• No results found

De Besident van Jogjakarta

In document POLITIEBEPALINGEN VERZAMELING (pagina 92-98)

Overwegende, dat de verordening van den 15en September 1873 tot bevordering van de netheid, de zindelijkheid, de vei-ligheid en de orde in de stad Jogjakarta, afgekondigd in de Javasche-Courant van den 3en October 1873 No. 79, niet vol-doet aan de behoefte van den tegenwoordige!! tijd en derhalve door eene nieuwe verordening moet worden vervangen ;

Overwegende, dat een dergelijke verordening even noodig en nuttig is voor de dessa's en kampougs in het binnenland der residentie als voor die der hoofdplaats zelve en zoowel voor Inlanders, Vreemde Oosterlingen als Europeanen dient verbin-dend te zijn;

Overwegende, dat ter zake de instemming is verkregen van Zijne Hoogheid den Sultan van Jogjakarta en den Pangeran Adipati Pakoealam ;

Gelet op artikel 72 van het Reglement op het- beleid der Regeering van Nederlandsoh-Indië en o,> Staatsblad 1858 No. 17;

Maakt aan de ingezetenen van dat gewest bekend:

Dat door hem is vastgesteld de navolgende verordening:

VERORDENING tot bevordering van netheid, zindelijkheid, veiligheid en orde in de residentie Jogja-karta. (!).

Artikel 1.

De eigenaren van gebouwen of erven zijn verplicht :

a. de gebouwen in behoorlijken en netten staat te houden of te doen honden, en, zoo die van steen zijn opgetrokken, minstens éénmaal 's jaars in de maand J u n i ten genoegen van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur te witten of te doen witten en teren of te doen teren ; (2)

b. te zorgen of te doen zorgen, dat de erven van den open-baren weg 'eu van de aangrenzende erven door een behoor-lijk hekwerk, omheining, muur of levenden pagger geschei-den zijn ;

c. de hekwerken, omheiningen en muren, sub h bedoeld, in hechten en netten staat te houden en zoo noodig — ter (1) Deze verordening is gewijzigd en aangevuld bij verordening van 31 Janu-ari 1902, Javasche-Courant dd.' 14 FebruJanu-ari 1902 No. 13.

(2) Zooals deze alinea a luidt na de wijziging bij verordening van 31 Januari 1902 vd.

— 81 —

beoordeeling van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur — te pleisteren, witten, teren of verven, of te doen pleisteren, witten, teren of verven, en de levende paggers gelijk te snoeien of te doen snoeien en door stevige barnboelatten te bevestigen of te doen bevestigen {l) ;

d. de op de erven aanwezige waterputten tot eene hoogte van minstens 1 M. boven den beganen grond op te trekken of te doen optrekken of wanneer de putten niet gemetseld zijn, deze van eene behoorlijke omheining ter hoogte van minstens 1 M. te voorzien of te doen voorzien ;

e. te zorgen, dat, waar dit door liet betrokken Hoofd van Plaatselijk Bestuur noodig mocht worden geoordeeld, door de erven of gebouwen, slooten, goten of riolen worden aan-gelegd volgens kosteloos te verstrekken aanwijzing van den rooimeesterJ of diens wettigen vervanger en dat de goten van een honten dekplank met ijzeren beugels worden voor-zien ; bij onvoldoenden staat, ter beoordeeling van het be-trokken'Hoofd van Plaatselijk Bestuur, dient in het ge-brekkige der goten, slooten of riolen afdoende te worden voorzien (2) ;

f. de op de erven nabij den openbaren weg staande boomen of de takken daarvan te doen verwijderen, zoodra hunne verwijdering door liet betrokken Hoofd van Plaatselijk Be-stnur is gelast in het belang van de veiligheid, onbelem-merde passage of het onderhoud der land- en waterwegen (2).

Artikel 2.

He gebruikers van gebouwen en erven, of bij ontstentenis van dezen de eigenaren of beheerders zijn verplicht:

a. de erven in netten en ziudelijken staat te houden of te floen houden en te zorgen of te doen zorgen, dat de bewoners der aangrenzende perceelen geen overlast hebben, noch dat de algeineene gezondheidstoestand gevaar loopt, door kwa-lijk onderhoud, verwaarloozing of onzindekwa-lijk gebruik van hun perceel;

b. te zorgen of te doen zorgen dat de goten, riolen of slooten op de erven niet verstopt raken ;

e. (3);

d, gedurende door het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur aan te geven tijden van het jaar, den langs de gebouwen of erven loopenden openbaren weg — waar overburen zijn te halver (1) Zooals deze alinea c luidt na de wijziging bij verordening van 31 Januari (2) Nieuwe alinea's e en ƒ volgeus verordening van 31 Januari 190;! vd.

(3) Aliuea c der oorspronkelijke verordening is ingetrokken bij verordening van 3l'Januari 1902 vd.

— 82 —

breedte, en waar die nie' zijn, te geheeler breedte— des morgens tnssclien S en 10 en des namiddags tusschen -3 eu 5 u u r met rein water te begieten of te doen begieten, voor zoover van wege liet Plaatselijk Bestuur hierin niet wordt voorzien (]);

e. voor zoover bet Bestuur in de wegruiming van liet vuilnis niet voorziet, dit op de erven in kuilen te verzamelen en eiken dag tusseben ren u u r en vier uur des namiddags te verbranden; de kuilen moeten zoo ver mogelijk van den openbaren weg gegraven worden, als de gesteldheid van de erven en de gebouwen toelaat en mogen niet dieper zijn dan eeneu balven meter en zóó aangelegd, dat daarin geen stilstaand water kan achterblijven. Het verbranden mag niet geschieden bij barden wind (2).

Artikel 3.

Het is verboden :

a. binnen de grenzen der hoofdplaats Jogjakarta zonder ver-gunning van bet Hoofd van Plaatselijk Bestuur in liet ge-zicht van den openbaren weg waroengs of andere uitstallin-gen, beestenkralen of stallen, stapelplaatsen of bergloodsen op te richten of te hebben (3) :

b. inlandsche gaarkeukens en uitstallingen of droogbakken voor visch of andere sterk riekende waren op te richten ol' te hebben op plaatsen daartoe niet door liet Hoofd van Plaatselijk Bestuur aangewezen (3) ;

i'. de openbare marktplaatsen als woonplaats ol' nachtverblijf te bezigen, of aldaar 's nachts goederen of Maren achter te laten of te bewaren.

.De verkoopers zijn verplicht bij liet verlaten hunner stand-plaatsen deze schoon te maken.

Waroengs en dergelijke uitstallingen worden daar alleen toegelaten, wanneer plaatselijk niet voldoende in de behoefte aan pasarloodsen is voorzien.

Aan de' van bestuurswege opgerichte pasarloodsen mogen geen afsluitingen, schutsels of daken worden aangebracht (4);

d. latrines t e reinigen of uit te balen, anders dan tusseben middernacht en vijf uur des morgens en na de ffeeale stuf-fen zooveel mogelijk — en zulks ter beoordeeling van liet Hoofd van Plaatselijk Bestuur — reukeloos te hebben ge-maakt ;

(1) Zooals deze alinea d is aangevuld bij verordening van 31 Januari 1902 vd.

(2, Zooals deze alinea e is aangevuld bij verordening van 31 Januari 1902 vd.

(3) Zooals deze alinea's a en /; zijn gewijzigd bij verordening 'van 31 Januari 1902 vd.

(4) Zoaals deze alinea c is aangevuld bij verordening van 31 Januari 1902 vd.

— S3 —

de fsecalé stoffen moeten worden gebracht naar daarvoor door het bestuur aan te wijz°n plaatsen;

het vuilnis in de t u i l e n bedoeld sah e van artikel 2, te laten verrotten of een smeulend vuur in die kuilen te on-derbonden voor één uur en na vier uur des namiddags ; f. vuurwerk in bezit te hebben zonder vergunning van het

betrokken Hoofd van Plaatselijk B e s t u u r }1) ;

ff. zich in drinkwaterleidingen te baden, vee daarin te laten baden of daaruit te laten drinken, zich op den openbaren weg met water uit de drinkwaterleidingen te reinigen of te baden, dan wel die leidingen op eenige andere wijze te . verontreinigen :

h. buffels en ander vee in de dooi- de hoofdplaatsen of des-sa s Loopende waterleidingen te laten baden of loopen;

>• vee, trek-, last- of rijbeesten te laten grazen langs we-gen of op pleinen, niet daarvoor door lief Hoofd van Plaat-selijk Bestuur aangewezen ;

<•>''• vee, trek-, last- of rijbeesten, hetzij geleid of bereden wordende, '1 zij aangespannen, (e laten gaan over wegen of straten, welke daarvoor krachtens een besluit van bet Hoofd van Plaatselijk Bestuur niet bestemd zijn:

l- zonder vergunning van lief Hoofd van Plaatselijk Bestuur affappingen te maken van de door de hoofdplaatsen of dessa s loopende stroomen, behoudens de bevoegdheid, ont-leend aan artikel 629 Burgerlijk wetboek.

Is lief daarvoor noodiir sluisjes in de waterleidingen ie maken, zoo geschiedt dit voor rekening van belanghebben-den, door of van wetre liet Hootd van Plaatselijk Besi uur, terwijl de sluisjes geheel onder contrôle slaan van dat be-stuur, dat de hoeveelheid water bepaalt, die in verband met de belangen van anderen mag afgetapt worden (2);

m. binnen de grenzen der hoofdplaats Jogjakarta in het gezichl van den openbaren wei;- zieh te baden of aan andere natuur-lijke behoefte te voldoen;

ti. huiden en andere kwalijk riekende stoffen, kleedingstukken, waschgoed of beddegoed neder te leggen of te drogen op of in het gezichl van den openbaren weg (-) ;

0. te verkoopen, rond te venten of ten verkoop uit te stallen, levensmiddelen of vruchten, waarvan liet verkoopen, rond-venten of ten verkoop uitstallen door de politie is verbo-den.

'1 Zooals deze alinea ƒ luidt volgens verordening van 31 Januari H>0;> vd.

waarbij de vorige alinea / g e h e e l is ingetrokken.

(2) Zooala deze alinea's / en n zijn aangevuld liii verordening van 31 Januari vd.

84

De politie kan dit verbod alleen uitvaardigen in tijden van bestaande of verwacht wordende-ziekten of epidemiën, in overleg met den eerstaanwezend officier van gezondheid ter hoofdplaatse, elders met den betrokken docter-djawa.

De levensmiddelen of vruchten waarmede de overtreding van dit verbod is gepleegd, worden in beslag genomen en zoolang zij daarvoor vatbaar zijn, voor rekening van den eigenaar en slechts op daartoe door hem gedaan verzoek bewaard, tot tijd en wijle de redenen, welke tot het uit-vaardigen van het verbod geleid hebben, zijn vervallen;

p. in bamboezen woningen de fornuizen anders te plaatsen of te hebben dan op den grond, zoodanig, dat de beschot-ten der woningen beschot-ten minste een halve meter daarvan ver-wijderd zijn;

<-/. binnen twee en een halve meter afstand boven de sub p.

bedoelde fornuizen stellingen te plaatsen of te hebben, en hout of andere brandbare stoffen te bewaren;

r. in bamboezen woningen tegen het beschot of tegen houten of bamboezen stijlen brandende nachtlampjes of zooge-naamde pelita1 s te hangen.

s. binnen de grenzen der hoofdplaats Jogjakarta zonder ver-gunning van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur latrines te hebben of op te richten, aan de oevers van rivieren of aan de kanten van grachten of slooten, waarlangs de open-bare weg loopt (1) ;

t. latrines te hebben of op te richten op plaatsen, waar daar-van door de bnreu overlast wordt ondervonden of waar .ge-gronde verwachting bestaat, dat zulke overlast ondervonden zal worden; de eigenaren of gebruikers van latrines, welke hinderlijk zijn voor de buren, zijn verplicht ze binnen ééne maand na ontvangen aanzegging van het betrokken Hoofd van Plaatselijk Bestuur te doen afbreken en dich-ten dan wel ze in zoodanigcn staat te brengen, dat daar-van geen overlast meer wordt ondervonden (2).

Artikel 4.

Doode dieren moefen door de eigenaren op den dag, waarop zij gestorven zijn, vóór dat zich teekenen van ontbinding voor-doen, begraven worden op daartoe bestemde plaatsen, op zoo-danige diepte, dat er 3 Rij ui. voet grond boven het lijk over-blijft; de grond moet daarna behoorlijk aangestampt worden.

(1) Nieuwe alinea s volgeus verordening van 31 Januari 1902 vd.

(2) Nieuwe alinea rf.volgens verordening van 31 J a n u a r i 1902 vd.

85 —

Wanneer de eigenaar niet bekend is, zal het begraven van het dier op de hoofdplaats door de politie, elders door of van wege de gemeente verricht worden.

Eenmaal begraven zijnde, zullen de lijken niet meer mogen worden opgegraven, tenzij op last van de bevoegde autoriteit.

Artikel 5.

Ter voorziening in spoedige hulp bij brand moet voor boezen woningen aan beide zijden van de hoofddeur een bam-boezen koker met water gevuld en tegen de stijlen aangebonden, aanwezig zijn.

Artikel 6.

Eigenaars of bezitters van honden, die door aanhoudend ge-blaf of door huilen den buren overlast, aandoen, zijn verplicht op eerste aanlegging van de politie, dien overlast te doen op-houden.

Artikel 7.

De rooimeester, zoomede de ambtenaren en beambten der politie zijn bevoegd om van des morgens acht ure tot des na-middags vijf uur zich met bekendstelling van hun qualiteit aan den bewoner of de bewoonster, op de erven te begeven ten einde zich van de naleving der bepalingen dezer verordening te over-tuigen.

Artikel 8.

Overtredingen van de bepalingen dezer verordening worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste ƒ 25 (vijf en twin-tig gulden) of met gevangenisstraf van ten hoogste drie dogen, wanneer de overtreder een Europeaan of niet dezen gelijkgestel-de persoon is, en met eene geldboete van ten hoogste ƒ '25 (vijf en twintig gulden) dan wel met tennrbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor ten hoogste acht dagen, wanneer de overtreder een Inlander of met dezen gelijkgestelde persoon is.

Artikel 9.

Onverminderd de straffen, in het vorig artikel bepaald, zijn de overtreders verplicht, binnen een door het Hoofd van Plaat-selijk Bestuur te bepalen termijn en op daartoe door dat be-stuur gedane aanzegging weg te ruimen of te doen wegruimen, te herstellen of t e " doen herstellen, of alsnog te verrichten of te doen verrichten, hetgeen in strijd met deze verordening is verricht of nagelaten.

Bij niet-nakoming dezer verplichting is liet Hoofd van Plaat-selijk Bestuur, zondeT verdere ingebrekestelling van den

over-— 86 over-—

i reder, bevoegd zulks fce doen plaats hebben ten koste van den

In document POLITIEBEPALINGEN VERZAMELING (pagina 92-98)