing dier wegen in Afdeeling I I onder No. VIII.

— 179 —

voorkoming van ongelukken, toezicht houdt op den toestand der bestaande gebouwen en bouwwerken en op bet bouwen en af-breken i.i liet algemeen, en die verder Waakt:

a. dat nii t gebouwd worde buiten de zoogenaamde rooilijnen, dat zijn de grenzen van openbare wegen en wa'eren.

b. dat geen bouwwerk worde ondernomen, dat de buurt of wijk zou ontsieren dan wel de belangen van derden schaden.

c. dat de bepalingen en voorschriften op bet bouwen en sloopen niet wolden overtreden.

d. dat de eigenaren van erven of perceelen zooveel doenlijk zorgen voor eene behoorlijke afwatering op de erven of ceelen en de goten, riolen en privaten op die erven of per-ceelen in bekoorlijken staat kouden.

e. dat de gebruikers van erven of perceelen de goten en riolen op die erven of perceelen schoonhouden en waken tegen ver-ontreiniging van den bodem.

Bij ziekte of ontstentenis van den rooiineester wordt, zoo noodig, door liet Hoofd van Gewestelijk Bestuur tijdelijk een plaatsvervanger aangewezen.

Artikel 5.

Tot erlanging der vergunning tot eiken bouw of elke ver-bouwing, dan wel slooping, omschreven in ait. 1, moeten be-Liiighebbetiden (voor zooveel aangaat Inlanders en daarmede ge-lijkgesielden, door tusLchenkoinst hunner hoofden) zich onder overlegging van de noodige plannen en teckeningen, schriftelijk wenden tot het betrokken Hoofd van Plaatselijk Instuur, dat, tot het inwinnen van advies, de aanvrage in handen stelt van den rooiineester, die verplicht is persoonlijk het vereischte plaatselijk onderzoek in te stellen.

Ook kunnen belanghebbenden hun verzoek, desverkiezende, door tusschenkomst van den rooiineester indienen, in welk ge-val deze het, vergezeld van zijn advies, aan het Hoofd van 1'laatselijk liestuur aanbiedt.

M aar het betreft woonhuizen van materialen, als omschreven in art 2 sub e en tot eigen bewoning bestemd, kan de aan-vraag mondeling gedaan worden.

Afsluitmuurtjes, niet hooger dan 0 25 M. op den vlakken grond te plaatsen en niet liet gebouw gehet.1 of gedeeltelijk dragende, brengen hierin geene verandering.

Artikel 0.

Het door den rooiineester uit te brengen advies gaat verge-zeld van eene berekening der door belanghebbende te betalen kosten.

— 180 —

Indien door den rooimeester tot liet weigeren der vergunning wordt geadviseerd, moet hij mededeelen :

a. wat in de aanvraag, het plan, enz. wordt afgekeurd ; b. de gronden van afkeuring.

Wanneer de belanghebbende zieh met de afkeuring bezwaard acht, stelt het Hoofd van Plaatselijk Bestuur de aanvraag, zoo door den aanvrager het verlangen daartoe wordt te kennen ge-geven, in handen van eeue commissie, samengesteld zooveel mo-gelijk uit bouwkundigen, van wie één te benoemen door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur,, één door den rooimeester en één door belanghebbende, ten einde door deze te worden on-derzocht.

De aan dit onderzoek verbonden kosten, zijnde ƒ 5 (vijf gul-den) voor elk lid der commissie komen ten laste van den aan-vrager.

De commissie zendt, binnen 8 dagen na ontvangst van het besluit harer benoeming haar advies aan liet Hoofd van

Plaat-selijk Bestuur, voor het nemen van eeue beslissing op de aan-vraag.

Artikel, 7.

Indien binnen C maanden na den dag, waarop de vergunning, bedoeld bij art. 1 is verleend, met het werk nog geen begin is 'gemaakt, 'wordt de vergunning als vervallen beschouwd, tenzij de redenen van vertraging door het Hoofd van Plaatselijk Be-stuur genoegzaam gegrond worden bevonden, om eeue verlenging van den termijn toe te staan.

De vergunning zal als ingetrokken worden beschouwd, wan-neer bij het bouwen wordt afgeweken van de voorschriften van dit reglement of van eeue krachtens dit reglement of eenige an-dere verbindende verordening, bij de vergunning gestelde voor-waarde.

[n beide gevallen moet eeue nieuwe vergunning gevraagd wor-den, wanneer men de voorgenomen bouwing of slooping nog wenscht uit te voeren.

Artikel 8.

Het bewijs der vergunning wordt aan den belanghebbende niet .ter hand gesteld, dan nadat door hem is betaald hetgeen den

rooimeester, volgens art. 42 van dit reglement toekomt.

Geen werk, tot hetwelk eene vergunning noodig is, mag gonnen worden, dan nadat het betrekkelijk bewijs aan den be-langhebbende is ter hand gesteld, die verplicht is te zorgen dat liet" bewijs steeds bij het werk voorhanden is en op eerste mon-delinge of schriftelijke aanvraag aan den rooimeester en de plaat-selijke Europeesche ambtenaren of beambten van politie vertoond wordt.

— isi —

Het bewonen van steenen woonhuizen mag eerst geschieden ééne maand ua de voltooiing.

Bij eene gedeeltelijke vernieuwing strekt zich dit verbod slechts tot liet vernieuwde gedeelte uit.

Artikel 9.

Bij het verleenen van vergunning tot vernieuwing of herstel-ling wordt als voorwaarde gesteld, dat alles wat buiten de rooi-lijn mocht vallen, daarbinnen wordt teruggebracht, met uitzon-dering nochtans van wat op grond van artikel 10 daarbuiten mocht vallen.

Artikel 10.

Vergunning kau worden verleend tot het aanbrengen van bui-ten de rooilijn over den openbaren weg uitspringende werken, mits minstens 3 meter boven den beganen grond en onder zoo-danige voorwaarden, als voor het belang (1er algemeene veilig-heid, in het belang van sierlijkheid en netheid of ter voorkoming van benadeeling der belangen van derden worden noodig geacht.

Tot alle thans bestaande dergelijke werken wordt geacht tot wederopzegging vergunning te zijn verleend.

Artikel 1 1 .

Ten behoeve van reparation, verbouwingen of nieuwen aan-bouw, mogen tijdelijke stellingen, steigers en schuttingen buiten de rooilijnen aangebracht worden, mits niet verder buiten de rooilijn, dan naar het oordeel van den rooimeester voor het werk noodig is.

In de schuttingen mogen geene naar buiten openslaande deuren worden aangebracht.

I n het belang der openbare veiligheid, kan het Hoofd van Plaatselijk Bestuur het plaatsen van schuttingen als bovenbe-doeld, bij verbouwingen, reparaties of andere werkzaamheden aan de gebouwen gelasten.

De in dit artikel bedoelde stellingen, steigers en schuttingen, moeten op aanzegging door of van wege het Hoofd van Plaatse-lijk Bestuur, of anders na afloop (1er werkzaamheden, onmiddel-lijk verwijderd en de weg weder hersteld worden.

Artikel U.

Het Hoofd van Plaatselijk Bestuur kan tot wederopzegging verdunning verleenen, om langs den openbaren weg bemetselde erf-ingangen, trottoirs of stoepen te maken.

De breedte buiten de rooilijnen en de hoogte van aanleg der stoepen of trottoirs worden door hem bepaald, lettende op de overblijvende breedte vau den weg, in verband met de t i s c h e n van het verkeer. Zij blijven deel uitmaken van den openbaren

— 182 —

weg en er mögen geene hekken, banken, balkonstijlen of der-gelijke op worden aangebracht.

Voor het wegbreken of veranderen dezer stoepen wordt de vergunniug van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur ingevolge art. 1 vereischt.

Artikel 13.

Het is verboden, aan den openbaren weg te bouwen, te ver-bouwen of de fundeering van gever-bouwen of muren te verineuwen, anders dan met inachtneming van de door het Hoofd van Plaat-selijk Bestuur gedane aanwijzing van de rooilijn, vastgesteld door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur of bij gebreke van dien, overeenkomende met de beslaande.

Artikel 14.

Alle muren, kolommen, erf scheidsmuren, bruggehoofden, brug-pijlers enz. moeten op behoorlijke fundeeringen worden opge-trokken.

Op bestaande fundeeringen mag niet worden gebouwd dan met vergunning van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur.

Artikel 15.

De minimum-zwaarte der muren van woon- en pakhuizen be-draagt bij gebouwen :

zonder verdieping . . . . één steen,

met eene verdieping. . . . anderhalven steen, met twee verdiepingen . . . twee steenen,

met drie verdiepingen . . . twee en een halven steen, enz.

voor de onderste verdieping, kunnende in den regel bij elke liooger volgende verdieping, de zwaarte met een halven steen verminderd worden.

Voor binnenmuren en voor scheidsmuren, in welke geen balklagen gelegd worden, bedraagt de minimum-zwaarte een hal-ven steen minder dan de bohal-vengenoemde.

Bij kleine en lichte gebouwtjes zonder verdieping kan het gebruik van halfsteens draag- en buitenmuren door h e t Hoofd van Plaatselijk Bestuur worden toegestaan. I n dit artikel wordt de „steen" gerekend een lengte te hebben van minstens 0.21 meter.

Artikel 16.

Muren mogen nimmer van beneden naar boven in dikte toe-nemen, tenzij met vergunning van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur.

Artikel 17.

In zoogenaamde pedakken en soortgelijke gebouwen moeten

— 183

•de scheidingsmuren tot den nok van liet dak en tegen de dak-bedekking aansluitend worden opgemetseld.

Artikel 18. '

Bij liet bouwen, herbouwen, verbouwen of vernieuwen van kerken, schouwburgen, concert-, muziek- of danszalen en in het algemeen van alle gebouwen, waarin vertrekken van, naar het oordeel van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur, buitengewone afmetingen, voorkomen, dan wel de gebouwen om andere redenen een buitengewoon groot weerstandsvermogen moeten bezitten, zijn de muren, de aard. en de samenstelling der bouwstoffen, de verbinding en bevestiging, zoowel der muren als der bouwstoffen aan elkander, op de steunpunten of de muren, aan de goedkeu-ring van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur onderworpen.

De deuren van kerken, schouwburgen, muziek-, dans- of

ver-gaderzalen moeten naar buiten opendraaien, zonder over dei«

In document POLITIEBEPALINGEN VERZAMELING (pagina 189-195)